Ubbo Emmius aan Sibrandus Lubbertus
Ubbo Emmius Sibrando Lubberto, Groningae 19 September 1608.
|
Intelligo grande volumen prodiisse in lucem, habens inscriptum Principis nostri Mauritii, complexum Hypomnemata ejus Mathematica, editum a Simone Stevino Mathematico, qui Principi est familiaris, et cura hujus politum et auctum. Editum accipio tribus linguis Latina, Gallica, Belgica.
| |
Ik verneem dat er een groot werk is uitgekomen, welks titelblad den naam van onzen prins Maurits vermeldt: 's prinsen Hypomnemata Mathematica, bezorgd door Simon Stevin, wiskunstenaar, een vriend van den prins, en dat de prins [?] het heeft verbeterd en vermeerderd. Men zegt mij dat het verschenen is in drie talen: het latijn, het frans, en het nederlandsch.
|
Stevinus asserit et inseruit operi opiniones suas plusquam phanaticas et absurdas, tellurem moveri et (de se) luminare, ac octavam planetam et paria facere cum luna, et esse in ea noviterrea et pleniterrea, velut novilunia et plenilunia, et phaseis caeteras. Lunam quoque habitari et similia.
| |
Stevin heeft er zijne eigen meer dan onzinnige en ongerijmde meeningen ingelascht: dat de aarde draait, zij licht geeft uit zichzelf, zij eene achtste planeet vormt, onafscheidelijk verbonden met de maan, er op de maan nieuwe-aarden en volle-aarden worden waargenomen, evenals nieuwe-manen en volle-manen op de aarde, en meer van die praatjes [?]. Ook, dat de maan bewoond is; en dergelijken.
|
Deus bone, quo abit impietas! Quid magis facere potest ad evertendam universam doctrinam et religionem nostram! Fundamenta enim convellunt. Nam haec si vera sunt, ut vehementer autorem contendere intelligo, Moses est falsus, falsae totae sacrae literae.
| |
Genadige God, wat durft het ongeloof al niet! Wat schroomelijkers kan het onderstaan tot omkeering van al onze wetenschap en onze godsdienst! Want het is om het sloopen der grondslagen te doen. Indien deze dingen waar zijn, en naar ik hoor verdedigt de schrijver ze met hand en tand, dan is Mozes een leugenaar, dan liegt de geheele Schrift.
|
Doleo Principis nomen et labores his inquinamentis contaminari, et calumniatoribus januas et fenestras ad calumniandum aperiri, et occasionem praeberi diffamandi totae causae publicae.
| |
Het smart mij dat de naam en de studien van den prins door dit pek besmet, deuren en vensters voor den laster opengezet, en gelegenheden aangeboden worden om de geheele openbare zaak in kwaad gerucht te brengen.
|
Si Stevinus sua somnia phanatica spargere voluisset, debuisset in peculiare et separatum volumen eas conferre: ita risus materiem eruditis praebere potuisset.
| |
Wilde Stevin zijne dolhuisdroomen volstrekt venten, hij had ze in een afzonderlijk werk van hemzelf bij elkander moeten stellen. Dit zou het middel geweest zijn, zaakkundigen een vrolijk oogenblik te bezorgen.
|
Uit: Cd Busken Huet, Het Land van Rembrand (2e druk, Haarlem, 1886)
Ubbo Emmius (1547 - 1625) was rector van de Latijnse school in Groningen, en vanaf 1614 hoogleraar geschiedenis en Grieks aan de universiteit. In 1617 maakte hij mee dat een bevriende collega aan de Groningse universiteit, Nicolaus Mulerius, de derde druk bezorgde van Copernicus' De Revolutionibus.*)
Sibrandus Lubbertus was theoloog en heftig Contraremonstrant.
Wat schreef Stevin?
Ubbo Emmius doet het voorkomen alsof de Wisconstige Gedachtenissen grotendeels het werk van de prins zijn, met verbeteringen en uitbreidingen van Stevin (op hem zal toch slaan: cura hujus - door wiens zorg). De werkelijkheid is andersom: Maurits heeft stenen bijgedragen (ook gewichtige). In de Hemelloop wordt "sijn V O R S T E L I C K E G H E N A D E " alleen genoemd als iemand aan wie uitgelegd wordt (zie blz 16), en in het derde boek (over de bewegende Aarde) komt hij niet voor.
Stevin definieert in het Eertclootschrift de Aarde als "het roerende weereltlicht dat wy bewoonen". Van een achtste planeet is geen sprake, wel van Saturnus, Jupiter, Mars, Maan, Venus en Mercurius als "ses Dwaelders", en de Aarde. Ook stelt hij "den Eertcloot" naast "d'ander Dwaelders" (Hemelloop blz 250 - 257).
En hij stelt zich voor:
dat eenighe menschen verre vanden Eertcloot waren, en siende die blincken als een Dwaelder tusschen d'ander hemelsche lichten (welcke claerheyt voornamelick sijn moet ter plaets daer t'water vande Son beschenen is) [...]
|
Duidelijk blijkt dat Ubbo Emmius het van horen zeggen heeft: de Aarde geeft niet zelf licht.
Als Stevin over de Maan schrijft zegt hij: "stel dat iemand op de Maan zou staan, en naar de aarde zou kijken". Hij zegt niet dat de Maan bewoond is, maar geeft een goed beeld van wat er te zien zou zijn. Niet alleen dat de Aarde fasen zou vertonen (merkwaardig dat Busken Huet dit woord niet herkende G: phasis is behalve 'verschijningsvorm' ook 'bericht'). Ook:
- soude den Eertcloot in sijn ansien ter plaetsen daert landt is eenige plecken hebben
- den Eertcloot verthoont heur voor den siender op de Maen alle uyr met ander plecken, om dat alle uyr ander lantschappen en zeen voor hem verschijnen
- dat den siender vande Maen den Eertcloot somwijlen sal sien op de Noortsijde, andermael op de Zuytsijde
Vanaf de Maan zou je de Aarde zien draaien en kantelen. Het bewijs was nog toekomstmuziek, maar als Ubbo Emmius gewild had, had hij kunnen lezen hoe Stevin duidelijk maakt dat een draaiende Aarde de wereld begrijpelijker maakt: een mooie vergelijking met zeven schepen.
Twijfelen aan 'fundamenten' is moeilijk, en zelfs Mulerius liet zich niet overhalen tot het heliocentrische wereldbeeld, ook al noemde hij zijn heruitgave van Copernicus' boek: Astronomia instaurata (Hernieuwde sterrenkunde).°)
*) Rienk Vermij - The Calvinist Copernicans - The reception of the new astronomy in the Dutch Republic, 1575 - 1750 (Edita, KNAW, 2002), h. 3.
°) Djoeke van Netten, Nicolaus Mulerius, 1564-1630: Een geleerde uit Groningen in de discussies van zijn tijd, 2010.
Idem, 'Herstelde astronomie. De laatste vroege editie van Copernicus' De revolutionibus (Amsterdam 1617) en de rol van Mulerius en Blaeu', Gewina 29 (2006) 67-80.
- R. Hooykaas, 'The Aristotelian background to Copernicus's cosmology', in Journ. Hist. of Astron. 18 (1987) 111-6 (Mulerius meende een woord van Copernicus te moeten verbeteren, ten onrechte).
- Mulerius beschrijft een heliocentrisch 'tellurium' van Adriaan Anthonisz.
Dat Mulerius geen copernicaan was blijkt ook in zijn pamflet 'Hemelsche trompet morgenwecker, ofte Comeet met een langebaert erschenen anno 1618 ...'
Wel een vreemd plaatje, dat professor Mulerius op de titelpagina van zijn pamflet liet zetten: niets in het midden en de zon ontbreekt; maar deze kan niet in het middelpunt staan, want de maan draait er omheen.
(In 1680 was er een herdruk, zonder titelplaat.)
Cap. I, p. 3:
... hoe de Son alle dagen eens om gaet sonder op houden, en dat so snel dat sy in een uyr tijdts over de derdehalf hondert duysent mylen gaet.
|
Mulerius had ook al in 1608 over een komeet geschreven.
Daniel Lipstorp, Copernicus redivivus (1653), p. 59, na een citaat uit de Tabulae Frisicae (p. 318):
Maar dat de goede man [Mulerius] niet uit afkeer van de waarheid, maar door een verkeerd ontzag voor de Heilige Schrift, en eerbied voor de oude filosofen aan de mening is blijven hangen, en dat hij later de nieuwe heeft omarmd, maken we niet onduidelijk op zowel uit zijn zeer elegante noten bij de boeken der Revolutiones, in 1617 te Groningen opgesteld, als uit het leven van Copernicus [^], in bondige en bloemrijke stijl door hem beschreven ...
|
En het gaat nog twee bladzijden door.
Robert Depau - Simon Stevin (Bruxelles, 1942, blz 99) geeft Emmius' brief in het Frans (hij vindt de vertaling van Busken Huet nogal vrij):
J'apprends qu'un grand ouvrage a vu le jour, portant le nom de de notre Prince Maurice, réunissant ses Hypomnemata Mathematica, publié par le mathématicien Simon Stevin, qui est un familier du prince, et qui a été chargé de les parachever et de les augmenter. J'entends dire qu'il a été publié en trois langues: le latin, le français, le belge.
Stevin a inséré dans l'uvre et y soutient ses opinions plus que fanatiques et absurdes, que la Terre se meut et qu'elle éclaire (d'elle-même), qu'elle forme une huitième planète et un couple avec la lune, que de cette dernière on voit des nouvelles-terres et des pleines-terres, comme [de la terre on voit] des nouvelles-lunes et des pleines-lunes, et autres phases. Que la lune aussi est habitée, et choses semblables.
Dieu bon, jusqu'où va l'impiété! Que peut-on faire de plus pour renverser toute notre doctrine et notre religion! En effet, les fondements en sont anéantis. Car si ces choses sont vraies et j'apprends que l'auteur les défend avec véhémence Moïse est faux, fausses toutes les saintes écritures.
Je déplore que le nom et les travaux du Prince soient souillés par ces ordures, que les portes et fenêtres soient ouvertes à la calomnie et aux calomniateurs, et qu'une occasion soit offerte de diffamer toutes les affaires publiques.
Si Stevin avait voulu répandre ses songes fanatiques, il aurait dû les réunir dans un ouvrage particulier et séparé: il aurait ainsi pu fournir aux érudits une occasion de rire.
|
|