R. F. de Sluse aan [Christiaan Huygens].2 oktober 1664.
Brief in Leiden, coll. Huygens. Nobilissime Domine Een dubbel exemplaar 1) van de hier bijgevoegde waarneming stuurde mij onlangs de geleerde heer Carlo Dati, en hij vroeg me ervoor te zorgen dat één ervan aan u zou worden gegeven; hij was namelijk 1) Tegenover de volgende pagina is een fotolithografische reproductie te zien van deze waarschijnlijk unieke plaat [zelfde ex. bij Museo Galileo]; zie bovendien de tekening van Fontana, stuk No. 1305. [Zie ook No. 1306, hier met origineel, HUG 45.] |
[ 118 ]
van mening dat deze uw aandacht waard is, omdat met die heel goede kijkers van de Mediceïsche prinsen niets dergelijks bij Jupiter kon worden waargenomen. Hij voegde er ook aan toe dat ter perse was van Famiano Michelini 2), een niet onbekende wiskundige, een in het Italiaans geschreven boekje 3) over het leiden van rivieren, en het eerste deel 4) van de natuurkundige experimenten, de afgelopen jaren gedaan in de Academie van de doorluchtige prins Leopoldo van Etrurië; maar deze dingen zijn u misschien van elders bekend.
Ik heb werkelijk graag de gelegenheid die zich aanbood te baat genomen, u aan te spreken, tenminste om u de standvastigheid van mijn genegenheid te betuigen, waarover noch tussentijd noch tussenruimte ooit enige macht zal hebben. Tuj Obseruantissimum
De twee platen geven een waardevol bewijs van de uitstekende kwaliteit van de glazen van Giuseppe Campani en ook van de nauwkeurigheid en de verbazende methode van deze gewetensvolle waarnemer. Enige bijzonderheden aangaande deze gravure zijn te vinden in het uittreksel van een brief van Campani aan abbé Charles, meegedeeld in de opmerkingen bij een brief van Auzout van 20 oktober 1664 [ed. 1665, p. 34]. Verwijzend naar zijn tekening van Saturnus, enkele maanden eerder gepubliceerd in Ragguaglio di due nuove osservazioni, zegt Campani in deze brief [25 nov. 1664, zie Auzout p. 40] dat hij na het drukken (van Ragguaglio) verscheidene bijzonderheden had opgemerkt bij verschillende waarnemingen die hij had gedaan, en ze in zijn figuur had laten graveren. Ze zijn als volgt: 1. Dat de ring aan de buitenkant, namelijk tegen de buitenste omtrek, minder lichtgevend en minder helder is, tot aan het midden van zijn vlak, en dat hij vanaf het midden verder naar de schijf van Saturnus meer lichtgevend is dan dezelfde schijf. 2. Dat het uiterste aan de ene kant en aan de andere kant van de schijf aan de bovenkant een beetje overschaduwd lijkt, namelijk minder helder dan de rest van de schijf ..., waarvan ik nooit heb gezegd of geloofd dat het zou komen van de schaduw van de ring, het oordeel ervan overlatend aan de heren Astronomen, terwijl het mij er alleen om gaat punctueel de verschijning te noteren gelijk aan wat ik zie, zonder me met iets anders bezig te houden. 3. Dat de ring een beetje beschaduwd wordt door een band dichtbij het verschijnende onderste deel van de Bol. Uit deze opmerkingen en uit de gravure blijkt dat Campani de door Bond ontdekte donkere ring heeft gezien en getekend*), en dat, hoewel men in zijn tekening niet de scheiding van Cassini ziet, de verdeling van de ring in twee zones van ongelijke helderheid er heel duidelijk in is aangegeven. Vergelijk de volgende figuur: Huygens, 8 dec. 1675, zie T. 15, p. 119, fig. 124 ('situs inversus', omgekeerde stand), met in de tekst "de strook c c leek donkerder".] 2) Famiano Michelini ... [1604-1665] werd professor in de wiskunde te Pisa en wiskundige van prins Leopoldo de' Medici. 3) Trattato della direzione de' fiumi ..., Fir. 1664. 4) Zie het werk van brief No. 1000, n.5 [en No. 1059, n.12]. De schrijver is Lorenzo Magalotti. Cellemio Jacalori [Cellenio Zacclori] gaf er in 1714 een herdruk van, pagina voor pagina, maar die is niet zo mooi als de eerste uitgave. |
R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.13 oktober 1664.
Brief in Leiden, coll. Huygens. Nobilissime Domine
Deze eeuw kan inderdaad gelukgewenst worden, zoals u schrijft 1), waarin met zoveel aan de ouden onbekende waarnemingen voor alle wetenschappen groei is gekomen, nu de mensen zijn begonnen niet in een Lyceum, maar in de natuur zelf de kennis hiervan te zoeken.
Het experiment van de illustere Boyle (waarvan ik de beschrijving 6) met een dankbetuiging hierbij heb gevoegd) kwam mij wel nieuw voor, maar niet even verbazend. Want uit dat van u 7), dat u me twee jaar geleden hebt willen meedelen, had ik opgemaakt 8) dat het evenzo zou gaan als Kwik van zijn belletjes bevrijd zou worden. 1) Deze brief van Huygens aan de Sluse, antwoord op No. 1257, is niet gevonden. 2) [Lat.: 'tornus'.] De objectieven gemaakt door Campani. 3) Euschachio Divini. 4) De waarnemingen van G. Campani. Zie brief No. 1253. 5) Pater Honoré Fabri. 6) Waarschijnlijk stuurde Huygens brief No. 1171 [van Boyle, zie No. 1170] aan de Sluse. 7) Zie brief No. 1065, van 25 sept. 1662. 8) Zie brief No. 1068. 9) Zie brief No. 1091. 10) In Huygens' antwoord op No. 1068. dat we niet hebben |
[ 122 ]
de door zoveel redeneringen en experimenten bevestigde overtuiging van het evenwicht van vloeistoffen moet worden opgegeven; maar terwijl deze in de vrije lucht behouden blijft, moet iets anders gezocht worden in deze nieuwe omstandigheden, waarvan de oorzaak van het verschil afhangt; zoals onlangs bij het experiment van Torricelli, toen het gewicht van de lucht in het afgesloten vat te kort leek te schieten, is de elastische kracht op scherpzinnige wijze ervoor in de plaats gezet.
Een experiment van weinig belang, maar misschien enigszins passend bij deze materie, is dat waarop ik onlangs aan het begin van de zomer kwam. Een nieuw soort thermometer namelijk, niet minder nauwkeurig dan die gewone van Drebbel 11) en makkelijk te maken, waarvan ik niet weet of hij tot dusver iemand in gedachte is gekomen.
Een of andere Peripateticus zal dadelijk een redenering geven, namelijk dat water door warmte verdund wordt, door koude verdicht; er is dus niets verbazends aan, zal hij zeggen, als door een koudere luchtstroom dat bolletje omhoog zal gaan in een nu dichter gemaakt medium, en daarentegen omlaag zal gaan in een warmer medium. Maar er gebeurt juist het tegengestelde; door koude gaat namelijk het bolletje omlaag, door warmte omhoog. 11) Cornelis Jacobsz. Drebbel ... [1572-1633], leerling van de graveur H. Goltzius, met wiens zus hij later trouwde ... Hij legde zich toe op wis- en natuurkunde ... ging naar Engeland, waar James I hem een jaarlijks pension gaf; daarna was hij enige tijd bij keizer Rudolf II, kwam in de gevangenis ... en weer in Engeland. Hij was alchemist en beweerde de eeuwige beweging te hebben ontdekt, bouwde een duikboot en deed veel voor het verbeteren van lenzen, de microscoop en de thermometer. Hij schreef verschillende werken, enkele malen herdrukt en vertaald en had een groot fortuin en een goede naam. ... Biot zegt van hem [volgens G. Moll, Geschiedkundig onderzoek naar de eerste uitvinders der verrekijkers (1821), p. 112], waarschijnlijk op gezag van Nollet [Leçons, T. 4, p. 386], dat hij een boer was. Drebbel leek daar slechts uiterlijk op, zoals deze verzen van Constantijn Huygens sr. getuigen: Slechts Drebbel heb ik gezien, die uiterlijk aan een Bataafse boer, in spreken aan een wijze van Samos en Sicilië doet denken. [In 'De vita propria'.] |
[ 'Journal' van Isack Beeckman, III, p. 439-442: brief van Drebbel aan king James (1613); II, p. 199: thermoscoop; e.a..] |
[ Figuur rechts: Caspar Ens, Thaumaturgus mathematicus (Col. 1636), p. 125-126: "De Thermometra, sive instrumento Drebiliano", zie E. Gerling, 'Historical sketch of instrumental meteorology', in Int. Meteor. Congress, Bulletin, 11.3 (Wash. 1896), p. 688, n.2, met de thermometer van de Sluse genoemd op p. 690.] [ Huygens beschreef de Sluse's thermometer in No. 1266 aan Moray, die antwoordde (7 nov.) dat deze al bekend was; zie ook Oldenburg aan Boyle, Nov. 3, 1664 (The Works 6, 1772, p. 171), en Hooke aan Boyle, Nov. 10, 1664 (ibid. p. 498): "there were several experiments of this kind prosecuted by you at Chelsea three or four years since." C. Le Paige. Bull. di Bibliogr. T. 17, p. 705: de Sluse beschreef hem voor Sorbière, 20 febr. 1665 (Ned.); p. 637-639: de Sluse aan Oldenburg, 3 jan. 1670.] |
[ 123 ]
Hetzelfde heb ik ook ondervonden, en gedurende enige dagen evenzo met succes, toen in het water natron was gedaan, dat toevallig bij de hand was. Maar daar ik geen pneumatische machine heb, betreurde ik het dat ik niet kon beproeven, op welke manier het bolletje zou bewegen als de lucht weggepompt was. U zult het zelf kunnen proberen, als u het belangrijk genoeg vindt, niet alleen in gewoon water, maar ook in dat water, van belletjes gezuiverd, dat minder geneigd is ons parten te spelen, wat ik van die belletjes vreesde. Het zou meer werk zijn de andere dingen te vermelden die ik tegelijk heb waargenomen, ik ga dus over naar onze studies, waarin datgene wat u over slingeringen hebt aangetoond 13) schitterend is, en door niemand opgemerkt, naar ik meen. Ik althans heb daar nooit op gelet, en nooit vernomen dat een ander hieraan moeite heeft besteed.
Met de uitgave van uw Dioptrica zult u aan een algemene wens voldoen, aangezien velen al per brief aan mij hebben gevraagd, of deze nog niet in het licht was verschenen. Ik heb, opdat het niet zou lijken dat ik de Meetkunde helemaal opgegeven zou hebben, deze zomer het volgende heel algemene Probleem op papier gezet.
Uw brief aan Campani 14) heb ik toevertrouwd aan de heel goede en geleerde Ricci, die u kent van horen zeggen, meen ik, en ik twijfel er niet aan dat hij door hem zeker gegeven gaat worden. En ik zal niet nalaten bij de volgende gelegenheid namens u onze geleerde Dati hartelijk te groeten. Dabam Leodicj 13a 8bris 1664. Tui Observantissimus
13) Zie brief No. 1258. 14) [Corr. p. 623:] Zie brief No. 1257a. [Fragment in Matteo Campani, Horologium, solo naturae motu ... Circinus sphaericus, pro lentibus telescopiorum tornandis, & poliendis (Amst. 1678), p. 47-48]. |
Christiaan Huygens aan R. F. de Sluse.28 oktober 1664.
Samenvatting in Leiden, coll. Huygens.
28 Octobris 1664. Dank voor de brief aan Campani en de aan Ricci te brengen groet. Over zijn thermometer met zout water, dat die langzamer is. Heb ik ondervonden. Maar met een kortere buis. Toch betrouwbaarder dan die van Drebbel. In vacuüm zal er geen verschil zijn. Waarom het door warmte stijgt, omdat zout meer met water kan worden gemengd. over isochrone slingers heeft pater Fabri 1) gehandeld in een boek van Mousnier 2), maar het meeste heeft hij fout gegeven en hij heeft niets bewezen. De algemene regel heb ik voor vlakke en ruimtelijke problemen. Over zijn constructie van een ruimtelijk probleen*) met behulp van elke kegelsnede die je maar wilt. Met een willekeurige ellips heb ik vroeger tussen twee gegevenen twee middelevenredigen gevonden, zoals ik toen 3) al te kennen gegeven heb. 1) Tractatus de motu locali corporis ex praelectionibus Hon. Fabrij a Petro Mousnerio. Lugduni, apud Joannem Champion. 1646. in-4o. 2) Petrus Mosnerius (Mousnerius) [Mosnier], doctor in de medicijnen, die de lessen van pater Fabri had gevolgd. Sommigen hebben geloofd dat het een pseudoniem van Fabri was. [ *) Lat.: niet 'solutio' maar 'solidi'. In het origineel (HUG 4, f.119r) staat: "probl. sol."] 3) Zie de brieven No. 414 en 641 [de laatste is van 1668]. |
R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.4 november 1664.
Brief in Leiden, coll. Huygens. Nobilissime Domine Later dan het behoorde, eergisteren namelijk, heb ik uw brief van de 28e van afgelopen maand ontvangen. De oorzaak van de vertraging is naar ik vermoed, dat hij hier of daar in handen van enigszins nieuwsgierigen is terechtgekomen, die geloofden dat het in hun belang was te weten wat we met elkaar bespreken; |
[ 132 ]
want door onoplettendheid van uw bediende is hij voordat hij werd afgesloten aan de koerier geleverd en naar mij gebracht.
Maar het is goed dat ik hem zo tenslotte ontvangen heb, en dat er door de bemoeiing van die mensen niets is ingekomen dat berispt moet worden.
Ik hoop dat u die algemene regel zult publiceren, waarmee u met succes de slingermiddelpunten hebt bepaald, en dat u zult laten zien hoe ver pater Fabri 2) van de waarheid is afgeweken; ik wist niet dat hij over deze dingen geschreven had. Ik herinner me evenwel dat toen ik nog als jongeman in Rome verbleef 3) mij op zijn aandringen door een Franse edelman een probleem is voorgelegd, dat werd gezien als heel moeilijk en door mij niet op te lossen. Het is als volgt. De methode waarmee ik die Algemene oplossing van ruimtelijke Problemen heb gevonden 1) Zijn tweede broer, Pierre Louis baron de Sluse, rechtsgeleerde ... [-1710]; verdedigde zijn theses in 1657; trouwde met Marie Marguerite de Boilleau; hield zich bezig met de schone letteren. 2) Zie het werk van brief No. 1262, n.1. 3) Van 1642 tot 1650. 4) zie de brieven No. 397, 398 en 399. 5) Misschien Petrus Mosnerius, zie brief No. 1262, n.2. [Add. p. 619 (bij T. 1, p. 48, n.9), p. 623.] |
[ 133 ]
is dezelfde als die ik in mijn Mesolabum heb gevolgd, maar vermeerderd tot in het oneindige. Ik heb namelijk aangetoond dat er oneindig veel cirkels te geven zijn, met elke waarvan oneindig veel ordinaten van een hyperbool of ellips het probleem oplossen, terwijl ik het eerder had beperkt tot een enkele die een rechthoek van gegeven lijnen insluit. Dit zou misschien gepubliceerd worden 6), als ik tijd zou hebben uiteen te zetten wat ik bedacht heb, en als de ijver van vakmensen die er bij u is, ook hier aanwezig zou zijn. Wat er ook van komt echter, ik zal het voor alles aan u meedelen. Ik teken slechts vooraf aan, dat met deze methode allerlei problemen worden geconstrueerd zonder herleiding, wat een grote besparing zou zijn voor degenen die graag dikke delen over Meetkundige zaken schrijven; uit die oneindig veel oplossingen zouden ze immers de meer aangename kunnen kiezen en ze, terwijl de kunst van het vinden verborgen blijft, als bewijs van hun kunnen aan de wereld opdringen.
Naar aanleiding van uw Dioptrica zal ik het volgende Probleem toevoegen, dat ik vele jaren geleden heb opgelost en afgebakend, en ik twijfel er niet aan dat u hetzelfde ook hebt gedaan. Maar dit wel tot zover; er is namelijk iets anders dat mij meer aangaat en waarbij ik uw medewerking nodig heb, en met een beroep op onze vriendschap vraag ik u met nadruk mij deze te geven. Het afgelopen jaar is hier langs gekomen de geleerde heer Samuel Sorbiere, en hij bezocht mij omdat ik hem door aanbeveling van vrienden bekend was. Er is veel over u gesproken, hij had u in Engeland achtergelaten, en over andere geleerde heren en onder anderen over de bekende Hobbes, van wie hij enige te publiceren werkjes 7) naar uw drukkers had meegebracht, naar hij zei. En daar hij bij zich had een exemplaar van de verdubbeling van de kubus met vlakken, dat hij voorbereidde voor uitgave, heeft hij mij willen vragen het te bekijken. Dat heb ik gedaan, en terstond kwam een valse redenering te voorschijn; toen ik dit aan Sorbiere had aangewezen, stond hij erop dat ik die dingen op papier zou zetten, die het meest met de zaak te maken leken te hebben. Dit heb ik ook niet kunnen weigeren, en ik heb laten zien hoe uit de gedachtengang van de schrijver volgde, dat tussen gegeven uitersten bij verdubbelde verhouding de grootste van de middelevenredigen gelijk was aan de som van de uitersten min het gemiddelde daartussen, wat ik heb weerlegd als zijnde onjuist, en bovendien heb ik met de aangewezen bron van de valse redenering de logische ongeldigheid van het bewijs zichtbaar gemaakt. 6) Zie het supplement 'de Analysi' bij de tweede uitgave van Mesolabum, 1668. 7) Het enige werk van Hobbes dat in die tijd werd uitgegeven bij de Elzeviers is: Elementa Philosophica de Cive ..., Amst. 1669. [Bij J. Blaeu: Opera philosophica, Amst. 1668.] |
[ 134 ]
Deze kritiek van mij heeft onze Sorbiere meegedeeld aan de schrijver, die in een heel lange Brief heeft getracht zijn fout te verdedigen, maar met zulke redeneringen die de grondslagen van de hele Wiskunde zouden ontwrichten. Ik heb met weinig woorden geantwoord, meer om Sorbiere tevreden te stellen, dan dat ik hoopte dat een zo onmeetkundige man zijn vooringenomen mening zou opgeven. En sindsdien hebben we al wel bijna een jaar gezwegen, zodat ik geloofde dat dit geschil aan de vergetelheid was prijsgegeven; toen mij onlangs verteld werd dat Hobbes daarover een verhandeling heeft uitgegeven 8). Ik zou het zeker onaangenaam vinden als hij mij weer zou uitdagen te schrijven, vooral in een zaak van zo weinig belang. Dus kom ik bij u met de vraag of u, als dit geschrift toevallig in uw handen valt (wat ik geloof dat zal gebeuren), mij ervan op de hoogte stelt wat het bevat, en of het mij vermeldt. Want als het zonder naam alleen zijn bewijs verdedigt, kan het mij weinig schelen, behalve dat ik het als een voorrecht zal beschouwen als u mij over de hele discussie uw mening wilt geven. Vale Vir praestantissime. Dabam Leodicj 4ta 9bris 1664. Tui Observantissimus
a) |
8) We kennen geen werk van Hobbes uit deze tijd. [De principiis et ratiocinatione geometrarum, Lond. 1666, p. 73: "quis fuit ille qui alia methodo duplicationem Cubi demonstravit", wie heeft de verdubbeling van de Kubus met een andere methode bewezen.] 9) Met b als de straal van de gegeven cirkel, voert Huygens een lijn c in, zodanig dat b : c de gegeven verhouding is. Dan komt hij op een vergelijking tussen b, c, a en x, op twee manieren de koorde berekenend die de Sluse heeft aangeduid met FG in de figuur van p. 133. Een eerste uitdrukking wordt verkregen door middel van de afstand DE, die gelijk is aan c/b × FH; en men vindt een tweede uitdrukking door beschouwing van de rechthoekige driehoek waarvan FG de hypotenusa is en waarvan een zijde evenwijdig is aan de diameter AB. |
R. F. de Sluse aan [Christiaan Huygens].26 december 1664.
Brief in Leiden, coll. Huygens. Nobilissime Domine
De 6e van deze maand schreef de geleerde Ricci me dat hij mijn brief had ontvangen in Tusculum, en dat hij ervoor gezorgd had dat de brief die u voor Matteo Campani had afgegeven 1) onmiddellijk daarop zou worden overhandigd. Doch daar deze niet in Rome was (hij was namelijk naar zijn vaderland 2) teruggegaan, zoals hij toevoegt) had hij hem aan de zorg van zijn broer Giuseppe 3) toevertrouwd, die gelukkige wonderbouwer van optische buizen. Ik vond dat ik u hiervan op de hoogte moest stellen opdat u, als u soms nog geen antwoord had ontvangen, de oorzaak van deze noodzakelijke vertraging zou weten.
Een blik op de Komeet*) zoals ik zou wensen, wordt mij tot nu toe onthouden zowel door naburige gebouwen, als wel het meest door die regen en die stormachtige hemel. Uit een relaas van Leuvenaren heb ik begrepen dat, toen hij onlangs tussen Crater en Corvus is waargenomen, de staart zich uitstrekte over achttien hele graden. Iets betrouwbaarders zult u aan de letterkundige wereld voorleggen als u kon genieten van een meer genadige hemel, of tenminste onze waarnemers in Rome, die met die nauwkeurige telescopen misschien ook de materie zelf van de komeet hebben kunnen opsporen. Tui observantissimus Dabam Leodicj 26 Xbris 1664.
1) Van deze brief, van 6 okt. 1664, kennen we slechts een gedeelte, zie No. 1259, n.14. 2) Hij was geboren in Spoleto. 3) Giuseppe Campani. 4) Zie brief No. 1267. [ *) Zie stuk No. 1302.] |
R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.2 januari 1665.
Brief in Leiden, coll. Huygens. Nobilissime Domine Zie, daar ben ik weer, maar met het antwoord van Campani, dat ik eergisteren heb ontvangen van mijn geleerde Ricci, over wie ik de afgelopen week aan u heb geschreven 1). Als u verder nog wilt dat er voor iets wordt gezorgd, zal ik het een voorrecht vinden als u het laat weten; voor mij zal namelijk de gelegenheid altijd heel welkom zijn, zelfs bij de geringste zaak, waarbij ik kan betuigen van harte te zijn Tui observantissimum
Dabam Leodicj 2da anni 1665.
1) Zie brief No. 1292. |
Christiaan Huygens aan R. F. de Sluse.5 januari 1665.
Samenvatting in Leiden, coll. Huygens.
5 Janvier 1665.
Naar Engeland geschreven over wat hij wilde weten van Hobbes 1), geen antwoord daarover ontvangen, opnieuw geschreven 2). 1) Zie de samenvatting van brief No. 1274. Maar er staat bij: "vergeten". 2) Zie brief No. 1325. 3) Zie brief No. 1304. 4) Zie stuk No. 1302. |
R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.13 februari 1665.
Brief in Leiden, coll. Huygens. Nobilissime Domine
Gisteren heb ik van de doorluchtige prins Leopoldo van Etrurië een brief ontvangen, waarin hij te kennen geeft dat hij de waarnemingen wenst van de laatste Komeet die in deze streken zijn gedaan. En aangezien ik die welke ik had, al enige weken geleden heb gestuurd, kom ik bij u met de vraag of u, als bij u iets wordt gevonden waarmee aan de wens van de doorluchtige en ontwikkelde prins kan worden voldaan, mij ervan deelgenoot wilt maken; tenzij u het misschien zelf gaat sturen of ook al gestuurd hebt. Tui observantissimus
D. Christiano Hugenio de Zulichem &ca. VI A la Haye.
1) Zie over deze waarnemingen de volgende werken: a) A.F. de Gottignies, De figuris cometarum qui annis 1664, 1665, et 1668 apparuerunt, cum brevissimis animadversionibus, Rom. 1668. in-4o. b) A. Kircher, Kurzer Bericht von dem Kometen, Rom. 1665. in-4o. [Lat.] c) J. D. Cassini, Theoria motüs cometae anni 1664. pars prima. Cum novo investigationis methodo, tum in eodum tum in Cometa anni 1665 ad praxim revocata, Romae 1665. in-4o. 2) Geminiano Montanari, Cometes Bononiae observatus Anno 1664 & 1665. Astronomicophysica dissertatio, Bononiae 1665. in-4o. 3) Gaudenzio Brunacci, De pseudostell seu Cometa, quae apparuit anno Domini 1664. Mense Decembris Disquisitio astrplogica, Ven. 1665, Venetiis. in-8o. De schrijver was een medicus, die in Venetië woonde en aan astronomie deed. |
Christiaan Huygens aan R. F. de Sluse.24 februari 1665.
Samenvatting in Leiden, coll. Huygens.
24 Febrier 1665.
Ik verwacht waarnemingen uit Leiden, ik heb geen andere die voor prins Leopold van waarde zijn. Pijn in de zij*). Wat ik heb gevonden over de overgang en plaats van de komeet en dat hetzelfde zo door Wren 1) wordt gevonden. [ *) Vergelijk No. 1335 (26 febr.) aan vader, eerste zin: "Douleur du cost", en "Ayant estè obligè de garder la chambre pendant quelques jours".] 1) Wren die zich, in de Royal Society, speciaal met de komeet bezighield. [ Zie No. 1329: baan tussen die van Aarde en Mars.] 2) Kort Onderwys aengaende het gebruyck der Horologien tot het vinden der Lenghten van Oost en West (1665) [txt]; zie brief No. 1290, n.9. 3) Dit is de eerste keer dat Chr. Huygens deze waarneming vermeldt; er zal nog vaak sprake van zijn in de correspondentie. Zie brief No. 1335. [T. 17, p. 183-187; Ned.] |
R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.27 maart 1665.
Brief in Leiden, coll. Huygens. Nobilissime Domine
Al lang ben ik nu antwoord verschuldigd op uw brief van de 24e van de afgelopen maand, omdat er nog enige hoop was dat het zou gebeuren dat u intussen iets zou ontvangen van de geleerde heren Golius en Kechel [<]; maar uit uw zwijgen maak ik op dat er niets meer verwacht moet worden. Ik wil namelijk liever geloven dat dit de oorzaak daarvan is, en niet de pijn in de zij, waardoor u onlangs bent overvallen zoals ik tot mijn verdriet begrepen heb. Over de plaats van de Komeet doe ik nog geen uitspraak totdat ik nauwkeurige waarnemingen ontvang, zoals ze in deze zaak lijken te worden vereist. Met Hevelius heb ik geen briefwisseling; van Riccioli evenwel worden er wel wat verwacht door een vriend 1) van hem hier van dezelfde 1) Antoine Bouvill [Bonville] (Taurill, Terill) ... [1623-1676] werd Jezuïet in 1647 ... Loretto ... Parma ... professor in theologie en wiskunde aan een Engels college te Luik. Problema mathematico-philosophicum tripartitum De Termino magnitudinis ac Virium in Animalibus, Parma 1660. in-8o. |
[ 289 ]
Societeit 2), en als hij mij er deelgenoot van maakt, zoals hij heeft beloofd, zal ik ze dadelijk naar u sturen. Een efemeride gelijk aan die van Auzout 3) had ik al lang voor mezelf opgesteld, ja zelfs geheel dezelfde als de beweging van de Komeet op 23, 24 en 25 december wordt weggelaten, waarbij we wat te veel verschillen. Of het door een rekenfout is of door een verschil van hypothese ga ik niet na. Onder alle meningen over de beweging van Kometen is mij altijd wel het best bevallen die van de rechte en gelijkmatige beweging, waartoe ik ook van een aantal kometen, waarvan we waarnemingen hebben, de beweging heb onderzocht en met enig succes. Maar bij de Hypothese van Tycho of liever van Longomontanus°), daartoe was ik namelijk aangetrokken door de gemakkelijkheid van de berekening (ik heb namelijk van nature een hekel aan getallen), moeten met een gegeven beweging van twee dagen andere kunnen worden verkregen, alleen door optelling of aftrekking, met een methode die u hebt opgemerkt of zonder moeite zult opmerken. Zoals te zien is bij de komeet van 1590: genomen de beweging van de 1e en 2e maart van 37° 17' naar 2° 48', zoals die aan Tycho verscheen, heb ik een efemeride geconstrueerd die bijna niet verschilt van die van Tycho, behalve op de dagen 25, 26 en 27 februari daarvoor, waar het verschil oploopt tot 6 of 7 minuten. Maar Tycho heeft de beweging van die dagen zoals u weet niet uit waarnemingen bepaald, maar door analogie en op papier. De zaak is evenwel onzeker en hierbij geldt nog de gebruikelijke formule van de Pyrronisten: "ik schort mijn oordeel op en overweeg het"#).
De wonderlijke sympathie van uw Uurwerken heeft mij evenals u verbaasd, en ik heb er een voorgevoel van, dat welke proef het ook is die u ook voorbereidt om lengten te bepalen, deze succesvol zal zijn. Ik durf me er niet op te beroemen dat ik uw taal beheers, maar ik ben er niet zo onbekend mee dat ik er niet op vertrouw uw boekje hoe dan ook te kunnen begrijpen. Tui Observantissimum Dabam Leodicj 27 Martij 1665. 2) De Societeit van de Jesuïten. 3) De Sluse heeft deze Ephemeride [1665] naar S. Sorbière gestuurd. Zie Aanhngsel No. 1365. [ Stephen Shapin, A Social History of Truth, p. 269: "a document of great boldness ... a table of position predictions"; zie Phil. Trans., Numb. 1, eind: "Philosophical Prophet".] [ °) Longomontanus, Astronomia Danica, Amst. 1622, 1640, App. p. 4: de rechte lijn van Kepler is niet volgens de natuur, kometen lijken wat op planeten, een cirkel is waarschijnlijker. Zie ook de bespreking van deze komeet in T. 19, p. 284. Huygens aan Auzout, 12 febr. 1665 (T. 5, p. 230): "de baan van de komeet enigszins te krommen" is beter dan versnellen of vertragen.] [ #) Gr.: 'epechô kai diaskeptomai', Lucianus, 'Biôn Prasis' / 'Vitarum auctio', 27, Gr. Engl.: "It is a difficult case... I reserve my decision"; Ned.: "Dat denk en overweeg ik".] |
Christiaan Huygens aan R. F. de Sluse.3 april 1665.
Samenvatting in Leiden, coll. Huygens.
3 April.
Nadat ik er lange tijd dringend om had verzocht, heb ik ze niet zo nauwkeurig bevonden als ik gehoopt had. Door ze namelijk zorgvuldig te bekijken heb ik gevonden dat ze op veel plaatsen niet in orde zijn, en ook in de benaming van de sterren is ergens een vergissing gemaakt, zoals ik heb aangetekend bij de waarnemingen van 15 december. Ik stuur ze hoe dan ook, zodat u, als ze het u waard lijken, ervoor kunt zorgen dat ze beschreven worden, waarna u ze mij terugstuurt. 1) Misschien brief No. 1346 [van 6 maart 1656]. 2) Zie brief No. 1317 [van 29 jan. 1665]. |
R. F. de Sluse aan [Christiaan Huygens].10 april 1665.
Brief in Leiden, coll. Huygens. Nobilissime Domine
Hier hebt u de waarnemingen uit Leiden 1), waarvan ik vandaag een kopie aan de doorluchtige prins Leopoldo heb gestuurd, met vermelding van uw naam, en waarvoor ik u heel veel dank zeg, al ben ik met u van mening dat ze niet gemaakt zijn met de nauwgezetheid die verwacht had kunnen worden. Ik beken u ook veel verschuldigd te zijn voor het afschrift van de brief van Auzout 2), zoals ook voor uw boekje 3); dat ik echter tot dusver zelfs niet een heel klein beetje heb kunnen beoordelen, zozeer word ik al enkele dagen door zoveel zorgen afgeleid. Zal ik toevoegen dat ik mijn dienst aanbied om te zien of er in dit land iets te vinden is voor het lenigen van uw kwaal? Maar ik vrees dat ik belachelijk lijk, aangezien wij gewoon zijn geneesmiddelen van u te vragen. Toch vermoed ik dat die pijn in de zij waarover u schrijft er zo één is, waarbij de zuurachtige wateren van Spa kunnen helpen, naar de medici zeggen. En als het zo is, 1) Deze waarnemingen zijn niet gevonden. Zie brief No. 1373. 2) Zie brief No. 1346. 3) Kort Onderwys ... [>] 4) Zie brief No. 1364. |
[ 325 ]
en als het niet toevallig ontbreekt bij de bron zelf, waaruit het zuiverste water wordt gedronken, ga er naartoe; gebruik alstublieft mijn dienst, ik zal er namelijk voor zorgen dat er water in voorraad is met die zorgvuldigheid en betrouwbaarheid die uw talent verdient. Vale Vir Amicissime atque ama ut soles Tuj observantissimum Dabam 'autoschediasi'*) Leodicj 10 Aprilis 1665. [ *) Geïmproviseerd.] |
R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.17 april 1665.
Brief in Leiden, coll. Huygens. Nobilissime Domine
Op diezelfde dag dat ik u onlangs heb geschreven 1) is mij verteld dat er weer een Komeet verschijnt, een nieuwe of dezelfde, maar helderder dan een gewone, in het hoofd van Andromeda. Ik heb hem de volgende dag gezien, maar (wegens de ongeschikte ligging van mijn woning) niet voor de dageraad; door het licht daarvan verdwenen de sterren en er was nauwelijks iets waar te nemen. Toen heb ik wat waarnemingen gekregen van de paters van het Engels College 2), die 3) ik u stuur als ze soms bruikbaar kunnen zijn; van hen heb ik ook vernomen dat pater Riccioli, bijna de hele winter door ziekte verhinderd, zich er niet op heeft kunnen toeleggen de komeet waar te nemen. Tuj observantissimum Dabam Leodicj 17 Aprilis 1665.
D. Christiano Hugenio de Zulichem &ca. VI A la Haye.
1) Zie brief No. 1388. 2) Aan dat Engelse Jezuïeten-college gaf les in de astronomie Franciscus Hall [Francis Line, niet in 1665]. 3) Zie het Aanhangsel No. 1334. |
R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.[april 1665].Aanhangsel bij No. 1393.
Het stuk is in Leiden, coll. Huygens. Een andere Komeet is gezien in Luik op 11 april 1665, voor het eerst waargenomen op de 11e om 3 uur in de ochtend volgens het uurwerk. En hij leek gelijk aan de vorige of liever groter, in elk geval veel helderder. Hij stond 33° 30' van de heldere ster op de zetel van Cassiopeia 1); 12° 14' van de heldere op de rechterschouder van Pegasus en waar het been begint 2). Hij was dus in het hoofd van Andromeda, ongeveer 3° 45' ten westen en wat ten zuiden van de heldere die daar staat.
De 12e april is hij door wolken niet gezien. 1) β van Cassiopeia. 2) β van Pegasus. 3) Deze twee sterren zijn δ en ε van Andromeda, waarvan de laatste het meest zuidelijk is. 4) τ van Vissen. [ Vergelijk de waarnemingen van Huygens (12-18 april) in T. 15, p. 87-90.] |
R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.27 augustus 1665.
Brief in Leiden, coll. Huygens. Nobilissime Domine De hierbij gevoegde Astronomische Brief 1) heb ik gisteren uit Rome ontvangen van de geleerde Ricci. En hij vraagt, uit naam van zowel zichzelf als van vrienden die daar op hemelverschijnselen letten, dat ik deze onmiddellijk naar u zend, namelijk opdat u met die nauwkeurige telescopen van u kunt waarnemen, of de uitkomst zal overeenkomen met de voorspelling van de schrijver 2). Wat mij aangaat, ik beken dat ik die instrumenten mis, die ons zo dichtbij de hemel brengen. Daarom zal ik graag experimenten van anderen bijstaan, maar vooral die van u, waarvan de nauwgezetheid mij allang bekend is.
Als u dus tijd hebt, en als de hemel het begunstigt, wilt u er dan alstublieft geen bezwaar tegen hebben deze werkzaamheid toe te voegen aan de overige, die u tot dusver hebt verricht om de Astronomie verder te brengen. Tuj observantissimum Dabam Leodicj xxvii Augustj MDCLXV. 1) Het werk van brief No. 1304, n.5a ['Lettera astronomica di Giov. Dom. Cassini al Signor abbate Falconieri sopra l'ombre de' pianetini Medicei in Giove', Roma 1665 (22 juli), in-folio; zie ook bij No. 1492 hierna.]. 2) G. D. Cassini. |
Christiaan Huygens aan R. F. de Sluse.11 september 1665.
Samenvatting in Leiden, coll. Huygens.
11 Septembris.
Dank voor het zenden van de brief van Cassini. Ik had gehoopt waarnemingen te sturen, maar ik heb nog niets gezien. Ik zal schrijven wat hierna zal slagen. Als er niets is, zal ik Campani feliciteren met de voortreffelijkheid van zijn kijkers, en ik zal proberen of ik gelijke kan maken. |
R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.9 oktober 1665.
Brief in Leiden, coll. Huygens. Nobilissime Domine Toen ik enige dagen uit de stad was geweest, heb ik bij terugkomst uw brief gevonden, tegelijk met de reeks toegevoegde waarnemingen*), die ik meteen naar Rome heb gestuurd. Ik heb de geleerde Ricci ook gevraagd de in Italië gedane waarnemingen, en een Efemeride, als [ *) Zie T. 15, p. 91-92: waarnemingen van de manen van Jupiter op 1, 11, 19, 26, 27 sept. 1665; bij die van 26 sept. was een schaduw te zien, zie No. 1473, aan Thevenot (1 okt.), No. 1508 aan Moray.] |
[ 500 ]
de geleerde Cassini soms een andere zou uitgeven, aan ons te willen meedelen; ik twijfel er niet aan dat hij dit volgens zijn gebruikelijke vriendelijkheid zal doen.
Ik word beheerst door een groot verlangen uw Dioptrica te zien, ik vraag u met nadruk deze te publiceren. Ondertussen verklaar ik veel aan u verschuldigd te zijn, als u mij de verhouding te kennen wilt geven van de lichtbreking van lucht naar glas, die u zonder twijfel nauwkeurig hebt opgenomen. Maar het moet u goed uitkomen, er is namelijk geen haast bij. Tuj observantissimum Dabam Leodicj 9a Octobris 1665. D. Christiano Hugenio de Zulichem &c. VI A la Haye.
|
Christiaan Huygens aan R. F. de Sluse.6 november 1665.
Samenvatting in Leiden, coll. Huygens.
6. Novembre 1665.
Wat de brekingsverhouding is bij glas: ten naaste bij anderhalf, groter dan 114 tot 76 of 3 tot 2, kleiner dan 115 tot 76. 1) Zie de werken van brief No. 1304, n.5. [ Daar zijn a) en e) hetzelfde; zie No. 1452 hiervoor. - Giov. Dom. Cassini, Lettere astronomiche al Sign. abbate Ottavio Falconieri sopra la varietà delle macchie osservate in Giove, e loro diurne rivoluzioni, Rom, 1665 (12, 20, 26 okt.), in-folio. - Tabulae quotidianae revolutionis macularum Jovis, nuperrimè adinventae a J.D. Cassini, Romae 1665, in-folio. Voor Gottignies en Cassini, No. 1304, n.5, b), zie J. D. Cassini Memoires, 1810, p. 328 (verwijzend naar J. des Sç. 1666, p. 99, 259) en J. H. van Swinden, 'Huijgens als uitvinder der Slinger-uurwerken', in Verhandelingen ... Kon. Ned. Inst., 1817, p. 121. - Divini en Gottignies, Lettera ... macchiè ... Giove, 1666; Gottignies op p. 77.] |
R. F. de Sluse aan Christiaan Huygens.11 december 1665.
Brief in Leiden, coll. Huygens. Nobilissime Domine
Dank zeg ik u voor de brekingsverhouding die u me welwillend hebt meegedeeld. Ik zou het sneller hebben gedaan als ik niet had gehoopt dat ik ondertussen iets uit Rome zou ontvangen; en al gebeurde dit pas gisteren, ik wilde uw nieuwsgierigheid toch niet langer laten wachten. U krijgt dus drie astronomische Brieven 1) samen met Tabellen, waaruit u een nieuw Systema van Jupiter zult opmaken, althans voorzover ik het begrijp (want ik heb het nauwelijks kunnen doornemen). Dabam Leodicj 11a Xbris 1665. Tuj observantissimus
1) Zie brief No. 1304, n.5. [Aanvulling bij No. 1492 hiervoor.] 2) G. D. Cassini. |