Home | Chr. Huygens | < Oeuvres V >

1657-59 , 1660 , 1662-63 , 1664 - 1665 , 1666-68



Vertaling van de

Briefwisseling met R. F. de Sluse



[ 117 ]

No 1257.

R. F. de Sluse aan [Christiaan Huygens].

2 oktober 1664.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Gepubliceerd door C. le Paige in Bull. di Bibliogr. T.
17, p. 609.

    Nobilissime Domine

  Een dubbel exemplaar 1) van de hier bijgevoegde waarneming stuurde mij onlangs de geleerde heer Carlo Dati, en hij vroeg me ervoor te zorgen dat één ervan aan u zou worden gegeven; hij was namelijk


1)  Tegenover de volgende pagina is een fotolithografische reproductie te zien van deze waarschijnlijk unieke plaat [zelfde ex. bij Museo Galileo]; zie bovendien de tekening van Fontana, stuk No. 1305. [Zie ook No. 1306, hier met origineel, HUG 45.]

[ 118 ]

van mening dat deze uw aandacht waard is, omdat met die heel goede kijkers van de Mediceïsche prinsen niets dergelijks bij Jupiter kon worden waargenomen. Hij voegde er ook aan toe dat ter perse was van Famiano Michelini 2), een niet onbekende wiskundige, een in het Italiaans geschreven boekje 3) over het leiden van rivieren, en het eerste deel 4) van de natuurkundige experimenten, de afgelopen jaren gedaan in de Academie van de doorluchtige prins Leopoldo van Etrurië; maar deze dingen zijn u misschien van elders bekend.

  Ik heb werkelijk graag de gelegenheid die zich aanbood te baat genomen, u aan te spreken, tenminste om u de standvastigheid van mijn genegenheid te betuigen, waarover noch tussentijd noch tussenruimte ooit enige macht zal hebben.
Vale Vir praestantissime atque ama

Tuj Obseruantissimum  
Renatum Franciscum Slusium.

  Dabam Leodicj 2 Octobris 1664.


Saturnus, Jupiter De twee platen geven een waardevol bewijs van de uitstekende kwaliteit van de glazen van Giuseppe Campani en ook van de nauwkeurigheid en de verbazende methode van deze gewetensvolle waarnemer.

  Enige bijzonderheden aangaande deze gravure zijn te vinden in het uittreksel van een brief van Campani aan abbé Charles, meegedeeld in de opmerkingen bij een brief van Auzout van 20 oktober 1664 [ed. 1665, p. 34].

Verwijzend naar zijn tekening van Saturnus, enkele maanden eerder gepubliceerd in Ragguaglio di due nuove osservazioni, zegt Campani in deze brief [25 nov. 1664, zie Auzout p. 40] dat hij na het drukken (van Ragguaglio) verscheidene bijzonderheden had opgemerkt bij verschillende waarnemingen die hij had gedaan, en ze in zijn figuur had laten graveren. Ze zijn als volgt:


  1.  Dat de ring aan de buitenkant, namelijk tegen de buitenste omtrek, minder lichtgevend en minder helder is, tot aan het midden van zijn vlak, en dat hij vanaf het midden verder naar de schijf van Saturnus meer lichtgevend is dan dezelfde schijf.
  2.  Dat het uiterste aan de ene kant en aan de andere kant van de schijf aan de bovenkant een beetje overschaduwd lijkt, namelijk minder helder dan de rest van de schijf ..., waarvan ik nooit heb gezegd of geloofd dat het zou komen van de schaduw van de ring, het oordeel ervan overlatend aan de heren Astronomen, terwijl het mij er alleen om gaat punctueel de verschijning te noteren gelijk aan wat ik zie, zonder me met iets anders bezig te houden.
  3.  Dat de ring een beetje beschaduwd wordt door een band dichtbij het verschijnende onderste deel van de Bol.

Uit deze opmerkingen en uit de gravure blijkt dat Campani de door Bond ontdekte donkere ring heeft gezien en getekend*), en dat, hoewel men in zijn tekening niet de scheiding van Cassini ziet, de verdeling van de ring in twee zones van ongelijke helderheid er heel duidelijk in is aangegeven.
donker links en rechts bij rand
[ *)  De 'C-ring'. Zie de wat donkere plekken links en rechts in de figuur ('inverso situ', omgekeerde stand, zoals gezien in de telescoop); Saturnus was in oppositie, zoals in 2017, zie 'Vormen van Saturnus, punt C.
Vergelijk de volgende figuur: Huygens, 8 dec. 1675, zie T. 15, p. 119, fig. 124 ('situs inversus', omgekeerde stand), met in de tekst "de strook c c leek donkerder".]

c c c: donkerder langs hele rand

2)  Famiano Michelini ... [1604-1665] werd professor in de wiskunde te Pisa en wiskundige van prins Leopoldo de' Medici.
3Trattato della direzione de' fiumi ..., Fir. 1664.
4)  Zie het werk van brief No. 1000, n.5 [en No. 1059, n.12].
De schrijver is Lorenzo Magalotti. Cellemio Jacalori [Cellenio Zacclori] gaf er in 1714 een herdruk van, pagina voor pagina, maar die is niet zo mooi als de eerste uitgave.




[ 121 ]

No 1259.

R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.

13 oktober 1664.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord: No.
1262.
Gepubliceerd door C. le Paige in Bull. di Bibliogr. T. 17, p. 610.

    Nobilissime Domine

  Deze eeuw kan inderdaad gelukgewenst worden, zoals u schrijft 1), waarin met zoveel aan de ouden onbekende waarnemingen voor alle wetenschappen groei is gekomen, nu de mensen zijn begonnen niet in een Lyceum, maar in de natuur zelf de kennis hiervan te zoeken.
Dat glazen lenzen worden gepolijst met een draaibank 2) heeft mij niet zo verbaasd toen ik het voor het eerst vernam, maar ik meen dat het zelfs voor Eustachio 3) als iets nieuws kwam, van wie ik overtuigd ben dat hij niet op een andere manier dan de overigen heeft gepolijst, maar dat hij in Rome een nauwkeuriger methode heeft gehad om de mallen te maken, waarin ze geslepen worden. Ondertussen feliciteer ik u ermee, dat de waarheid van uw Systema Saturnium nu buiten alle onzekerheid van controverse is geplaatst; aangezien ze door die telescopen 4) wordt bevestigd, waarvan noch pater Fabri 5), noch Eustachio zelf de uitstekendheid zullen durven ontkennen.

  Het experiment van de illustere Boyle (waarvan ik de beschrijving 6) met een dankbetuiging hierbij heb gevoegd) kwam mij wel nieuw voor, maar niet even verbazend. Want uit dat van u 7), dat u me twee jaar geleden hebt willen meedelen, had ik opgemaakt 8) dat het evenzo zou gaan als Kwik van zijn belletjes bevrijd zou worden.
En hoewel ik toen voor de vuist weg oorzaken van het verschijnsel had aangevoerd, die noch mijzelf 9) noch u 10) tevreden hebben gesteld, toch, zoals vaak uit iets onwaars ook in principe ware conclusies worden afgeleid, is door ondervinding gevonden wat ik had aangegeven dat zou volgen, dat namelijk Kwik zonder belletjes niet zal zakken, en dat er maar één voldoende is om het zakken ervan tot de gewone hoogte te laten gebeuren. Dus ben ik van mening dat er verder onderzoek gedaan moet worden naar de aard van het zo onverwachte verschijnsel, en dat daarom niet


1)  Deze brief van Huygens aan de Sluse, antwoord op No. 1257, is niet gevonden.
2)  [Lat.: 'tornus'.]  De objectieven gemaakt door Campani.     3)  Euschachio Divini.
4)  De waarnemingen van G. Campani. Zie brief No. 1253.     5)  Pater Honoré Fabri.
6)  Waarschijnlijk stuurde Huygens brief No. 1171 [van Boyle, zie No. 1170] aan de Sluse.
7)  Zie brief No. 1065, van 25 sept. 1662.
8)  Zie brief No. 1068.     9)  Zie brief No. 1091.
10)  In Huygens' antwoord op No. 1068. dat we niet hebben

[ 122 ]

de door zoveel redeneringen en experimenten bevestigde overtuiging van het evenwicht van vloeistoffen moet worden opgegeven; maar terwijl deze in de vrije lucht behouden blijft, moet iets anders gezocht worden in deze nieuwe omstandigheden, waarvan de oorzaak van het verschil afhangt; zoals onlangs bij het experiment van Torricelli, toen het gewicht van de lucht in het afgesloten vat te kort leek te schieten, is de elastische kracht op scherpzinnige wijze ervoor in de plaats gezet.

  Een experiment van weinig belang, maar misschien enigszins passend bij deze materie, is dat waarop ik onlangs aan het begin van de zomer kwam. Een nieuw soort thermometer namelijk, niet minder nauwkeurig dan die gewone van Drebbel 11) en makkelijk te maken, waarvan ik niet weet of hij tot dusver iemand in gedachte is gekomen.
Neem een glazen buis van een of andere lengte, aan de onderkant gesloten (de mijne is van drie voet en ongeveer een duim in diameter) en vul die met water dat zo goed mogelijk gereinigd is, waarin gewoon zout, maar wel heel zuiver, wordt opgelost, in een hoeveelheid die nodig bevonden wordt uit wat hierna gezegd wordt.
Er moet namelijk een bolletje worden gemaakt van een stof die zwaarder is dan water (ik heb was genomen, met zand vermengd) en het water moet in een zodanige toestand van zoutheid gebracht worden, dat het bolletje bij het midden van de buishoogte blijft staan. Ik zeg dat, als het buisje onbeweeglijk blijft (aan een muur vastgemaakt namelijk, zoals bij mij), het elke verandering van een warmere of koudere luchtstroom zal aangeven.

  Een of andere Peripateticus zal dadelijk een redenering geven, namelijk dat water door warmte verdund wordt, door koude verdicht; er is dus niets verbazends aan, zal hij zeggen, als door een koudere luchtstroom dat bolletje omhoog zal gaan in een nu dichter gemaakt medium, en daarentegen omlaag zal gaan in een warmer medium. Maar er gebeurt juist het tegengestelde; door koude gaat namelijk het bolletje omlaag, door warmte omhoog.
De oorzaken van dit verschijnsel die bij me opkwamen schrijf ik er niet bij, opdat ik uw beschouwing niet afleid met een vooropgezette mening. Ik teken er alleen bij aan dat het bolletje, voordat het in de buis gedaan wordt, met water bevochtigd moet zijn, opdat niet lucht die er aanhangt en zich tot belletjes verzamelt ons parten speelt. Ook moet je de belletjes die uit de zoutoplossing ontstaan geheel laten verdwijnen opdat ze niet, aan het bolletje vastzittend, dit weer lichter maken; als dit gebeurt zullen ze eraf geschud moeten worden; ze ontstaan namelijk niet opnieuw als er enkele keren afgeschud zijn, zoals ik heb bevonden door een ondervinding van verscheidene maanden, toen ik deze thermometer in mijn studeerkamer heb gebruikt.


11)  Cornelis Jacobsz. Drebbel ... [1572-1633], leerling van de graveur H. Goltzius, met wiens zus hij later trouwde ... Hij legde zich toe op wis- en natuurkunde ... ging naar Engeland, waar James I hem een jaarlijks pension gaf; daarna was hij enige tijd bij keizer Rudolf II, kwam in de gevangenis ... en weer in Engeland.
Hij was alchemist en beweerde de eeuwige beweging te hebben ontdekt, bouwde een duikboot en deed veel voor het verbeteren van lenzen, de microscoop en de thermometer. Hij schreef verschillende werken, enkele malen herdrukt en vertaald en had een groot fortuin en een goede naam. ...
Biot zegt van hem [volgens G. Moll, Geschiedkundig onderzoek naar de eerste uitvinders der verrekijkers (1821), p. 112], waarschijnlijk op gezag van Nollet [Leçons, T. 4, p. 386], dat hij een boer was. Drebbel leek daar slechts uiterlijk op, zoals deze verzen van Constantijn Huygens sr. getuigen:
    Slechts Drebbel heb ik gezien, die uiterlijk aan een Bataafse boer,
    in spreken aan een wijze van Samos en Sicilië doet denken.   [In 'De vita propria'.]
[ 'Journal' van Isack Beeckman, III, p. 439-442: brief van Drebbel aan king James (1613); II, p. 199: thermoscoop; e.a..]
thermometer van Drebbel [ Figuur rechts: Caspar Ens, Thaumaturgus mathematicus (Col. 1636), p. 125-126: "De Thermometra, sive instrumento Drebiliano", zie E. Gerling, 'Historical sketch of instrumental meteorology', in Int. Meteor. Congress, Bulletin, 11.3 (Wash. 1896), p. 688, n.2, met de thermometer van de Sluse genoemd op p. 690.]

[ Huygens beschreef de Sluse's thermometer in No. 1266 aan Moray, die antwoordde (7 nov.) dat deze al bekend was; zie ook Oldenburg aan Boyle, Nov. 3, 1664 (The Works 6, 1772, p. 171), en Hooke aan Boyle, Nov. 10, 1664 (ibid. p. 498): "there were several experiments of this kind prosecuted by you at Chelsea three or four years since."
C. Le Paige. Bull. di Bibliogr. T. 17, p. 705: de Sluse beschreef hem voor Sorbière, 20 febr. 1665 (Ned.);  p. 637-639: de Sluse aan Oldenburg, 3 jan. 1670.]

[ 123 ]

  Hetzelfde heb ik ook ondervonden, en gedurende enige dagen evenzo met succes, toen in het water natron was gedaan, dat toevallig bij de hand was. Maar daar ik geen pneumatische machine heb, betreurde ik het dat ik niet kon beproeven, op welke manier het bolletje zou bewegen als de lucht weggepompt was. U zult het zelf kunnen proberen, als u het belangrijk genoeg vindt, niet alleen in gewoon water, maar ook in dat water, van belletjes gezuiverd, dat minder geneigd is ons parten te spelen, wat ik van die belletjes vreesde.

  Het zou meer werk zijn de andere dingen te vermelden die ik tegelijk heb waargenomen, ik ga dus over naar onze studies, waarin datgene wat u over slingeringen hebt aangetoond 13) schitterend is, en door niemand opgemerkt, naar ik meen. Ik althans heb daar nooit op gelet, en nooit vernomen dat een ander hieraan moeite heeft besteed.

  Met de uitgave van uw Dioptrica zult u aan een algemene wens voldoen, aangezien velen al per brief aan mij hebben gevraagd, of deze nog niet in het licht was verschenen. Ik heb, opdat het niet zou lijken dat ik de Meetkunde helemaal opgegeven zou hebben, deze zomer het volgende heel algemene Probleem op papier gezet.
Gegeven twee uitersten met willekeurige grootte en verhouding, en een willekeurige kegelsnede (zoals een ellips van willekeurige soort en grootte) met behulp van een cirkel twee middelevenredigen te geven. Of, wat niet moeilijker is, bij dezelfde gegeven kegelsnede een willekeurig ruimtelijk Probleem op te lossen. Het zal anderen misschien verbazend lijken, maar niet u, die de aard van die sneden en de macht van het naderen naar oneindig heel goed kent.

  Uw brief aan Campani 14) heb ik toevertrouwd aan de heel goede en geleerde Ricci, die u kent van horen zeggen, meen ik, en ik twijfel er niet aan dat hij door hem zeker gegeven gaat worden. En ik zal niet nalaten bij de volgende gelegenheid namens u onze geleerde Dati hartelijk te groeten.
Het ga u goed, zeer vriendelijke heer, en zorg nauwgezet voor uw gezondheid, die verbonden is met het algemeen nut en waarvan ik het heel zorgelijk vind dat die niet voldoende stevig is.

  Dabam Leodicj 13a 8bris 1664.

Tui Observantissimus  
Renatus Franciscus Slusius.


13)  Zie brief No. 1258.
14)  [Corr. p. 623:]  Zie brief No. 1257a.  [Fragment in Matteo Campani, Horologium, solo naturae motu ... Circinus sphaericus, pro lentibus telescopiorum tornandis, & poliendis (Amst. 1678), p. 47-48].




[ 127 ]

No 1262.

Christiaan Huygens aan R. F. de Sluse.

28 oktober 1664.

Samenvatting in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1259. De SLuse's antwoord: No. 1267.

Ad Slusium

28 Octobris 1664.

  Dank voor de brief aan Campani en de aan Ricci te brengen groet.

  Over zijn thermometer met zout water, dat die langzamer is. Heb ik ondervonden. Maar met een kortere buis. Toch betrouwbaarder dan die van Drebbel. In vacuüm zal er geen verschil zijn.

  Waarom het door warmte stijgt, omdat zout meer met water kan worden gemengd.

  over isochrone slingers heeft pater Fabri 1) gehandeld in een boek van Mousnier 2), maar het meeste heeft hij fout gegeven en hij heeft niets bewezen.

  De algemene regel heb ik voor vlakke en ruimtelijke problemen.

  Over zijn constructie van een ruimtelijk probleen*) met behulp van elke kegelsnede die je maar wilt. Met een willekeurige ellips heb ik vroeger tussen twee gegevenen twee middelevenredigen gevonden, zoals ik toen 3) al te kennen gegeven heb.


1Tractatus de motu locali corporis ex praelectionibus Hon. Fabrij a Petro Mousnerio. Lugduni, apud Joannem Champion. 1646. in-4o.
2)  Petrus Mosnerius (Mousnerius) [Mosnier], doctor in de medicijnen, die de lessen van pater Fabri had gevolgd. Sommigen hebben geloofd dat het een pseudoniem van Fabri was.
[ *)  Lat.: niet 'solutio' maar 'solidi'. In het origineel (HUG 4, f.119r) staat: "probl. sol."]
3)  Zie de brieven No. 414 en 641 [de laatste is van 1668].




[ 131 ]

No 1267.

R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.

4 november 1664.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1262. Huygens' antwoord: No. 1308.
Gepubliceerd door C. le Paige in Bull. di Bibliogr. T. 17, p. 612.

    Nobilissime Domine

  Later dan het behoorde, eergisteren namelijk, heb ik uw brief van de 28e van afgelopen maand ontvangen. De oorzaak van de vertraging is naar ik vermoed, dat hij hier of daar in handen van enigszins nieuwsgierigen is terechtgekomen, die geloofden dat het in hun belang was te weten wat we met elkaar bespreken;

[ 132 ]

want door onoplettendheid van uw bediende is hij voordat hij werd afgesloten aan de koerier geleverd en naar mij gebracht.

  Maar het is goed dat ik hem zo tenslotte ontvangen heb, en dat er door de bemoeiing van die mensen niets is ingekomen dat berispt moet worden.
Mijn thermometer begin ik al te waarderen, sinds ik begrijp dat hij u is bevallen. Vroeger heb ik het bolletje ook met een ijzeren naald doorboord, en om eerlijk te zeggen was dit voor mij de eerste gelegenheid om de thermometer te vinden. Toen ik namelijk een zo voorbereid bolletje in een glazen flesje vol zout water had gedaan, om de beweging van de aarde in het Systeem van Copernicus na te bootsen voor mijn broer 1), konden van hetzelfde bolletje verschillende plaatsen worden waargenomen, wat leidde tot kennis van de zaak die u hebt weergegeven en zo kon ik gemakkelijk de vondst naar voren brengen.
Terecht hebt u ook opgemerkt dat, ook al is hij beter dan die van Drebbel omdat hij niet afhankelijk is van de druk van de lucht, hij voor deze onderdoet omdat hij plotseling opkomende lucht­veranderingen niet aanwijst; hiermee heb ik echter de afgelopen zomer waargenomen dat het bolletje, met verschillende en onzekere bewegingen op en neer gaand, een storm die na een half uur volgde heeft aangekondigd; maar toen was hij niet opgesteld in mijn studeerkamer maar in het venster, blootgesteld aan de vrije lucht.
Hoe het ook zij, uit hetzelfde principe kan een beredenering van veel verschijnselen worden afgeleid; ik laat het evenwel aan uw oordeel over, of dit niet ook het getij van de zee aandrijft, aangezien ik bij de zomerwarmte steeds heb waargenomen dat in een flesje ingesloten water enigszins opzwelt; aangenomen kan worden dat dit ook gebeurt in die onmetelijke vlakten van de Oceaan, die aanhoudend door de zonnestralen worden gegeseld.

  Ik hoop dat u die algemene regel zult publiceren, waarmee u met succes de slinger­middelpunten hebt bepaald, en dat u zult laten zien hoe ver pater Fabri 2) van de waarheid is afgeweken; ik wist niet dat hij over deze dingen geschreven had. Ik herinner me evenwel dat toen ik nog als jongeman in Rome verbleef 3) mij op zijn aandringen door een Franse edelman een probleem is voorgelegd, dat werd gezien als heel moeilijk en door mij niet op te lossen. Het is als volgt.
lijn, punten De gegeven AB zodanig te verdelen in C dat, als gemaakt is dat BC tot CA is zoals CA tot CD, de rechte BD de kleinste is van alle mogelijke.
Wat ik, ook al had ik toen de algemene methode van Maxima en Minima 4) nog niet verworven, toch dezelfde dag heb opgelost met een halve cirkel en een raaklijn. En die vriend van mij 5) zei, dat het door pater Fabri werd gebruikt ter bepaling van stoot­middelpunten, of het juist is of niet zult u gemakkelijk zien.

  De methode waarmee ik die Algemene oplossing van ruimtelijke Problemen heb gevonden


1)  Zijn tweede broer, Pierre Louis baron de Sluse, rechtsgeleerde ... [-1710]; verdedigde zijn theses in 1657; trouwde met Marie Marguerite de Boilleau; hield zich bezig met de schone letteren.
2)  Zie het werk van brief No. 1262, n.1.     3)  Van 1642 tot 1650.
4)  zie de brieven No. 397, 398 en 399.
5 Misschien Petrus Mosnerius, zie brief No. 1262, n.2.  [Add. p. 619 (bij T. 1, p. 48, n.9), p. 623.]

[ 133 ]

is dezelfde als die ik in mijn Mesolabum heb gevolgd, maar vermeerderd tot in het oneindige. Ik heb namelijk aangetoond dat er oneindig veel cirkels te geven zijn, met elke waarvan oneindig veel ordinaten van een hyperbool of ellips het probleem oplossen, terwijl ik het eerder had beperkt tot een enkele die een rechthoek van gegeven lijnen insluit.

  Dit zou misschien gepubliceerd worden 6), als ik tijd zou hebben uiteen te zetten wat ik bedacht heb, en als de ijver van vakmensen die er bij u is, ook hier aanwezig zou zijn. Wat er ook van komt echter, ik zal het voor alles aan u meedelen. Ik teken slechts vooraf aan, dat met deze methode allerlei problemen worden geconstrueerd zonder herleiding, wat een grote besparing zou zijn voor degenen die graag dikke delen over Meetkundige zaken schrijven; uit die oneindig veel oplossingen zouden ze immers de meer aangename kunnen kiezen en ze, terwijl de kunst van het vinden verborgen blijft, als bewijs van hun kunnen aan de wereld opdringen.

  Naar aanleiding van uw Dioptrica zal ik het volgende Probleem toevoegen, dat ik vele jaren geleden heb opgelost en afgebakend, en ik twijfel er niet aan dat u hetzelfde ook hebt gedaan.
halve cirkel, lijnen In de halve cirkel AFB, waarvan het middelpunt D is, vanuit een gegeven punt G een rechte GF te laten gaan, zodanig dat de twee normalen FH en DE een gegeven verhouding hebben.
Dit kan inderdaad met oneindig veel hyperbolen of ellipsen met een gegeven cirkel geconstrueerd worden met onze methode, maar bovenal bieden zich aan één parabool en ellips die aan het voorgestelde voldoen a).

  Maar dit wel tot zover; er is namelijk iets anders dat mij meer aangaat en waarbij ik uw medewerking nodig heb, en met een beroep op onze vriendschap vraag ik u met nadruk mij deze te geven. Het afgelopen jaar is hier langs gekomen de geleerde heer Samuel Sorbiere, en hij bezocht mij omdat ik hem door aanbeveling van vrienden bekend was. Er is veel over u gesproken, hij had u in Engeland achtergelaten, en over andere geleerde heren en onder anderen over de bekende Hobbes, van wie hij enige te publiceren werkjes 7) naar uw drukkers had meegebracht, naar hij zei.

  En daar hij bij zich had een exemplaar van de verdubbeling van de kubus met vlakken, dat hij voorbereidde voor uitgave, heeft hij mij willen vragen het te bekijken. Dat heb ik gedaan, en terstond kwam een valse redenering te voorschijn; toen ik dit aan Sorbiere had aangewezen, stond hij erop dat ik die dingen op papier zou zetten, die het meest met de zaak te maken leken te hebben. Dit heb ik ook niet kunnen weigeren, en ik heb laten zien hoe uit de gedachtengang van de schrijver volgde, dat tussen gegeven uitersten bij verdubbelde verhouding de grootste van de middelevenredigen gelijk was aan de som van de uitersten min het gemiddelde daartussen, wat ik heb weerlegd als zijnde onjuist, en bovendien heb ik met de aangewezen bron van de valse redenering de logische ongeldigheid van het bewijs zichtbaar gemaakt.


6)  Zie het supplement 'de Analysi' bij de tweede uitgave van Mesolabum, 1668.
7)  Het enige werk van Hobbes dat in die tijd werd uitgegeven bij de Elzeviers is: Elementa Philosophica de Cive ..., Amst. 1669.  [Bij J. Blaeu: Opera philosophica, Amst. 1668.]

[ 134 ]

Deze kritiek van mij heeft onze Sorbiere meegedeeld aan de schrijver, die in een heel lange Brief heeft getracht zijn fout te verdedigen, maar met zulke redeneringen die de grondslagen van de hele Wiskunde zouden ontwrichten. Ik heb met weinig woorden geantwoord, meer om Sorbiere tevreden te stellen, dan dat ik hoopte dat een zo onmeetkundige man zijn vooringenomen mening zou opgeven. En sindsdien hebben we al wel bijna een jaar gezwegen, zodat ik geloofde dat dit geschil aan de vergetelheid was prijsgegeven; toen mij onlangs verteld werd dat Hobbes daarover een verhandeling heeft uitgegeven 8).
Ik zou het zeker onaangenaam vinden als hij mij weer zou uitdagen te schrijven, vooral in een zaak van zo weinig belang. Dus kom ik bij u met de vraag of u, als dit geschrift toevallig in uw handen valt (wat ik geloof dat zal gebeuren), mij ervan op de hoogte stelt wat het bevat, en of het mij vermeldt. Want als het zonder naam alleen zijn bewijs verdedigt, kan het mij weinig schelen, behalve dat ik het als een voorrecht zal beschouwen als u mij over de hele discussie uw mening wilt geven.
Vale Vir praestantissime.

  Dabam Leodicj 4ta 9bris 1664.

Tui Observantissimus  
Renatus Franciscus Slusius.


 a)
halve cirkel, lijnen, formules

8)  We kennen geen werk van Hobbes uit deze tijd.  [De principiis et ratiocinatione geometrarum, Lond. 1666, p. 73: "quis fuit ille qui alia methodo duplicationem Cubi demonstravit", wie heeft de verdubbeling van de Kubus met een andere methode bewezen.]
9)  Met b als de straal van de gegeven cirkel, voert Huygens een lijn c in, zodanig dat  b : c  de gegeven verhouding is. Dan komt hij op een vergelijking tussen b, c, a en x, op twee manieren de koorde berekenend die de Sluse heeft aangeduid met FG in de figuur van p. 133.
Een eerste uitdrukking wordt verkregen door middel van de afstand DE, die gelijk is aan  c/b × FH;  en men vindt een tweede uitdrukking door beschouwing van de rechthoekige driehoek waarvan FG de hypotenusa is en waarvan een zijde evenwijdig is aan de diameter AB.




[ 175 ]

No 1292.

R. F. de Sluse aan [Christiaan Huygens].

26 december 1664.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord: No.
1308.
Gepubliceerd door C. le Paige in Bull. di Bibliogr. T. 17, p. 615.

    Nobilissime Domine

  De 6e van deze maand schreef de geleerde Ricci me dat hij mijn brief had ontvangen in Tusculum, en dat hij ervoor gezorgd had dat de brief die u voor Matteo Campani had afgegeven 1) onmiddellijk daarop zou worden overhandigd. Doch daar deze niet in Rome was (hij was namelijk naar zijn vaderland 2) teruggegaan, zoals hij toevoegt) had hij hem aan de zorg van zijn broer Giuseppe 3) toevertrouwd, die gelukkige wonderbouwer van optische buizen. Ik vond dat ik u hiervan op de hoogte moest stellen opdat u, als u soms nog geen antwoord had ontvangen, de oorzaak van deze noodzakelijke vertraging zou weten.
Ongeveer twee maanden geleden heb ik u het verhaaltje geschreven 4) van mijn schermutseling met de geleerde Hobbes, dat ik niet herhaal, daar ik verwacht dat mijn brief u heeft bereikt en op grond van uw stilzwijgen ervan overtuigd ben, dat het een gerucht zonder grond is wat mij was verteld over een boekje, uitgegeven door de geleerde Hobbes.

  Een blik op de Komeet*) zoals ik zou wensen, wordt mij tot nu toe onthouden zowel door naburige gebouwen, als wel het meest door die regen en die stormachtige hemel. Uit een relaas van Leuvenaren heb ik begrepen dat, toen hij onlangs tussen Crater en Corvus is waargenomen, de staart zich uitstrekte over achttien hele graden. Iets betrouwbaarders zult u aan de letterkundige wereld voorleggen als u kon genieten van een meer genadige hemel, of tenminste onze waarnemers in Rome, die met die nauwkeurige telescopen misschien ook de materie zelf van de komeet hebben kunnen opsporen.
Het ga u goed, voortreffelijke heer, bij het begin van dit nieuwe jaar, dat ik u van harte voorspoedig en gelukkig toewens, met een lange reeks andere jaren

Tui observantissimus  
Renatus Franciscus Slusius.

  Dabam Leodicj 26 Xbris 1664.


1)  Van deze brief, van 6 okt. 1664, kennen we slechts een gedeelte, zie No. 1259, n.14.
2)  Hij was geboren in Spoleto.     3)  Giuseppe Campani.
4)  Zie brief No. 1267.     [ *)  Zie stuk No. 1302.]


[ 192 ]

No 1303.

R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.

2 januari 1665.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord: No.
1308.
Gepubliceerd door C. le Paige in Bull. di Bibliogr. T. 17, p. 615.

    Nobilissime Domine

  Zie, daar ben ik weer, maar met het antwoord van Campani, dat ik eergisteren heb ontvangen van mijn geleerde Ricci, over wie ik de afgelopen week aan u heb geschreven 1). Als u verder nog wilt dat er voor iets wordt gezorgd, zal ik het een voorrecht vinden als u het laat weten; voor mij zal namelijk de gelegenheid altijd heel welkom zijn, zelfs bij de geringste zaak, waarbij ik kan betuigen van harte te zijn

Tui observantissimum  
Renatum Franciscum Slusium.

  Dabam Leodicj 2da anni 1665.
Quem tibi faustum ac felicem rursus apprecor.


1)  Zie brief No. 1292.


[ 196 ]

No 1308.

Christiaan Huygens aan R. F. de Sluse.

5 januari 1665.

Samenvatting in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1267, 1292, 1303. De SLuse's antwoord: No. 1330.

Slusio

5 Janvier 1665.

  Naar Engeland geschreven over wat hij wilde weten van Hobbes 1), geen antwoord daarover ontvangen, opnieuw geschreven 2).
Dank voor de zorg voor de brieven. Campani laat me een andere weg zien 3). Dat Fabri herroept; waarneming opnieuw sturen. Mijn waarneming van de komeet 4); telescopen helpen weinig.


1)  Zie de samenvatting van brief No. 1274. Maar er staat bij: "vergeten".
2)  Zie brief No. 1325.     3)  Zie brief No. 1304.     4)  Zie stuk No. 1302.


[ 239 ]

No 1330.

R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.

13 februari 1665.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1308. Huygens' antwoord: No. 1333.
Gepubliceerd door C. le Paige in Bull. di Bibliogr. T. 17, p. 615.

    Nobilissime Domine

  Gisteren heb ik van de doorluchtige prins Leopoldo van Etrurië een brief ontvangen, waarin hij te kennen geeft dat hij de waarnemingen wenst van de laatste Komeet die in deze streken zijn gedaan. En aangezien ik die welke ik had, al enige weken geleden heb gestuurd, kom ik bij u met de vraag of u, als bij u iets wordt gevonden waarmee aan de wens van de doorluchtige en ontwikkelde prins kan worden voldaan, mij ervan deelgenoot wilt maken; tenzij u het misschien zelf gaat sturen of ook al gestuurd hebt.
Bij zijn brief aan mij heeft hij enige waarnemingen gevoegd die in Florence, Rome 1), Bologna 2) en Venetië 3) zijn gedaan die u, als ze toevallig nog niet van elders naar u zijn gekomen, van mij zult ontvangen wanneer u wilt.
Vale Vir praestantissime meque ama ut soles. Dabam Leodicj 13 februarij 1665.

Tui observantissimus  
Renatus Franciscus Slusius.

Nobilissimo et Clarissimo Viro
D. Christiano Hugenio de Zulichem &ca.
  VI           A la Haye.


1)  Zie over deze waarnemingen de volgende werken:
a)  A.F. de Gottignies, De figuris cometarum qui annis 1664, 1665, et 1668 apparuerunt, cum brevissimis animadversionibus, Rom. 1668. in-4o.
b)  A. Kircher, Kurzer Bericht von dem Kometen, Rom. 1665. in-4o. [Lat.]
c)  J. D. Cassini, Theoria motüs cometae anni 1664. pars prima. Cum novo investigationis methodo, tum in eodum tum in Cometa anni 1665 ad praxim revocata, Romae 1665. in-4o.

2)  Geminiano Montanari, Cometes Bononiae observatus Anno 1664 & 1665. Astronomicophysica dissertatio, Bononiae 1665. in-4o.
3)  Gaudenzio Brunacci, De pseudostellˆ seu Cometa, quae apparuit anno Domini 1664. Mense Decembris Disquisitio astrplogica, Ven. 1665, Venetiis. in-8o.
De schrijver was een medicus, die in Venetië woonde en aan astronomie deed.


[ 241 ]

No 1333.

Christiaan Huygens aan R. F. de Sluse.

24 februari 1665.

Samenvatting in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1330. De Sluse's antwoord: No. 1364.

Slusio

24 Febrier 1665.

  Ik verwacht waarnemingen uit Leiden, ik heb geen andere die voor prins Leopold van waarde zijn. Pijn in de zij*). Wat ik heb gevonden over de overgang en plaats van de komeet en dat hetzelfde zo door Wren 1) wordt gevonden.
Ik geef uit de voorschriften voor zeelieden 2) over het gebruik van uurwerken, dat nu bij ondervinding goed bevonden is. Ik zal een exemplaar sturen als hij onze taal begrijpt. Over de wonderlijke sympathie 3) van mijn uurwerken, onlangs ontdekt.


[ *)  Vergelijk No. 1335 (26 febr.) aan vader, eerste zin: "Douleur du costŽ", en "Ayant estè obligè de garder la chambre pendant quelques jours".]
1)  Wren die zich, in de Royal Society, speciaal met de komeet bezighield.
[ Zie No. 1329: baan tussen die van Aarde en Mars.]

2Kort Onderwys aengaende het gebruyck der Horologien tot het vinden der Lenghten van Oost en West (1665) [txt]; zie brief No. 1290, n.9.
3)  Dit is de eerste keer dat Chr. Huygens deze waarneming vermeldt; er zal nog vaak sprake van zijn in de correspondentie. Zie brief No. 1335.  [T. 17, p. 183-187; Ned.]


[ 288 ]

No 1364.

R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.

27 maart 1665.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1333. Huygens' antwoord: No. 1373.
Gepubliceerd door C. le Paige in Bull. di Bibliogr. T. 17, p. 616.

    Nobilissime Domine

  Al lang ben ik nu antwoord verschuldigd op uw brief van de 24e van de afgelopen maand, omdat er nog enige hoop was dat het zou gebeuren dat u intussen iets zou ontvangen van de geleerde heren Golius en Kechel [<]; maar uit uw zwijgen maak ik op dat er niets meer verwacht moet worden. Ik wil namelijk liever geloven dat dit de oorzaak daarvan is, en niet de pijn in de zij, waardoor u onlangs bent overvallen zoals ik tot mijn verdriet begrepen heb.
  Graag feliciteer ik u dus met de naar ik hoop teruggegeven gezondheid; en dat het zo is, en dat deze dit jaar en meer jaren stevig voortduurt, dat vraag ik dringend aan de allerhoogste God.

  Over de plaats van de Komeet doe ik nog geen uitspraak totdat ik nauwkeurige waarnemingen ontvang, zoals ze in deze zaak lijken te worden vereist. Met Hevelius heb ik geen briefwisseling; van Riccioli evenwel worden er wel wat verwacht door een vriend 1) van hem hier van dezelfde


1)  Antoine Bouvill [Bonville] (Taurill, Terill) ... [1623-1676] werd Jezuïet in 1647 ... Loretto ... Parma ... professor in theologie en wiskunde aan een Engels college te Luik.
Problema mathematico-philosophicum tripartitum De Termino magnitudinis ac Virium in Animalibus, Parma 1660. in-8o.

[ 289 ]

Societeit 2), en als hij mij er deelgenoot van maakt, zoals hij heeft beloofd, zal ik ze dadelijk naar u sturen. Een efemeride gelijk aan die van Auzout 3) had ik al lang voor mezelf opgesteld, ja zelfs geheel dezelfde als de beweging van de Komeet op 23, 24 en 25 december wordt weggelaten, waarbij we wat te veel verschillen. Of het door een rekenfout is of door een verschil van hypothese ga ik niet na.
Onder alle meningen over de beweging van Kometen is mij altijd wel het best bevallen die van de rechte en gelijkmatige beweging, waartoe ik ook van een aantal kometen, waarvan we waarnemingen hebben, de beweging heb onderzocht en met enig succes. Maar bij de Hypothese van Tycho of liever van Longomontanus°), daartoe was ik namelijk aangetrokken door de gemakkelijkheid van de berekening (ik heb namelijk van nature een hekel aan getallen), moeten met een gegeven beweging van twee dagen andere kunnen worden verkregen, alleen door optelling of aftrekking, met een methode die u hebt opgemerkt of zonder moeite zult opmerken.
Zoals te zien is bij de komeet van 1590: genomen de beweging van de 1e en 2e maart van 37° 17' naar 2° 48', zoals die aan Tycho verscheen, heb ik een efemeride geconstrueerd die bijna niet verschilt van die van Tycho, behalve op de dagen 25, 26 en 27 februari daarvoor, waar het verschil oploopt tot 6 of 7 minuten. Maar Tycho heeft de beweging van die dagen zoals u weet niet uit waarnemingen bepaald, maar door analogie en op papier. De zaak is evenwel onzeker en hierbij geldt nog de gebruikelijke formule van de Pyrronisten: "ik schort mijn oordeel op en overweeg het"#).

  De wonderlijke sympathie van uw Uurwerken heeft mij evenals u verbaasd, en ik heb er een voorgevoel van, dat welke proef het ook is die u ook voorbereidt om lengten te bepalen, deze succesvol zal zijn. Ik durf me er niet op te beroemen dat ik uw taal beheers, maar ik ben er niet zo onbekend mee dat ik er niet op vertrouw uw boekje hoe dan ook te kunnen begrijpen.
  Daarom zal ik verklaren u heel veel dank te moeten betuigen, als u er mij deelgenoot van wilt maken.
Vale Vir Nobilissime meque constanti semper affectu crede

Tui Observantissimum  
Renatum Franciscum Slusium.

  Dabam Leodicj 27 Martij 1665.


2)  De Societeit van de Jesuïten.
3)  De Sluse heeft deze Ephemeride [1665] naar S. Sorbière gestuurd. Zie Aanhngsel No. 1365.
[ Stephen Shapin, A Social History of Truth, p. 269: "a document of great boldness ... a table of position predictions"; zie Phil. Trans., Numb. 1, eind: "Philosophical Prophet".]

[ °)  Longomontanus, Astronomia Danica, Amst. 1622, 1640, App. p. 4: de rechte lijn van Kepler is niet volgens de natuur, kometen lijken wat op planeten, een cirkel is waarschijnlijker.
Zie ook de bespreking van deze komeet in T. 19, p. 284. Huygens aan Auzout, 12 febr. 1665 (T. 5, p. 230): "de baan van de komeet enigszins te krommen" is beter dan versnellen of vertragen.]

[ #)  Gr.: 'epechô kai diaskeptomai', Lucianus, 'Biôn Prasis' / 'Vitarum auctio', 27, Gr.
Engl.: "It is a difficult case... I reserve my decision"; Ned.: "Dat denk en overweeg ik".]


[ 303 ]

No 1373.

Christiaan Huygens aan R. F. de Sluse.

3 april 1665.

Samenvatting in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1364. De Sluse's antwoord: No. 1388.

Slusio

3 April.  

  Nadat ik er lange tijd dringend om had verzocht, heb ik ze niet zo nauwkeurig bevonden als ik gehoopt had. Door ze namelijk zorgvuldig te bekijken heb ik gevonden dat ze op veel plaatsen niet in orde zijn, en ook in de benaming van de sterren is ergens een vergissing gemaakt, zoals ik heb aangetekend bij de waarnemingen van 15 december. Ik stuur ze hoe dan ook, zodat u, als ze het u waard lijken, ervoor kunt zorgen dat ze beschreven worden, waarna u ze mij terugstuurt.
Ik voeg erbij een gedeelte van een brief van Auzout 1), waaruit u iets kunt vernemen over de teruggaande beweging van de komeet, welk verschijnsel hij misschien als enige heeft waargenomen, want ik althans, toen ik de komeet begin februari bij heldere hemel tevergeefs had gezocht, heb ervan afgezien hem verder waar te nemen. Op welke plaats ik hem zet, in de brief 2) aan Thevenot.


1)  Misschien brief No. 1346 [van 6 maart 1656].
2)  Zie brief No. 1317 [van 29 jan. 1665].


[ 324 ]

No 1388.

R. F. de Sluse aan [Christiaan Huygens].

10 april 1665.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1373.
Gepubliceerd door C. le Paige in Bull. di Bibliogr. T. 17, p. 617.

    Nobilissime Domine

  Hier hebt u de waarnemingen uit Leiden 1), waarvan ik vandaag een kopie aan de doorluchtige prins Leopoldo heb gestuurd, met vermelding van uw naam, en waarvoor ik u heel veel dank zeg, al ben ik met u van mening dat ze niet gemaakt zijn met de nauwgezetheid die verwacht had kunnen worden. Ik beken u ook veel verschuldigd te zijn voor het afschrift van de brief van Auzout 2), zoals ook voor uw boekje 3); dat ik echter tot dusver zelfs niet een heel klein beetje heb kunnen beoordelen, zozeer word ik al enkele dagen door zoveel zorgen afgeleid.
Ik zal het doen wanneer de rust is weergekeerd, en ik zal bezien hoeveel de baan van de komeet gebogen behoort te worden, om overeen te stemmen met de hypothese waarover ik u had geschreven 4). En wat u over de afstand opmerkt, ik geef toe dat dit inderdaad een privilege is van het systeem van Copernicus, terwijl die bij de andere alleen met parallaxen verkregen kan worden.

  Zal ik toevoegen dat ik mijn dienst aanbied om te zien of er in dit land iets te vinden is voor het lenigen van uw kwaal? Maar ik vrees dat ik belachelijk lijk, aangezien wij gewoon zijn geneesmiddelen van u te vragen. Toch vermoed ik dat die pijn in de zij waarover u schrijft er zo één is, waarbij de zuurachtige wateren van Spa kunnen helpen, naar de medici zeggen. En als het zo is,


1)  Deze waarnemingen zijn niet gevonden. Zie brief No. 1373.
2)  Zie brief No. 1346.     3Kort Onderwys ... [>]     4)  Zie brief No. 1364.

[ 325 ]

en als het niet toevallig ontbreekt bij de bron zelf, waaruit het zuiverste water wordt gedronken, ga er naartoe; gebruik alstublieft mijn dienst, ik zal er namelijk voor zorgen dat er water in voorraad is met die zorgvuldigheid en betrouwbaarheid die uw talent verdient.
Vale Vir Amicissime atque ama ut soles

Tuj observantissimum  
Renatum Franciscum Slusium.

  Dabam 'autoschediasi'*) Leodicj 10 Aprilis 1665.


[ *)  Geïmproviseerd.]


[ 333 ]

No 1393.

R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.

17 april 1665.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Gepubliceerd door C. le Paige in Bull. di Bibliogr. T.
17, p. 617.

    Nobilissime Domine

  Op diezelfde dag dat ik u onlangs heb geschreven 1) is mij verteld dat er weer een Komeet verschijnt, een nieuwe of dezelfde, maar helderder dan een gewone, in het hoofd van Andromeda. Ik heb hem de volgende dag gezien, maar (wegens de ongeschikte ligging van mijn woning) niet voor de dageraad; door het licht daarvan verdwenen de sterren en er was nauwelijks iets waar te nemen. Toen heb ik wat waarnemingen gekregen van de paters van het Engels College 2), die 3) ik u stuur als ze soms bruikbaar kunnen zijn; van hen heb ik ook vernomen dat pater Riccioli, bijna de hele winter door ziekte verhinderd, zich er niet op heeft kunnen toeleggen de komeet waar te nemen.
Vale Vir praestantissime, et quo soles affectu prosequere

Tuj observantissimum  
Renatum Franciscum Slusium.

  Dabam Leodicj 17 Aprilis 1665.

Nobilissimo et Clarissimo Viro
D. Christiano Hugenio de Zulichem &ca.
  VI           A la Haye.


1)  Zie brief No. 1388.
2)  Aan dat Engelse Jezuïeten-college gaf les in de astronomie Franciscus Hall [Francis Line, niet in 1665].
3)  Zie het Aanhangsel No. 1334.


[ 334 ]

No 1394.

R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.

[april 1665].

Aanhangsel bij No. 1393.

Het stuk is in Leiden, coll. Huygens.
Gepubliceerd door C. le Paige in Bull. di Bibliogr. T.
17, p. 617.

  Een andere Komeet is gezien in Luik op 11 april 1665, voor het eerst waargenomen op de 11e om 3 uur in de ochtend volgens het uurwerk. En hij leek gelijk aan de vorige of liever groter, in elk geval veel helderder.

  Hij stond 33° 30' van de heldere ster op de zetel van Cassiopeia 1); 12° 14' van de heldere op de rechterschouder van Pegasus en waar het been begint 2). Hij was dus in het hoofd van Andromeda, ongeveer 3° 45' ten westen en wat ten zuiden van de heldere die daar staat.

  De 12e april is hij door wolken niet gezien.
  De 13e omstreeks 3½ uur volgens het uurwerk is hij gezien verminderd van licht en grootte, wegens de dageraad, 19° 41' van dezelfde ster op de schouder van Pegasus, 31° 53' van dezelfde in Cassiopeia, de hoogte hiervan was oostelijk en ½ uur voor de waarneming 32° 30'. De komeet was dus gekomen bij de linkerschouder van Andromeda, bijna 2° van de zuidelijkste van de twee die daar staan 3), naar het zuiden en een beetje naar het westen.
  Op 14 april stond hij 22° 15' van dezelfde op de schouder van Pegasus en 31° 56' van dezelfde op de zetel van Cassiopeia; de hoogte hiervan was 34° 18' oostelijk. De komeet was dus gekomen bij de oksel van Andromeda, ongeveer 2° 15' naar het oosten en iets ten zuiden van de zuidelijkste van de twee op de linkerschouder van Andromeda.
  De 15e april stond hij 25° 15' van dezelfde ster op de schouder van Pegasus en 33° 4' van dezelfde in Cassiopeia, de hoogte was die van Arcturus 39° 58'. Hij was dus in het noordelijke deel van Vissen, vlak onder de zuidelijkste ster van de driehoek in de kop ervan 4).
  Deze waarneming kan niet nauwkeurig zijn geweest, wegens de lichtbreking, de komeet was namelijk dichtbij de horizon, en ze kon niet uitgesteld worden wegens het opkomende licht van de dageraad.
  De 16e is hij gezien, omstreeks 3½ uur in de ochtend opkomend, maar als een zwak schijnsel wegens het licht van de dageraad, waardoor het niet mogelijk was de afstand ervan tot andere sterren waar te nemen.


1β van Cassiopeia.     2β van Pegasus.
3)  Deze twee sterren zijn δ en ε van Andromeda, waarvan de laatste het meest zuidelijk is.
4τ van Vissen.
[ Vergelijk de waarnemingen van Huygens (12-18 april) in T. 15, p. 87-90.]


[ 473 ]

No 1452.

R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.

27 augustus 1665.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord: No.
1456.
Gepubliceerd door C. le Paige in Bull. di Bibliogr. T. 17, p. 618.

    Nobilissime Domine

  De hierbij gevoegde Astronomische Brief 1) heb ik gisteren uit Rome ontvangen van de geleerde Ricci. En hij vraagt, uit naam van zowel zichzelf als van vrienden die daar op hemelverschijnselen letten, dat ik deze onmiddellijk naar u zend, namelijk opdat u met die nauwkeurige telescopen van u kunt waarnemen, of de uitkomst zal overeenkomen met de voorspelling van de schrijver 2). Wat mij aangaat, ik beken dat ik die instrumenten mis, die ons zo dichtbij de hemel brengen. Daarom zal ik graag experimenten van anderen bijstaan, maar vooral die van u, waarvan de nauwgezetheid mij allang bekend is.

  Als u dus tijd hebt, en als de hemel het begunstigt, wilt u er dan alstublieft geen bezwaar tegen hebben deze werkzaamheid toe te voegen aan de overige, die u tot dusver hebt verricht om de Astronomie verder te brengen.
  Vale Vir Clarissime meque perenni affectu crede

Tuj observantissimum  
Renatum Franciscum Slusium.

  Dabam Leodicj xxvii Augustj MDCLXV.


1)  Het werk van brief No. 1304, n.5a ['Lettera astronomica di Giov. Dom. Cassini al Signor abbate Falconieri sopra l'ombre de' pianetini Medicei in Giove', Roma 1665 (22 juli), in-folio; zie ook bij No. 1492 hierna.].
2)  G. D. Cassini.


[ 477 ]

No 1456.

Christiaan Huygens aan R. F. de Sluse.

11 september 1665.

Samenvatting in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1452. De Sluse's antwoord: No. 1478.

Slusio

11 Septembris.  

  Dank voor het zenden van de brief van Cassini. Ik had gehoopt waarnemingen te sturen, maar ik heb nog niets gezien. Ik zal schrijven wat hierna zal slagen. Als er niets is, zal ik Campani feliciteren met de voortreffelijkheid van zijn kijkers, en ik zal proberen of ik gelijke kan maken.
Dat ik een uitvinding heb gevonden om de volmaaktheid van de hyperbolische vorm na te streven voor bolvormige lenzen die elkaar corrigeren in een telescoop die met slechts twee lenzen is samengesteld. [>]
Dat hij de voortreffelijke heren, Ricci met name, bedankt omdat ze mij deelgenoot hebben willen maken.
Ik ben ham verschuldigd voor de waarnemingen van de Komeet.



[ 499 ]

No 1478.

R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.

9 oktober 1665.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1456. Huygens' antwoord: No. 1492.
Gepubliceerd door C. le Paige in Bull. di Bibliogr. T. 17, p. 618.

    Nobilissime Domine

  Toen ik enige dagen uit de stad was geweest, heb ik bij terugkomst uw brief gevonden, tegelijk met de reeks toegevoegde waarnemingen*), die ik meteen naar Rome heb gestuurd. Ik heb de geleerde Ricci ook gevraagd de in Italië gedane waarnemingen, en een Efemeride, als


[ *)  Zie T. 15, p. 91-92: waarnemingen van de manen van Jupiter op 1, 11, 19, 26, 27 sept. 1665; bij die van 26 sept. was een schaduw te zien, zie No. 1473, aan Thevenot (1 okt.), No. 1508 aan Moray.]

[ 500 ]

de geleerde Cassini soms een andere zou uitgeven, aan ons te willen meedelen; ik twijfel er niet aan dat hij dit volgens zijn gebruikelijke vriendelijkheid zal doen.

  Ik word beheerst door een groot verlangen uw Dioptrica te zien, ik vraag u met nadruk deze te publiceren. Ondertussen verklaar ik veel aan u verschuldigd te zijn, als u mij de verhouding te kennen wilt geven van de lichtbreking van lucht naar glas, die u zonder twijfel nauwkeurig hebt opgenomen. Maar het moet u goed uitkomen, er is namelijk geen haast bij.
Vale Vir Nobilissime meque constantj semper affectu credito

Tuj observantissimum  
Renatum Franciscum Slusium.

  Dabam Leodicj 9a Octobris 1665.

Nobilissimo et Clarissimo Domino
D. Christiano Hugenio de Zulichem &c.
  VI           A la Haye.



[ 525 ]

No 1492.

Christiaan Huygens aan R. F. de Sluse.

6 november 1665.

Samenvatting in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1478. De Sluse's antwoord: No. 1506.

Slusio

6. Novembre 1665.  

  Wat de brekingsverhouding is bij glas: ten naaste bij anderhalf, groter dan 114 tot 76 of 3 tot 2, kleiner dan 115 tot 76.
Dat hij zo spoedig mogelijk de waarnemingen 1) van Cassini stuurt, van schaduwen van Jupitermanen.


1)  Zie de werken van brief No. 1304, n.5.
[ Daar zijn a) en e) hetzelfde; zie No. 1452 hiervoor.
-  Giov. Dom. Cassini, Lettere astronomiche al Sign. abbate Ottavio Falconieri sopra la varietà delle macchie osservate in Giove, e loro diurne rivoluzioni, Rom, 1665 (12, 20, 26 okt.), in-folio.
Tabulae quotidianae revolutionis macularum Jovis, nuperrimè adinventae a J.D. Cassini, Romae 1665, in-folio.
Voor Gottignies en Cassini, No. 1304, n.5, b), zie J. D. Cassini Memoires, 1810, p. 328 (verwijzend naar J. des Sç. 1666, p. 99, 259) en J. H. van Swinden, 'Huijgens als uitvinder der Slinger-uurwerken', in Verhandelingen ... Kon. Ned. Inst., 1817, p. 121.
-  Divini en Gottignies, Lettera ... macchiè ... Giove, 1666; Gottignies op p. 77.]


[ 546 ]

No 1506.

R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.

11 december 1665.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
1492.
Gepubliceerd door C. le Paige in Bull. di Bibliogr. T. 17, p. 619.

    Nobilissime Domine

  Dank zeg ik u voor de brekingsverhouding die u me welwillend hebt meegedeeld. Ik zou het sneller hebben gedaan als ik niet had gehoopt dat ik ondertussen iets uit Rome zou ontvangen; en al gebeurde dit pas gisteren, ik wilde uw nieuwsgierigheid toch niet langer laten wachten. U krijgt dus drie astronomische Brieven 1) samen met Tabellen, waaruit u een nieuw Systema van Jupiter zult opmaken, althans voorzover ik het begrijp (want ik heb het nauwelijks kunnen doornemen).
U zult kunnen waarnemen of de beweging van die vlek overeenkomt met de berekening. En als hierbij misschien nog iets voorkomt waarvan u wilt dat het aan de schrijver 2) te kennen gegeven wordt, bied ik graag mijn medewerking aan en die van de geleerde Ricci, die wilde dat ik u hartelijk zou groeten.
Vale Vir praestantissime, meque solito affectu prosequi perge.

  Dabam Leodicj 11a Xbris 1665.

Tuj observantissimus  
Renatus Franciscus Slusius.


1)  Zie brief No. 1304, n.5. [Aanvulling bij No. 1492 hiervoor.]
2)  G. D. Cassini.




[1666]





Home | Christiaan Huygens | T. 5 | R. F. de Sluse (top) | vervolg