Home | Chr. Huygens | Oeuvres VII | < Oldenburg >

1675: januari ... april ... juli ... Papin ... aan Smethwick ... aan Brouncker ... dec.



Vertaling van de

Briefwisseling met Henry Oldenburg

1675



[ 399 ]

No 2003.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

30 januari 1675.

De brief is in Londen, Royal Society 1).
Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No. 1993, 1994, 1995, 1998, 2000. Oldenburgs antwoord: No. 2009.

A Monsieur Grubenol [<] .

A Paris ce 30 janvier 1675.  

    Monsieur

  Ofschoon ik slechts met grote tussentijden de plicht vervul u te bedanken voor de voortzetting van uw goedheden, verzoek ik u daarom niet te oordelen dat ik er weinig gevoelig voor ben. Uw laatste brief met de twee tijdschriften zijn me 4 dagen geleden gegeven, door de broer van de heer Walter 2); daar hij zelf nog geen tijd had mij te bezoeken. In deze tijdschriften heb ik onder andere met genoegen gezien de betogen 3) van doctor Coxe 4) die zijn schijnbaar ongerijmde meningen in de Chemie zo goed en met redenen en met experimenten bevestigt, dat ze mij volkomen waarschijnlijk lijken. U maakt er in de marge melding van een nieuwe verhandeling van meneer Boyle aangaande zich verborgen houdende kwaliteiten in de lucht 5) waarvan ik met ongeduld een uittreksel verwacht in het volgende tijdschrift, en nog liever zou ik


1)  De brief is gelezen in de zitting van 28 januari 1674/5 [O.st.].  [Birch, History, III, p. 179.]
2)  Michael Walther, zoon van een predikant aan het hof van de prins van Oost-Friesland ... (1638-1692) werd in 1666 professor in de hogere wiskunde, en in 1687 in de theologie, te Wittenberg.
3a)  Discourse denying the Prae-existence of Alcalizate or Fixed Salt in any Subject, before it were exposed to the Action of the Fire: To which is added a Confirmation of an Assertion, deliver'd in Number 101. p. 5 & 6. of these Tracts, viz. That Alcalizate or Fixed Salts extracted out of the Ashes of Vegetables, do not differ from each other: The same likewise affirm'd of Volatil Salts and Vinous Spirits; by the Learned Dr. Daniel Coxe. Phil. Trans. Numb. 107, Octob. 26. 1674 [O. st.].
b)  A Continuation of Dr. Daniel Coxe's Discourse, begun in Numb. 107. touching the Identity of all Volatil Salts, and Vinous Spirits; together with two surprizing Experiments concerning Vegetable Salts, perfectly resembling the shape of the Plants, whence they had been obtained. Phil. Trans. No. 108, Novemb. 23, 1674 [O.st.]. Zie bovendien brief No. 1994, noot 2.

4)  Zie brief No. 1994, noot 3.
5Tracts, containing  1.  Suspicions about some Hidden Qualities of the Air with an Appendix touching Celestial Magnets, and some other particulars.  2.  Animadversions about Mr. Hobb's Problemata de Vacuo.  3.  A Discourse of the Cause of Attraction by Suction: By the Honourable Robert Boyle. Esq; Fellow of the R. Society, London, 1674. in-8o.
Dit boek is door Oldenburg aangekondigd in Phil. Trans. Numb. 110, Januar. 25, 1674/75 [O. st.].

[ 400 ]

de verhandeling zelf willen hebben, als u gelegenheid vindt me die toe te sturen. Ik verlang ook zeer wat u me belooft van meneer Hooke over de bouw van zijn kwart cirkel (want ik geloof dat het dit instrument is dat u hebt bedoeld met quadrant) om te zien of hij een middel heeft gevonden om te overtreffen wat men hier in praktijk brengt, ten aanzien van telescoop-vizieren, waarvan ik me herinner de eerste test te hebben gezien, maar nog onbewerkt, in Gresham College.
Ik zou graag willen weten welk geloof men bij u hecht aan de waarnemingen van onze heer Leeuwenhoek die alles in bolletjes omzet 6). Wat mij betreft, nadat ik tevergeefs heb getracht bepaalde dingen te zien die hij ziet, twijfel ik sterk, of het geen gezichtsbedrog bij hem is, en des te meer wanneer hij beweert de deeltjes te ontdekken waaruit water, wijn en andere vloeistoffen zijn samengesteld, waarmee hij bezig is, zoals hij aan mijn vader heeft bericht.
Ik geloof u in mijn laatste brief 7) om nieuws te hebben gevraagd over de heer de Sluse, van wie ik geen antwoord heb gekregen op drie brieven die ik hem had geschreven, zodat ik er nog niet zeker van ben of hij het exemplaar van mijn boek over Slingeruurwerken heeft ontvangen. Ik zal u zeer verplicht zijn, meneer, als u bij het schrijven van een brief aan hem zo goed wilt zijn er een woordje aan te wijden. Ik vrees dat ik bij hem uit de gratie ben zonder te weten waarom.
Over Slingeruurwerken gesproken, ik zal u zeggen voordat ik eindig, dat ik onlangs een nieuwe uitvinding over uurwerken heb gedaan waaraan ik tegenwoordig laat werken en met goed gevolg, naar het schijnt. Ik zet hier het geheim, in een anagram; zoals u weet dat ik vroeger heb gedaan in het geval van nieuwe ontdekkingen en om dezelfde reden.

4 1 3 5 3 7 3 1 2 3 4 3 2 4 2
a b c e f i l m n o r s t u x  8)

  Ik ben

Monsieur
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Hugens de Zulichem.      


vetbolletjes 6Microscopical Observations from M. Leeuwenhoeck, concerning Blood, Milk, Bones, the Brain, Spitle, and Cuticula, &c. communicated by the said Observer to the Publisher in a Letter, dated June 1. 1674.
Het artikel wordt gevolgd door twee andere:
Other Observations made by Mr. Leeuwenhoeck, about Sweat, Fatt, Teares; imparted to the Publisher in a Letter of July the 6th 1674. Phil. Trans. Numb. 106, Septemb. 21, 1674 [O. st.].
More observations from Mr. Leeuwenhoek, in a Letter of Sept. 7. 1674. Sent to the Publisher, Phil. Trans. No. 108, Novemb. 23, 1674. [O. st.].
[ Fig. 6, bij het eerste artikel, met uitleg in het tweede: "Globuls of Fat", op p. 130. Op deze laatste blz ook:]

7.  I shewed to Mr. C. H. and couched [drukte uit] in writing, how I had observ'd the Blood. &c. furnishing him also some of those small Glass-pipes; which together with my Letter being sent by him to his Son at Paris, he had this return from him, that they had seen no Globuls at all in the blood, but other particles.
This may happen also to others, who are therefore hereby advertised that those red Globuls, standing still, do soon come to stick to one another, (as I have observ'd my self more than once,) and being thus carried thorow the Crystallin humidity, exhibit odd and misshapen particles: Which doubtless is the reason, why the said Globuls were not seen by the above mention'd person, and why indeed they cannot be seen in that case.
7)  Brief No. 1991.
8)  De concept-brief bevat de oplossing:
Axis circuli mobilis affixus in centro volutae ferreae.
[ De as van een beweeglijke cirkel vastgemaakt in het midden van een ijzeren spiraal.] 



[ 416 ]

No 2009.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

12 februari 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
2003. Huygens' antwoord: No. 2034.

A Londres le 2 Fevr. 1675.  

    Monsieur

  Hier zijn de twee boeken die u wenste te zien volgens uw brief van 30 januari. Meneer Boyle doet u het zijne cadeau 1), met zijn nederige groeten, en vraagt uw mening erover. Dat van meneer Hooke 2) is nog niet klaar, wat betreft enkele bijzonderheden die hij gelooft te moeten uitleggen; wat hij ons heeft beloofd binnenkort te doen, als hij niet wordt afgeleid door andere meer dringende bezigheden.

  Ik voeg mijn tijdschrift van de maand december 3) bij, aangezien u de goedheid hebt ze niet te verachten. Ik heb ook bijgevoegd het Betoog van ridder Petty 4) dat hij niet lang geleden hield voor de Royal Society, waarover ik ook heel graag uw gedachten zal vernemen.

  Overigens, ik heb het anagram 5) aangaande uw nieuwe uitvinding van uurwerken aan onze gemeenschappelijke vrienden laten zien. Zij hebben mij blijk gegeven van hun grote verlangen de werking ervan te zien, en ze verwachten nieuws van uw welwillendheid.


1)  Brief No. 2003, noot 5.
2)  Het werk aangehaald in brief No. 2000, noot 3.
3Phil. Trans. Numb. 109, Decemb. 14, 1674 [O.st.].
4)  Discourse made before the R. Society, concerning the Use of DUPLICATE PROPORTION in sundry important Particulars; together with a New Hypotheses of ELASTIQUE or Springy Bodies. By Sir Willam Petty Knight, &c. [1674].
  Over William Petty zie brief No. 1098, noot 2.

5)  Zie brief No. 2003.

[ 417 ]

  Wat betreft de waarnemingen van meneer Leeuwenhoek, de meesten van onze onderzoekers zijn het met u eens, en twijfelen sterk of het bij hem geen gezichtsbedrog is. Ik heb evenwel kort geleden een lange brief van hem ontvangen 6), waarin hij het heeft over een nieuwe manier van waarnemen, die volgens hem zulke twijfel uitsluit, en waarmee hij niettemin naar hij zegt bijna dezelfde dingen ziet als hij eerder gezien heeft, met betrekking tot de bolletjes etc. Hier zal men mettertijd trachten te ontdekken of hij zich vergist heeft of niet.

  Ik zal niet nalaten u te gehoorzamen bij wat u mij hebt opgedragen aangaande de heer Sluse, die we kort geleden hebben opgenomen 7) in de Royal Society, zijn verdienste en vermogens zijn niet alledaags. Hij is te redelijk om zijn achting en genegenheid voor personen van uw verdienste niet te laten voortduren 8).

  Ik zal alleen een woord toevoegen over wat meneer Hooke in zijn boek over de cirkelslinger heeft opgemerkt; namelijk, dat hij u verzoekt geen aanstoot te nemen aan enkele woorden die u aangaan 9). Er zijn mensen die niet veel van de wereld hebben gezien, en die niet de manier kennen om het fatsoen in acht te nemen dat nodig is tussen eerbare mensen. Dit tussen u en mij, die ben

Monsieur
    Vostre tres humble et obeissant serviteur
Oldenburg.    

    Pour Monsieur Hugens de Zulechem.


6)  Deze brief van Leeuwenhoek aan Oldenburg, gedateerd 22 januari 1675, van 8 pagina's in-folio, is in de collecties van de Royal Society.
7)  Zie brief No. 1993, noot 2.
8)  Zie de brieven No. 1991, 1993 en 2003.
9)  Zie het Aanhangsel No. 2010.



[ 422 ]

No 2013.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

20 februari 1675.

De brief is in Londen, Royal Society 1).
Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.
Tegelijk onderweg met No. 2009. Oldenburgs antwoord: No. 2016.

A Monsieur Oldenburg.

a Paris le 20 fevr. 1675.  

    Monsieur

  Met mijn laatste brief van 30 januari 2) stuurde ik u het geheimschrift van een nieuwe uitvinding van uurwerken, waarover u sindsdien misschien bent ingelicht, u zult al weten wat het is, want het geheim is hier niet goed bewaard gebleven, door de kwade trouw van de uurwerkmaker 3) die ik het werk liet uitvoeren, die al de dag nadat ik hem deze uitvinding had meegedeeld en het model liet maken, terstond een ander maakte, en het buiten mijn weten ging laten zien aan de heer Colbert en aan verscheidene andere personen, zeggend dat hij er de bedenker van was. Maar als u er toevallig nog geen kennis van hebt, ziet u hier wat mijn anagram bevatte; het bevatte deze woorden: Axis circuli mobilis affixus in centro volutae ferreae [De as van een beweeglijke cirkel vastgemaakt in het midden van een ijzeren spiraal].
Het wil zeggen dat deze uitvinding bestaat uit een veer die in een spiraal is gedraaid*), met het middenuiteinde vastgemaakt aan de spil van een cirkelvormige onrust die draait op zijn tappen; en met zijn andere uiteinde aan een stuk dat vastzit aan de plaat van het uurwerk. Als men de onrust eenmaal op gang brengt zal deze veer zijn windingen afwisselend in- en uitdraaien, en zo onderhoudt hij met het beetje hulp dat hij krijgt van de raderen van het uurwerk, de bewegingen van de onrust. En dit zodanig dat, ook al maakt het meer of minder rondjes, de tijden van het heen en weergaan ervan steeds aan elkaar gelijk zijn. Als zulke uurwerken in het klein worden gemaakt, zullen ze heel nauwkeurige zakhorloges zijn en in groter formaat zullen ze overal elders nuttig kunnen dienen, en in het bijzonder om de Lengte te vinden, zowel op zee als aan land, aangezien hun


1)  Hij werd gelezen in de zitting van 18 februari; Birch [III, 190] voegt eraan toe:
Mr. Hooke said, that divers years ago he had had such an invention, and that actually watches had been made according the same; for which he appealed to the Journal-books, to the History of the Society, and to several members of it.
Zie, over het beklag van Hooke, de Aanhangsels bij de brieven van Oldenburg van 25 oktober [No. 2067] en van 18 november 1675 [No. 2076].
2)  Zie brief No. 2003.     3Thuret, zie het stuk No. 2008.
[ *)  Zie de figuur in het Aanhangsel, No. 2014:]

spiraalveer en onrust
[ 423 ]

beweging gelijkmatig is zoals die van Slingeruurwerken, en geen vervoermiddel zal ze kunnen doen stilstaan. In het eerstvolgende Journal des Scavans, dat over 4 of 5 dagen zal verschijnen, zult u een figuur zien, met de beschrijving van het toestel 4). De gemene streek van deze werkman, waarover ik u sprak, heeft me veel moeite en onenigheid gegeven. Maar tenslotte, nadat ik zijn slechte handelwijze aan de heer Colbert had te kennen gegeven, en hem ervan overtuigd had, heeft deze mij recht gedaan en hij heeft me voor deze uitvinding een privilege 5) van de koning doen krijgen; waarna mijn plagiaris, ziende dat hij zich een zeer kwalijke zaak op de hals had gehaald, en niet wetend wat te doen, door allen die hij kende mij dringend liet verzoeken hem zijn fout te vergeven en hem werk te geven zoals tevoren, belovend aan iedereen te getuigen dat hij op geen enkel deel van de uitvinding aanspraak maakt. Maar de zaak zou eerder aan ieder ander te vergeven zijn dan aan hem, omdat zijn kwaadwilligheid gepaard gaat met een buitengewone ondankbaarheid, want het is zo dat hij op verscheidene manieren verplichting aan mij had 6).
Ik vertel u dit zo in het bijzonder, meneer, omdat het kan zijn dat men u zal hebben ingelicht over deze twist, volgens de praatjes die deze man en degenen die met hem samenspannen hebben verspreid, die zo sterk zijn staande gehouden dat ik daardoor heb onderkend dat ik meer benijders heb dan ik wist. Overigens meneer, als u denkt dat een privilege in Engeland iets waard zou kunnen zijn, en dat hetzij de Royal Society hetzij u er voordeel uit wilt trekken, biedt ik u gaarne alles aan waarop ik daar aanspraak zou kunnen maken. Men maakt me wijs dat er voor mij hier in dit land iets mee te verdienen is 7). Om inbreuk op het privilege tegen te gaan heeft men me toegestaan er een bijzonder merkteken op te zetten in de vorm van een kleine medaille*) of anders, om horloges die met toestemming zullen zijn gemaakt te herkennen, wat u daar eveneens zult kunnen verkrijgen.

  Ik groet u en ben geheel

Monsieur
    Vostre tres humble et tres obeissant serviteur
Hugens de Zulichem.      

  P. S.  Als u het misschien van pas vindt komen iets te laten drukken van


4)  Zie het Aanhangsel No. 2014.     5)  Zie het stuk No. 2011.
6)  Zie brief No. 2006, noten 2 en 3.
7)  Deze zin is gepubliceerd door Oldenburg, met toestemming van de Royal Society, in Phil. Trans. Numb. 129, van Novemb. 20, 1676 [O.st.], p. 749-750. Oldenburg zag zich ertoe verplicht om zich te verdedigen tegen de laster van Hooke. Zie de brieven van Oldenburg van 21 en 25 oktober 1675, die van Chr. Huygens aan Brouncker van 31 oktober 1675, het antwoord van Brouncker van 18 november daaropvolgend, en Aanhangsel III van de brief van Oldenburg van dezelfde datum.
[ *)  In brief No. 2054 (sept.'75 aan Cl. Perrault): Madame Colbert zou een 50-tal medailles krijgen om ze te verdelen.]

[ 424 ]

de inhoud van deze brief, verzoek ik u het alleen te laten zijn dat wat aangaat de uitleg van de uitvinding en van het gebruik ervan 8).


8)  In Phil. Trans. Numb. 112, March 25, 1675 [O.st.] heeft Oldenburg een uittreksel gepubliceerd van het volgende stuk, Aanhangsel No. 2014 [uit J. des Sc. 25 febr. 1675, p. 68], onder de titel:
An extract of the French Journal des Scavants, concerning a New Invention of Monsieur Christian Hugens de Zulichem, of very exact and portative Watches.

[ Zie T. XVIII, p. 499 e.v. voor de context.]



[ 426 ]

No 2016.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

21 maart 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
2013. Huygens' antwoord: No. 2034.

A Londres le 11 Mars 1675.  

    Monsieur

  Tot nu toe heb ik mijn antwoord op uw laatste brief van 20 februari uitgesteld, in de hoop het Journal des Scavans te ontvangen, waarvan u zegt dat het over 4 of 5 dagen moet verschijnen en dat het de figuur bevat, met een hele beschrijving van het nieuwe door u uitgevonden toestel. Maar omdat het genoemde Journal te lang onderweg is, heb ik niet willen nalaten u ondertussen te laten weten, dat onze heren met betuigingen van een bijzondere genegenheid het nieuws ontvingen,

[ 427 ]

dat u hun wilde meedelen aangaande de genoemde uitvinding; waarover ze evenwel hun oordeel opschortten totdat ze het genoegen konden hebben de figuur ervan te zien en een uitgebreidere beschrijving, gezien vooral het feit dat meneer Hooke enige jaren geleden een dergelijk iets uitvond 3), naar hij gelooft, welke uitvinding toen echter niet geheel naar wens slaagde, maar waarvan hij niettemin denkt dat ze tot grotere volmaaktheid is te brengen.

  Ik twijfel er niet aan, meneer, dat u aandacht hebt geschonken aan de effecten van de temperatuur van de lucht, en vooral die van warmte, op veren van die soort, die de uwe schijnt te zijn. Het lijkt moeilijk dit te voorkomen, of te verhelpen, en zodanig te werk te gaan dat de tijden van de heen en weer beweging altijd langdurig aan elkaar gelijk zijn. Maar, zeg ik, uw scherpzinnigheid heeft het zeker voorzien, en een middel gevonden om het toestel onaantastbaar te maken voor dit ongemak.

  Ik heb er nog niets over gedrukt in mijn Transactions (waarvan ik u de laatste van het jaar 4) toestuur) omdat ik erop reken het zo voordelig mogelijk te doen, zodra ik de figuur ervan heb gezien. Ondertussen ben ik u zeer verplicht voor uw grootmoedigheid jegens mij, door me datgene ervan aan te bieden waarop u in Engeland aanspraak zou kunnen maken, met betrekking tot een privilege. De Royal Society zal me gaarne het voordeel laten genieten, dat eruit zal kunnen voortkomen, als de uitwerkingen naar verwachting zullen zijn, en als ik niet word afgewezen door een of andere uitvinding van dit land; waarover u hierna op de hoogte zult worden gehouden door

Monsieur
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Oldenburg.    

  Hier is een brief 5) van de heer Ball die uw gedrukte boek pas heel laat heeft ontvangen, omdat ik steeds op hem heb gewacht dat hij in de stad zou komen, van het land waar hij het grootste deel van de tijd verblijft.

A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulechem
  dans la Bibliotheque du Roy à
30 β Paris.      


3)  Zie brief No. 2013, noot 1.
4Phil. Trans. Numb. 111, February 22, 1674/75 [O.st.].
5)  Zie het Aanhangsel, No. 2017.



[ 431 ]

No 2019.

Constantijn Huygens sr. aan H. Oldenburg.

29 maart 1675.

De brief is in Londen, Royal Society.
Kopie in Amsterdam, Koninklijke Academie van Wetenschappen
.

    Monsieur

  Het was in augustus of september jongstleden dat ik u een soort apologie 1) stuurde van mijn Archimedes, die zich verdedigde tegen hetgene waarmee de goede meneer Hooke zo vrij was geweest hem te belasten 1), namelijk dat hij kennis had gehad van zijn constructie van een Uurwerk met cirkelslinger, voorgesteld door de genoemde heer Hooke in het jaar 1666, iets dat de genoemde Archimedes al 8 jaar daarvoor had uitgevonden, wat in 1658 was, zoals hij in 1661 had uitgelegd aan de heer Wren en verscheidene andere leden van de Royal Society. Nu schrijft hij me het volgende:

  Ik weet niet of de heer Hooke uw brief 1) heeft ontvangen waarmee u hem mijn verdediging hebt doen toekomen tegen wat hij mij aanrekent, aangaande de Cirkelslinger; maar ik zie in een geschrift 2) dat hij pas heeft laten drukken tegen Hevelius

1)  Brief No. 1997.
2)  De verhandeling van brief No. 2000, noot 3, waaruit we stuk No. 2010 hebben gehaald.

[ 432 ]

dat hij deze uitvinding aan zichzelf toeschrijft, en dat hij mij ervan beschuldigt haar te hebben gepubliceerd als zijnde van mij, zonder hem te vermelden. Terwijl hij niets zegt over alles wat ik u heb bericht.

  U ziet, meneer, dat ik er hier toe wordt gebracht mijn loyaliteit te bewijzen en te rechtvaardigen, op aandrang van en in het belang van een zoon die ik niet zonder enige reden in ere houd. Ik verzoek u mij uit de brand te helpen en vervolgens, een beetje te weten te komen met welk plan de heer Hooke zo te werk gaat jegens een vader en een zoon, die zozeer de goede vriendschap met hem wensen te bewaren, en zijn mooie kennis zo hoogachten. Het is van belang in alles oprecht te handelen. Zo zult u mij te werk zien gaan, zonder mankeren, in alles wat in mijn vermogen ligt en wat u van dienst is, weest u zo goed daarop te bouwen en te geloven dat ik ben

Monsieur,
    Vostre treshumble et tres affectionné serviteur
C. Huygens de Z.      

  Mijn zoon bericht me ook, dat hij verbaasd is geen nieuws van u te hebben ontvangen, na wat hij had geschreven 3) over zijn nieuwe uitvinding van een zakpendule, zoals de Fransen het zijn gaan noemen.

  Mijn nederige groeten alstublieft aan uw kostbare feniks, de heer Boyle.

    A Monsieur
Monsieur Grubendol au Pallmail à
Londres.

  [Const. Hugens to Old. concerning his son's invention of the circular Pendulum Entd L. B. Suppl.] 4).


3)  Toen Christiaan Huygens de brief aan zijn vader schreef waaruit deze het uittreksel aan Oldenburg meedeelde, had hij nog niet de brief van deze laatste ontvangen van 21 maart, No. 2016.
4)  Onderschrift van de secretaris van de Royal Society.



[ 433 ]

No 2020.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

6 april 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2016. Huygens' antwoord: No. 2034.

A londres le 27 Mars 1675.  

    Monsieur

  In mijn vorige brief van de 15e 1) van deze maand vergat ik u de groeten te doen van mylord Brouncker en u namens hem te vragen hem ter wille te zijn en hem zo spoedig mogelijk één van de horloges van uw nieuwe uitvinding te sturen. Hij zal niet verzuimen u te geven wat het gaat kosten. Ik verzoek u dus, meneer, er opdracht toe te geven, en met de heer Justel te laten spreken, dat hij zo goed wil zijn het pakket met het uurwerk te leveren aan een vertrouwd persoon die binnenkort naar Engeland zal kunnen gaan.

  Sedert mijn laatste brief heb ik van de heer Justel het Journal 2) ontvangen waarin over de genoemde uitvinding wordt gesproken. Hier twijfelt men er aan, of de warmte de veer niet sterk zal veranderen; hoewel men er niet aan twijfelt dat u deze tegenwerping zult hebben overwogen; onder wie

Monsieur,
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Oldenburg.    
A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulechem,
dans la Bibliotheque du Roy, à
Paris.      
10 β


1)  Lees: 11e.
2)  Het Journal des Sçavans van 25 februari 1675. Zie stuk No. 2014 [en brief No. 2013].



[ 454 ]

No 2025.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

29 april 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2020. Huygens' antwoord: No. 2034.

A londres le 19 Avril, 75.  

    Monsieur

  Sinds ik u Numb. 111 van de Transactions stuurde 1), heb ik u in mijn brief van 22 maart 2) de gunst gevraagd één van uw nieuwe


1)  Zie brief No. 2016.
2)  Lees: 27 maart. Zie brief No. 2020.

[ 455 ]

horloges te laten maken voor mylord Brouncker, die er een goede mening over heeft, en deze graag met eigen ogen zou willen bevestigen. Ik hoop dat deze brief u is gegeven, en dat u niet zult weigeren deze goede dienst te bewijzen aan onze president, die niet zal verzuimen de werkman alles ervoor te betalen wat hem toekomt. In dit drukwerk 3) zult u zien hoe ik de toestemming gebruikt heb die u mij hebt gegeven 4) om in Engeland de beschrijving van het genoemd horloge 5) te laten drukken. Meneer Hooke heeft hier ook een privilege gevraagd voor een horloge van hem 6), dat van hetzelfde principe afhangt naar hij beweert, en waarvan hij zegt dat hij het al verscheidene jaren heeft. We zullen aan de werking zien welk horloge het beste is.

  In hetzelfde drukwerk zult u vinden een uittreksel van het boek Mesure de la Terre [1671] van de heer Picard 7), dat mij is meegedeeld door een vriend die het had gelezen. Als er domme fouten in staan hoop ik dat de schrijver overal exemplaren van het boek zelf zal laten verspreiden, zoals men er enige heeft gestuurd naar 2 of 3 hoeken van de wereld, zonder het goed te vinden het naar Engeland te doen komen, ondanks alle verzoeken, die ik erover had gedaan aan mijn correspondenten te Parijs.

  Ik geloof dat meneer Hooke zelf aan het publiek zal geven zijn waarnemingen aangaande de laatste Maansverduistering 8). Ik twijfel er niet aan dat u die van


3Phil. Trans. Numb. 112, March 25, 1675 [O.st.].
4)  Zie het post-scriptum van brief No. 2013.
5An extract of the French Journal des Scavants, concerning a New Invention of Monsieur Christian Hugens de Zulichem, of very exact and portative Watches.
6)  Zie brief No. 2013, noot 1.
7A Breviate of Monsieur Picarts Account of the Measure of the Earth.
8)  De maansverduistering van 11 januari 1675. Hooke beschreef deze in het Aanhangsel: 'Concerning the Eclipse of the Moon, observed in London', van het volgense werk:
A description of Helioscopes, And some other Instruments made by Robert Hooke, Fellow of the Royal Society (Hos ego &, sic vos non vobis - -.) London. Printed by T.R. for John Martyn, Printer to the Royal Society, at the Bell in St. Pauls Church-yard, 1676.
  Het jaartal van de titel moet een vergissing zijn; te lezen is 1675, want het boek [of liever: het Postscript] is door Oldenburg geanalyseerd in Phil. Trans. Numb. 118, October 25, 1675 [O.st.].
  Het werk is het derde van de verzameling aangehaald in de brieven No. 2000, noot 3, No. 1989, noot 1 en No. 1363, noot 6.

[ 456 ]

de heer Hevelius hebt gezien, waarop de heer Boulliau 9) iets aan te merken vindt, en niet zonder reden, naar de mening van

Monsieur
    Vostre tres humble et tres obeissant serviteur
Oldenburg.    
A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulechem,
dans la Bibliotheque du Roy
à        
6 β Paris.      


9Phil. Trans. Numb. 111 [February 22, 1674/75] bevat, na een summier verslag van de waarnemingen van Hooke, Flamsteed en anderen, een uittreksel uit een brief van Boulliau, onder de titel:
  An account of the Same Eclipse as they were made at Paris; communicated by the Learn'd Bullialdus in his Letter to the Publisher, dated Febr. 6. 1675. st. n.
  Dit uittreksel bevat geen opmerkingen van Boulliau over de waarnemingen van Hevelius.
  De waarnemingen van Hevelius zijn meegedeeld in Phil. Trans. Numb. 113, April 26, 1675 [O.st.].



[ 462 ]

No 2030.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

15 mei 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2025. Huygens' antwoord: No. 2034.

A Londres le 5 May 1675.  

    Monsieur

  In handen van de heer Rodenberg, een Duitser, student in de medicijnen, stuur ik de maat van de Parijse voet terug, die mij was aanbevolen om er nauwkeurig de Engelse voet volgens de standaard op aan te geven. Ik kan u verzekeren, en u kunt erop vertrouwen, dat ik de orders van uw illustere Academie met de grootst mogelijke nauwkeurigheid heb opgevolgd. Ik was aanwezig, toen de heer ridder Jonas Moore 1) en de heer Flamsteed, van wie de eerste superintendent is van de artillerie, de ander een van de geleerdste sterrenkundigen van het land, de maat opnamen en aangaven van de Engelse voet in Standard op uw ijzeren staaf, waar u op het lange stuk brons een dwars getrokken lijn zult vinden, die de genoemde Engelse voet markeert, die begint op hetzelfde punt in de kleine cirkel aan de andere kant, waar de maat van de Parijse voet begint. En uit deze meting blijkt, dat het verschil van deze twee voeten 79/100 van een Engelse duim is, tennaaste bij 2). Ik verzoek u, meneer, alle heren van uw vermaarde Academie te verzekeren van mijn diepe respect en van mijn zeer nederige diensten hoe vaak ze me ook de eer zullen geven mij hier tewerk te stellen.
Ik weet niet, meneer, of u de twee brieven hebt ontvangen die ik u schreef op 22 maart 3) en op 19 april 4) met daarbij Numb. 112 van de Transactions, waarin ik de beschrijving en de figuur van uw horloge heb laten zetten. Ik deed u het verzoek van de kant van mylord Brouncker, om zo spoedig mogelijk een van uw horloges te laten maken en het mij toe te sturen met een vriend, die naar Engeland zou gaan, ten dienste van de genoemde heer, die niet zou verzuimen prompt te laten betalen wat het horloge kost, en die bovendien zou trachten uw goedheid te erkennen bij dergelijke gelegenheden. Ik verzoek u nog, meneer, mij in deze zaak ter wille te zijn, opdat de genoemde mylord Brouncker niet denkt dat ik er onverschillig mee omgegaan ben; daarmee zult u bijzonder verplchten

Monsieur
    Vostre tres-humble & tres-obeissant serviteur
Oldenburg.    


1)  Zie over Jonas Moore brief No. 1837, noot 5. Hij werd verkozen tot lid van de raad van de Royal Society op 10 november 1675 [O.st.].
2)  Tegenwoordig neemt men: 1 Parijse voet = 0,324840 m, 1 Engelse voet = 0,30479 m, zodat geldt: 1 Parijse voet = 1,065783 Engelse voet = 1 Engelse voet en 0,78940 duim.
3)  Brief No. 2020, van 27 maart [O.st.].     4)  Brief No. 2025.


[ 463 ]

  Er zit een vlek op een der uiteinden van uw Parijse voet, juist daar waar men het uiterste van de genoemde voet heeft afgetekend; deze vlek was er al toen ik deze maat ontving, maar die heeft ons niet verhinderd haar op te nemen zoals het moest.

A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulechem,
  dans la bibliotheque du Roy à
Paris.      
  Met de Parijse voet.
    via een vriend.



No 2031.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

20 mei 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2030. Huygens' antwoord: No. 2034.

A Londres le 10 May 1675.  

    Monsieur

  Hier is weer, meneer, een Engels tijdschrift 1) waarin u het horloge van de heer Leibniz 2) zult vinden, zoals ik het uwe in het voorgaande had gezet, dat ik u


1Philosophical Transactions, Numb. 113, April 26, 1675 [O.st.].
2An Extract of a Letter of the Learned Dr. Gothofridus Guil. Leibnitz concerning the Principle of exactness in the portable Watches of his invention.
  Zie ook het Journal des Scavants van 25 maart 1675 [p. 93-96].
[ Vervolg van deze noot bij het eind van deze brief.]

[ 464 ]

op 19 april 3) stuurde; waarna ik een jonge Duitse medicus naar u heb verwezen 4) om uw maat van de Parijse voet te brengen, met die van de Engelse voet er op gemarkeerd, zoals men had gewenst met een briefje gegeven aan de heer Fendekeller 5), ook een Duitser. Ik hoop dat u alles wel hebt ontvangen, en dat u me ervan zult verzekeren met enkele woorden, zoals ook van wat mylord Brouncker kan verwachten van uw horloge, dat hij zo met nadruk van u heeft verlangd via de hand van

Monsieur
    Vostre tres humble et tres obeissant Serviteur
Oldenburg.    
A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
dans la bibliotheque du Roy
40 β à        
Paris.      


3)  Brief No. 2025.     4)  Met brief No. 2030.
5)  [Add. p. 624]  Waarschijnlijk Findekeller [1634-1694], die ook met Findequeller ondertekende, raadgever van de keurvorst van Saksen, die men vindt onder de correspondenten van Leibniz.

2) [vervolg]  In het horloge van Leibniz wordt de tijd gemeten met de constant veronderstelde duur van ontspanning van eenzelfde veer. Het instrument heeft er twee (of meer, volgens wat Leibniz schrijft in een brief aan Oldenburg van 20 mei 1675), beurtelings opgewonden door het gewicht of de aandrijfveer van het uurwerk, terwijl het andere zich ontspant. Hoewel het idee van Leibniz origineel en vernuftig is, zijn er ernstige moeilijkheden bij toepassing.
Het regelmechanisme, steeds opgewonden bij hetzelfde punt door gewicht of aandrijfveer, moet zich namelijk elke keer onder gelijke omstandigheden ontspannen en dus elke keer gelijke weerstand ondervinden. En men kan de onveranderlijkheid van de luchtweerstand en van wrijving niet garanderen. In dit opzicht is het door Leibniz bedachte toestel in zekere zin een terugkeer naar het principe van de oude uurwerken, onder ongunstige omstandigheden toegepast, omdat ze het gebruik nodig maken van een aanzienlijk aandrijfgewicht, om zonder opwinden lang genoeg de energie te leveren die snel verloren gaat bij het voortdurend ontspannen van de regelveren. In de brief aan Oldenburg zegt Leibniz:

  Ik stuur u dus zoals u ziet de beschrijving van het principe van de gelijkmatigheid die er zal zijn in het Uurwerk door mij uitgevonden, dat niets gemeenschappelijks heeft met met het isochronisme van slingers of veren, het enige toch dat allen dusver hebben gebruikt. Huygens zelf, die onlangs zoals u weet die elegante toepassing van een schommelende veer op uurwerken heeft gepubliceerd, heeft het mijne ten zeerste goedgekeurd, als zijnde nieuw, en zuiver mechanisch en niet afhankelijk van natuurkundig experiment of meetkundig bewijs, zodat het verbazend is dat vaklieden er niet allang opgekomen waren. Mij is het zeker al vier jaar bekend, waarvan ik getuigen heb in Duitsland en Frankrijk; maar niemand betwist dit. Meestal gaat het zo dat, als één uitstekende uitvinding is gepubliceerd, zoals die van het Slingeruurwerk, de overwegingen van anderen, als het ware verbijsterd en gefixeerd op deze ene gedachte, iets hebben van een imitatie, die niet makkelijk is af te schudden; zelden wordt de geest, als het ware reddeloos verloren door deze preoccupatie, gericht op het vinden van een ander principe.
Zie het werk van Gerhardt, aangehaald in brief No. 1919, noot 12 [Leibnizens Gesammelte Werke], in deel I, p. 58.



[ 467 ]

No 2034.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

8 juni 1675.

De brief is in Londen, Royal Society..
Antwoord op No. 2009, 2016, 2020, 2025, 2030, 2031. Oldenburgs antwoord: No. 2035.

A Paris le 8 juin 1675.  

    Monsieur

  Hoewel ik gedurende enige tijd in gebreke ben gebleven te antwoorden op twee of drie van uw brieven, heb ik niet nagelaten zorg te dragen voor de bestelling die u mij hebt gegeven namens mylord Brouncker, en binnenkort zult u het horloge van het nieuwe maaksel krijgen dat hij wenst. De heer Dominique 1),


1)  Joseph Dominique Biancolelli ... een in die tijd vermaarde toneelspeler, bekend onder de naam Dominique. Hij werd in 1660 door kardinaal Mazarin naar Parijs ontboden, om deel uit te maken van de troep Italiaanse toneelspelers. Hij had, vooral in de rol van Harlekijn, zoveel succes dat zijn kameraden bij zijn dood [1688] het theater een maand sloten. Hij werd begraven in St. Eustache achter het koor.

[ 468 ]

een van de Italiaanse toneelspelers, heeft me aangeboden zich er mee te belasten, hij vertrekt volgende week met de troep. Deze uitvinding heeft mij niet weinig moeite en zorg gekost om haar zo ver te brengen als ze is, hoewel het werk vrij simpel lijkt; en dit is voor een deel wat me heeft belet u antwoord te geven, omdat ik eerst wilde zien dat de zaak experimenteel goed bevestigd werd. Ik twijfel er niet aan dat ze mettertijd nog meer vervolmaakt wordt en daarvoor heb ik zelfs enige proeven te doen, waarvan ik u hierna verslag zal uitbrengen.

  De handelwijze van meneer Hooke lijkt me noch goed, noch eerlijk: zich bedenker willen noemen van alles wat nieuw gevonden wordt 2) en in het bijzonder bij wat deze uitvinding aangaat past het hem niet te zeggen dat hij die al lang heeft, daar hij niets heeft voortgebracht toen ik u het anagram stuurde dat u kent, waarvan ik u zei dat het een nieuwe uitvinding van een uurwerk bevatte 3). Wie in staat is zelf mooie uitvindingen te doen gedraagt zich niet zo.

  Ik bedank u voor uw laatste tijdschriftnummers 4) en meneer Boyle voor het cadeau doen van zijn boek 5) dat tal van mooie experimenten bevat. Ik ben het geheel met hem eens dat allerlei soorten lichamen gemengd zijn in de lucht, omdat ze alleen maar heel dun behoeven te zijn om erin te kunnen worden gedragen, zelfs wanneer het goud zou zijn, als verondersteld wordt de voortdurende woeligheid van dit element. Zelfs in het luchtledige van de heer Boyle stijgen waterdeeltjes gemakkelijk, zoals blijkt uit het experiment, want bovenin het vat gaan ze druppels vormen.

  Bij wat hij zegt over het Damaststaal betwijfel ik of het de lucht is die het beter maakt, omdat in een metalen lichaam de lucht alleen effect schijnt te hebben op het oppervlak 6).

  Om te zien of het ook de lucht is die de efflorescentie op marcasieten maakt 7), zou het goed zijn ze op te sluiten in het luchtledige, en hetzelfde zou gedaan kunnen worden in verscheidene experimenten die hij aanhaalt, want soms zou men kunnen twijfelen of er niet iets uit het binnenste van het lichaam komt dat het effect geeft dat we aan de lucht toeschrijven.


2)  Zie brief No. 2010, noot 4.     3)  Zie brief No. 2013, noot 1.
4Phil. Trans. Numb. 111, 112, 113 van 22 februari, 25 maart en 26 april 1675 [O.st.].
5)  Het werk aangehaald in brief No. 2003, noot 5 [Tracts, 1674].
6)  Boyle verhaalt in zijn werk [p. 33] dat een uitstekende vakman, die hij soms aan zijn experimenten liet werken, een bescheiden man en te goeder trouw, hem had verzekerd dat staal van Damascus, in lucht bewaard, in de loop van de tijd heel merkbaar verbetert.
7)  In Exper. IV beschrijft Boyle een experiment waarin 2 ounces marcasiet (een pyriet-mineraal) na 7 weken meer dan 12 grains aan gewicht had gewonnen.


[ 469 ]

  Ik heb geen tijd om u er meer over te zeggen, maar alleen dat ik geheel ben

Monsieur
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Hugens de Zulichem.      
  A Monsieur
Monsieur de Grubendol
  A
    Londres.



No 2035.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

17 juni 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
2034. Huygens' antwoord: No. 2040.

A Londres le 7 Juni 1675.  

    Monsieur

  Ik ken de heer Dominique heel goed, en ik ben ervan verzekerd dat hij zorg zal dragen voor uw horloge, dat we zeer gaarne hier willen zien. Mylord Brouncker was heel blij met het nieuws, dat u hem in uw laatste brief erover berichtte, en verzoekt u de prijs ervan te noemen, opdat hij zijn plicht kan vervullen, en tegelijk het geld naar Parijs kan overmaken als hij u verzekert van zijn erkentelijkheid.
Wat betreft meneer Hooke, het is een man met een buitengewoon karakter; ik zou echter wensen dat u enkele woorden schreef aan mylord Brouncker 1) om hem te doen zien dat u niets wist van de uitvinding van meneer Hooke voordat u het anagram 2) hebt gestuurd, dat naar u zei een nieuwe uitvinding van uurwerken bevatte; waaraan u zou kunnen toevoegen, zo u wilt, dat iemand die als eerste de slinger op het uurwerk heeft toegepast, en de cycloïdale figuur ontdekt om de slingeringen te regelen, makkelijk een middel zal kunnen bedenken om de slinger te vervangen door een geschikte veer 3). Wat ik aanraad met geen ander doel,


1)  Chr. Huygens schreef pas aan Brouncker op 31 oktober daaropvolgend.
2)  Op 30 januari 1675; zie brief No. 2003.
3)  Huygens heeft zich bij Lord Brouncker pas verdedigd tegen de laster van zijn plagiaris in de uitvinding van de isochrone kegelslinger, toen het belang en de eer van Oldenburg op het spel stonden. Zie brief No. 2069.

[ 470 ]

dan dat ik van ganser harte wens dat iedereen ontvangt wat hem toekomt, en dat jaloersheden van goede verstanden geen afbreuk doen aan hun vriendschap, en aan de briefwisseling die zo nuttig is voor de groei van kunsten en wetenschappen. Ik bied daarbij alles aan wat van mij afhangt, en ik ben ervan overtuigd dat onze president over de zaak zal oordelen met oprechtheid en zonder enige partijdigheid, als man van veel eer en van grote scherpzinnigheid.

  Meneer Boyle groet u nederig, en betuigt heel blij te zijn met uw goedkeuring van zijn boek. Wat betreft die bijzonderheden die twijfel lijden, hij zegt niets ervan stellig te hebben gezegd en dezelfde achterdocht te hebben gehouden die u in uw brief uitspreekt. Hij laat nu een korte verhandeling drukken, aangaande de Effecten van zelfs lome bewegingen van lichamen; en een ander aangaande het mechanisch voortbrengen van waarneembare kwaliteiten. Waaraan hij zal kunnen toevoegen een betoog over de onvolmaaktheid van de theorie der gewone chymisten 4).

  Ik neem de vrijheid deze brief dikker te maken met mijn Transactions 5) van de maand mei, gelovend dat ik u alle voorgaande al heb gestuurd.

  Als het u goeddunkt te schrijven aan mylord Brouncker, verzoek ik u mij niet te noemen, om redenen die hier niet behoeven te worden vermeld. Het is

Monsieur
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
H. O.    
A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
dans la bibliotheque du Roy à
36 β Paris.      


4Experiments, Notes &c. about the Mechanical origin of divers particular Qualities: Among which is inserted a discourse of the Imperfection of the Chymists Doctrine of Qualities, together with some Reflections upon the Hypothesis of Alcali and Acidum. By the Honorable Robert Boyle Esq; Fellow of the Royal Society. London, 1675. in-8o.
[ Het stuk over 'languid and unheeded motion' verscheen pas in 1685.]

5)  Numb. 114, May 24, 1675 [O.st.].



[ 471 ]

No 2036.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

21 juni 1675.

De brief is in Londen, Royal Society..
Tegelijk onderweg met No. 2035. Oldenburgs antwoord: No. 2039, 2043.

A Paris ce 21 juin 1675.  

    Monsieur

  Ik stuur u, zoals ik u beloofd heb in mijn laatste brief 1), het horloge van mijn nieuwe uitvinding voor mylord Brouncker. De heer Dominique, die er de brenger van is, was des te meer bereid zich ermee te belasten omdat deze bestelling hem toegang tot u geeft, want aangezien hij houdt van de schone wetenschappen weet hij dat kennismaking met u hem slechts voordelig kan zijn. Het schijnt dat hij het verstand gericht heeft op de filosofie, en dat hij daarin succes had kunnen hebben als hij zich erop had toegelegd, maar hij is overigens zo aangenaam in de uitoefening van zijn beroep dat men niet zou willen wensen dat hij zich aan iets anders had overgegeven.

  Wat betreft een juist begrip van het horloge, verzoek ik u aan mylord Brouncker te zeggen dat men het een keer opwindt in 24 uur, en dat de sleutel gedraaid moet worden in dezelfde richting als de horlogewijzer draait; dat men om de beweging te versnellen of vertragen de kleine spiraalveer verkort of verlengt, door middel van de loper waarin deze veer gaat; en dat men om deze loper te laten lopen eerst met de sleutel de schroef moet losdraaien, die hem vasthoudt op het armpje dat vastzit dichtbij de genoemde veer.
Hij zal opmerken wat betreft de beweging van de onrust, dat men bepaalde schokken aan dit horloge kan geven, in de richting van de wijzerplaat, door het in een cirkel te laten draaien, die de beweging van het horloge kunnen schaden en zelfs doen ophouden (wanneer men ze op de juiste wijze weet te geven), maar deze slagen in tegengestelde richting kunnen nooit voorkomen als men het bij zich draagt, en in een ondiep zakje, zoals alle horloges worden gedragen. Anders is er meer dan één middel om zelfs dit ongemak weg te nemen, en de gemakkelijkste is deze horloges zo te maken dat de onrust vaker heen en weer gaat. Een ander middel dat dit gebrek radicaal wegneemt is met een dubbele onrust*) zodanig dat ze in elkaar grijpen met rondsels, wat de ene in tegengestelde richting laat draaien ten opzichte van de andere; en dan kunnen slagen tegen de beweging in, op welke manier ze ook zijn, niets veranderen aan het heen en weer gaan van de onrusten.

  U zult mij verplichten door me te berichten hoe ver meneer Hooke is met wat hij in dit soort werk heeft ondernomen. Hier zijn er verscheidenen die verschillende constructies


1)  Brief No. 2034.     [ *)  Zie de figuur, (T. XVIII, p. 525) van de dubbele onrust: in het midden het kroonrad K, daaronder de horizontale spil met 2 lepeltjes, die de kracht overbrengen naar 2 balanswielen, waarvan alleen het rechtse aan een spiraalveer zit.]

dubbele onrust
[ 472 ]

hebben willen voortbrengen, of variaties op die welke ik heb gegeven, maar tot dusver heeft men niets goeds zien verschijnen.

  De prijs van het horloge dat ik stuur is 27 écus of 80 pond waarop ik het heb geschat, hoewel de vakman deze eerste werkstukken duurder 2) willen verkopen.


2)  Voeg in: heeft.




No 2037.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

1 juli 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2035. Huygens' antwoord: No. 2040.

A londres le 21 juin 1675.  

    Monsieur

  Ik heb gisteren uw horloge ontvangen uit handen van signor Dominique, en toen mylord Brouncker me twee of drie uren daarna kwam bezoeken leverde ik het hem persoonlijk af. Hij groet u heel bescheiden en bedankt u ervoor dat u er zo goed voor hebt gezorgd zijn wens in te willigen. Hij verzoekt u dringend hem te willen berichten wat het horloge kost, en aan wie hij hier het geld moet betalen; u belovend dat hij, na het te hebben getest, u er verslag van zal doen met een algehele onpartijdigheid, niets anders wensend dan dat iedereen krijgt wat hem toekomt. Sr. Dominique sprak mij over een brief die u hem voor mij 1) hebt gegeven, maar dat hij hem in zijn koffer had gedaan die nog niet was aangekomen. Ik hoop dat ik daarin datgene zal vinden wat mylord Brouncker wenst te weten, dat wil zeggen de onkosten die u hebt gemaakt voor het genoemde horloge.

  Wat betreft dat van meneer Hooke, dat is voor ons nog verborgen, alleen de koning heeft het gezien, en hij zal het pas openbaar maken als het privilege is verzonden. Het is een man die een heel bijzonder karakter heeft, dat men moet verdragen met zoveel te meer geduld, omdat hij een grote vruchtbaarheid van geest heeft om nieuwe dingen uit te vinden. Geen groot vernuft zonder etc. 2)


1)  Brief No. 2036.
2)  Geen groot vernuft is zonder bijmenging van waanzin geweest. Seneca, De tranquillitate animi.

[ 473 ]

  Binnenkort zal gepubliceerd worden de Anatomie van Planten 3) van signor Malpighi 4), en de heer doctor Grew 5) zal hem weldra volgen, door enige betogen over dezelfde stof 6) te laten drukken, die de ontdekkingen van Malpighi zullen bevestigen, en er enkele bijzonderheden van hem aan zullen toevoegen, als ik me niet vergis.

  Meneer Boyle, die u zijn bescheiden groeten doet, laat ook iets nieuws drukken, dat u niet zal mishagen, denk ik, die ben

Monsieur
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Oldenburg.    
A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
dans la bibliotheque du Roy à
Paris.      


3)  Marcelli Malpighii Anatome Plantarum, cui subjungitur Appendix, iteratas & auctas ejusdem de Ovo Incubato Observationes continens. Londini. Impensis Joh. Martyn, ad insigne Campani in Caemeterio D. Pauli. 1675. in-folo.
4)  Over Marcello Malpighi zie brief No. 1742, noot 11.
5)  Nehemiah Grew, geboren in 1641 ... oefende de geneeskunde uit in Coventry, waarheen zijn vader, preikant verwikkeld in de troebelen van de tijd, in 1642 was uitgeweken. Als botanicus werd hij in 1670 [of 1671] lid van de Royal Society van Londen, waar hij zich in 1672 vestigde. Hij stierf op 25 maart 1712 te Cheshurst. Met Malpighi wordt hij beschouwd als de grondlegger van de planten-anatomie en -fysiologie.
6The Comparative Anatomy of Trunks; together with an Account of their Vegetation grounded thereupon, by Nehemiah Grew M.D. and Fellow of the Royal Society: Printed by the Assigns of John Martyn Printer to the said Society, for Walter Kittilby, London, 1675. in-8o.



[ 475 ]

No 2039.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

8 juli 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
2036. Huygens' antwoord: No. 2048.

A Londres le 28 juin 1675.  

    Monsieur

  Met mijn laatste brief van de 21e jongstleden bedankte ik u voor de zorg, ons uw nieuwe horloge te sturen. Sindsdien is mij door mylord Brouncker gevraagd me bij u ervan op de hoogte te stellen, of het genoemde horloge in Parijs was afgesteld of niet. Zo niet, hoeveel het in zijn beweging afweek van de werkelijkheid, en of het te snel of te langzaam liep. Men gelooft dat informatie over deze bijzonderheden van veel belang is om naar behoren te oordelen over dit toestel. Wat betreft dat van meneer Hooke, het is nog in handen van de Koning, die er niet over wil spreken tot het privilege openbaar is; alleen geef hij te verstaan dat hij er een zeer goede mening over heeft. Overigens, mylord Brouncker is bereid om het geld te betalen dat u hebt genoemd, als u alleen wilt duidelijk wilt maken aan welke persoon u wilt dat men het hier betaalt; waarover ik uw opdracht zal verwachten met de volgende gewone post, blijvend

Monsieur
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Oldenburg.    

  Toen ik had geschreven wat op de andere kant staat, ontving ik een brief van de heer Gregory uit Schotland, die spreekt over een andere manier om de beweging van de aarde te bewijzen, dan die van meneer Hooke. Ik zal u deze in zijn eigen woorden geven.

[ 476 ]

  Sinds ik de verhandeling van de heer Hooke over de beweging van de Aarde 1) heb gelezen, heb ik er enige gedachten over gekregen die misschien (als ze niet te voor de hand liggend en al aan u bekend zijn) enig belang kunnen hebben.
kegel, lijnen Laat C en D twee vaste sterren zijn, S de zon, CDBA een vlak dat door de drie punten C, D en S gaat, en de baan van de Aarde snijdt in A en B. Laat een cirkel gaan door de punten A, C en D, die CB snijdt in E. De sinus van de hoek CAD is tot de sinus van de hoek CDB als DB tot DE; deze verhouding zal vrij goed waarneembaar zijn als de ster D veel dichterbij is dan C; ja soms misschien zo goed, dat D vanuit B aan de ene kant van C lijkt te staan, en vanuit A aan de andere kant. De punten A en B, op de baan van de Aarde, kunnen gemakkelijk preciezer worden gevonden dan voor deze zaak vereist wordt. Mijn gedachten zijn kortweg als volgt:
Als vanuit A en B de hoeken CAD en CBD worden waargenomen en ongelijk bevonden, kunnen daaruit twee dingen worden afgeleid die tot dusver betwijfeld werden, namelijk de beweging van de Aarde, en de ongelijke afstand van de vaste sterren. En deze hoeken (ten aanzien van hun ongelijkheid, als die er is) kunnen gemakkelijk worden waargenomen, omdat voor dit effect twee willekeurige sterren op het firmament gekozen kunnen worden, als ze binnen het gezichtsveld van de telescoop vallen; één daarvan kan een grotere ster zijn van de 1e grootte, en dientengevolge naar alle waarschijnlijkheid dichtbij ons; en de andere van de 6e, ja misschien van de 60e grootte, en ver van ons vandaan. En wat het belangrijkste is, dit kan zonder enige aanzienlijke voorbereiding gemakkelijk en nauwkeurig worden waargenomen met elke soort micrometer; of (als D wordt gezien aan beide kanten van C, wat soms het geval kan zijn) met een eenvoudige telescoop. Als gezegd wordt dat hieruit alleen kan worden opgemaakt dat de vaste sterren een parallax hebben, en niet hoeveel deze is bij de ene of de andere ster, antwoord ik dat de hoofdzaak is te bewijzen dat ze een parallax hebben. En toch kan uit een derde waarneming, zoals bijvoorbeeld in F, de parallax van zowel C als D meetkundig worden opgemaakt, als dat de moeite waard wordt gevonden 2).

A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem,
dans la bibliotheque du Roy, à
10 β Paris.      


1)  Het boek aangehaald in brief No. 1989, noot 1.
2)  De brief van Gregory aan Oldenburg staat in zijn geheel in Birch, History, III, p. 225-6.
[ Het begin is daar: "Sir, By M. Collins his favour I have seen M. Hooke's excellent treatise for proving the motion of the earth; and have had some thoughts thereon, ...". Heeft Oldenburg het woord 'excellent' met opzet weggelaten?]



[ 477 ]

No 2040.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

11 juli 1675.

De brief is in Londen, Royal Society..
Antwoord op No. 2035, 2037. Tegelijk onderweg met No. 2039. Oldenburgs antwoord: No. 2044.

A Paris ce 11 Juillet 1675.  

    Monsieur

  Ik ben heel blij dat mijn horloge aan u is gegeven, en in goede staat. Er was een briefje in dezelfde doos, dat een deel van de instructies bevatte die nodig zijn voor het juiste gebruik ervan, de rest stond in de brief die sindsdien ongetwijfeld door de heer Dominique aan u zal zijn gegeven. Maar een intelligent iemand zoals mylord Broncker behoeft alleen het werk te zien om het hele geheim ervan te begrijpen.
Wat betreft de nauwkeurigheid van deze horloges vermoed ik dat ze onvergelijkelijk veel groter is dan die van de gewone, maar nog steeds minder dan die van slingeruurwerken, vooral de lange; het verschil komt door het feit dat de wrijving van de spillen belangrijker is bij kleine werken dan bij grote, en door de extra kracht die aan de grote veer van deze horloges moet worden gegeven om te garanderen dat ze niet gaan stilstaan, terwijl bij slingeruurwerken die in rust blijven alleen maar de kracht nodig is om hun beweging te onderhouden.
Sedert mijn laatste brief heb ik de proef genomen met de dubbele onrust om tegenbewegingen te verhelpen, en ik heb gevonden dat het inderdaad dat euvel wegneemt, maar aan de andere kant wordt de beweging van de onrust erdoor gehinderd, zodat er meer kracht nodig is om deze beweging te onderhouden. Er is nog een remedie die eenvoudiger is en die ik nu in praktijk laat brengen en die voortreffelijk slaagt.

  Uit wat u me hebt bericht in uw brief van 7 juni 1) schijnt het dat mylord Brouncker betwijfelde of ik niets had geweten van de uitvinding van meneer Hooke, toen ik u het anagram van de mijne stuurde. Daarover verzoek ik u mij te zeggen of men, voor het ontvangen van dit anagram, wist dat meneer Hooke er aanspraak op maakte een nieuwe uitvinding van uurwerken te hebben. Want u hebt me er niets over laten weten 2) dan pas nadat mijn uitvinding is gedrukt in het Journal 3).

  Ik weet niet hoe men bij u de slecht gefundeerde opschepperij van deze man kan verdragen, en dat men niet overweegt dat, als hij een zo nuttige en zo belangrijke uitvinding had gehad, hij niet verzuimd zou hebben zich erop te laten voorstaan en ze in werking te brengen. Ik verzoek u


1)  Brief No. 2035.
2)  Noch in de correspondentie van Oldenburg, noch in die van Moray met Chr. Huygens is tussen 25 januari 1666 en 21 maart 1675 enige toespeling te vinden op uurwerken met een isochrone veer, gebouwd door Hooke. Over de horloges waarmee Hooke zich in 1664 en 1665 bezighield, zie de brieven No. 1466, 1479 en 1508.
3)  Zie het stuk No. 2014, van 25 februari 1675.

[ 478 ]

wat ik u erover zeg mee te delen aan mylord Brouncker, van wiens rechtvaardigheid en onpartijdigheid ik evenzeer overtuigd ben als u zelf.

  Ik mag deze brief nu niet beëindigen zonder u de brenger ervan aan te bevelen, het is de heer Papin 4). Hij woont nu twee jaar bij mij en helpt me bij het doen van allerlei experimenten. En u zult hebben gezien, denk ik, een korte verhandeling 5) die hij heeft laten drukken aangaande die van het luchtledige, waarin ook zijn nieuwe manier staat om die machines in te richten, die vernuftig is en die in de praktijk heel goed slaagt. Hij verlangde ernaar te gaan zien wat men in uw land doet, zelfs met het plan zich daar te vestigen, als hij er de gelegenheid voor zou kunnen vinden.
Ik verzoek u hem uw gunst en bescherming te willen verlenen, en dat hij met uw bemiddeling bekend kan worden aan uw illustere vrienden, vooral aan meneer Boyle en mylord Brouncker. Hij begrijpt heel goed alles wat te maken heeft met werktuigbouw en weet ook iets van meetkunde. Verder kan ik ervoor instaan dat hij verstandig en bescheiden is, door de ervaring die ik ermee heb gehad gedurende al die tijd dat hij bij me is geweest, en hij komt uit te eerbare familie om op dat punt in gebreke te blijven.

  Ik verzoek u mijn nederige groeten te doen aan die heren die ik zojuist noemde en te geloven dat ik ben

Monsieur
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Hugens de Zulichem.      

  Mylord Brouncker zal zo goed willen zijn de 80 lb voor het horloge te betalen aan de heer Papin, die deze som aan de klokkenmaker heeft gegeven.


4)  Zie het stuk No. 2008, noot 11.
5Nouvelles Experiences du vuide, avec la description des machines qui servent à les faire. A Paris, chez J. Cusson fils, ruë S. Jacques, à l'image de S. Jean Baptiste. M.DC. LXXIV. Avec Permission.
We kennen van dit boek maar een enkel exemplaar, dat van de Royal Society van Londen [nu ook: Gent, Lyon], waaraan we de titel hebben kunnen ontlenen dankzij de medewerking van de heer Harrison. Oldenburg heeft in Phil. Trans. Numb. 119 - 122 van dit werk een gedetailleerde analyse gegeven, die zelfs weinig minder lijkt te zijn dan een complete vertaling.



[ 481 ]

No 2043.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

25 juli 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2039. Huygens' antwoord: No. 2048.

A Londres le 15 Juillet, 1675.  

    Monsieur,

  Hier zijn de Transactions 1) van de maand juni, die bijna geheel zijn gevuld met de beschrijving van 2) van een instrument van meneer Boyle om met een vrij gemakkelijke en eenvoudige methode echt geld te onderscheiden van vals enz.

  Ik heb nog niet uw antwoord 3) gekregen op wat ik had gewenst aangaande de aanwijzing van de persoon, aan wie mylord Brouncker het geld moet betalen dat verschuldigd is voor uw horloge; hierover heb ik u namens hem te zeggen, dat de gang heel nauwkeurig is zolang het loopt, maar dat het soms stil gaat staan na de 12 eerste uren nadat het is opgewonden, zelfs wanneer men het bij zich draagt en in een ondiep zakje, zonder dat men het met opzet schokken geeft. Mylord Brouncker, die zeer bereid is u bij deze uitvinding van dienst te zijn, verzoekt u daarom voor hem zo spoedig mogelijk een ander te willen laten maken, waarin dit ongemak radicaal is weggenomen door een dubbele onrust, volgens de strekking van uw laatste brief 4). Hij zal niet nalaten er al het nodige voor te betalen; en u zou de 80 pond al hebben ontvangen, als we hadden geweten aan wie u het hier betaald wilt hebben.

  Wat betreft het horloge van meneer Hooke, het is nog in handen van de vakman, die beweert het zo te willen maken dat men er niets op aan te merken vindt. De genoemde mylord Brouncker wil er heel graag een van u hebben met een dubbele onrust, voordat dat van meneer Hooke verschijnt, zich voornemend het uwe tegenover dat van meneer Hooke te stellen en gelovend dat het dit zal overtreffen.


1Philosophical Transactions Numb. 115, June 21, 1675 [O.st.].
2)  A new Essay-Instrument, invented and described by the Hon. Robert Boyle, together with the Uses thereof: The Discourse consists of three Parts: The first shews the Occasion of making it, and the Hydrostatical Principle 'tis founded on; The second describes the Construction of the Instrument; The third represents the Uses, which, as relating to Metals, are, 1. To discover, whether a proposed Guiny be true, or counterfeit. 2. To examine divers other Gold-coyns, and particularly half-Guinys. 3. To examine the new English Crown-pieces of Silver. 4. To estimate the goodness of Tin and Pewter. 5. To estimate the Alloys of Gold and Silver, and some other Metallin Mixtures.
3)  Brief No. 2040.     4)  Brief No. 2036.

[ 482 ]

  U kunt ervan overtuigd zijn, dat men u hier alle recht zal doen, vooral gezien het feit dat de genoemde persoon heeft ondernomen het ene en het andere te testen met alle nauwkeurigheid evenzeer als met een volkomen onpartijdigheid. Ik raad u dus aan, meneer, als vriend, het tweede horloge te laten verzenden, zoals gewenst is; en temeer omdat mylord Brouncker het horloge dat hij heeft niet wil laten openmaken door enige vakman hier, omdat hij de nauwkeurigheid ervan zo hoog schat, dat hij het niet zo lang zou willen missen; bovendien wenst hij er twee te hebben, om in het geval dat het ene stil gaat staan, het andere in beweging te kunnen vinden. Ik verzoek u mij ervan te verwittigen dat u deze brief zult hebben ontvangen van

Monsieur
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Oldenburg.    
  A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
dans la Bibliotheque du Roy à
50 β Paris.      



No 2044.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

1 augustus 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2043, en antwoord op No. 2040. Huygens' antwoord: No. 2048.

A Londres le 22 Juillet, 1675.  

    Monsieur,

  Ik neem nog de vrijheid u met deze regels lastig te vallen, die u verzoeken op zijn minst minuten (zo niet seconden) te willen laten maken in het tweede horloge, dat mylord Brouncker u heeft laten vragen met mijn laatste brief van de 15e jongstleden, daar hij verlangt (zoals ik u toen schreef) het op alle mogelijke manieren te vergelijken met dat van meneer Hooke, als het verschijnt,

[ 483 ]

en dit zal minstens minuten hebben. Wilt u dus alstublieft niet nalaten de vakman aan te zetten tot verzending evenzeer als tot nauwkeurigheid.

  De heer Papin heeft me uw brief gebracht 1); ik zal trachten hem van dienst te zijn waar het mogelijk is, vooral gezien het feit dat hij de kwaliteiten blijkt te hebben waarmee u hem hebt aanbevolen aan

Monsieur
    Vostre tres humble et tres obeissant serviteur
Oldenburg.    
A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
  dans la bibliotheque du Roy
10 β  à
Paris.      


1)  Brief No. 2040.



[ 486 ]

No 2046.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

9 augustus 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2044 en tegelijk onderweg met No. 2048.

A londres le 30 Juillet 1675.  

    Monsieur,

  Ik gebruik de weg van degene die u deze brief geeft om u een andere 1) te geven die van de heer Smethwick 2) is, met een doos die enige lenzen bevat die hij heeft gemaakt, en hij verzoekt u deze te willen onderzoeken en hem uw mening erover te zeggen. Het zal u genoegen doen de persoon die u deze dingen brengt te ontvangen met uw gewone welwillendheid en hem toe te staan u soms te bezoeken; hij is een edelman uit Lausitz, Tschirnhaus 3) geheten en groot liefhebber van de studie van wiskunde en vooral van Algebra, waarin u hem, als ik me niet vergis, zeer geleerd zult vinden.

  Voor het overige, denkt u aan het tweede horloge, dat ik u namens mylord Brouncker heb gevraagd, met twee brieven 4), en probeert u het me alstublieft zo snel als u kunt te sturen in de hoogste graad van volmaaktheid die u eraan kunt geven. Het is uw eigen belang, dat ermee gemoeid is in de overtuiging van
Monsieur
    Vostre tres humble et tres obeissant serviteur
Oldenburg.    
A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
dans la Bibliotheque du Roy à Paris.
avec une petite boite ronde.


1)  Zie Aanhangsel No. 2047.     2)  Zie brief No. 1848, noot 6.
3)  Ehrenfried Walther, Freiherr von Tschirnhaus of Tschirnhausen ... geboren in 1651 bij Görlitz ... studeerde in Leiden en was er bekend met baron van Nulant of Nieuwlant [T. VI, p. 304; Elementa physica, 1669, met brief van Huygens, 26 april 1669; zie ook p. 82]. In 1672 en 1673 diende hij als vrijwilliger in het Hollandse leger. Na reizen in Engeland, Frankrijk en Italië trok hij zich terug op zijn landgoed, waar hij zich bezighield met wiskunde en fysische experimenten en zijn beroemde brandspiegels. Hij trouwde in 1682 met Elisabeth Eleonora van Lest. In dat jaar werd hij verkozen tot lid ... van de Académie des Sciences te Parijs. Fontenelle schreef zijn lofschrift.
4)  De brieven No. 2043 en 2044.



[ 488 ]

No 2048.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

10 augustus 1675.

De brief is in Londen, Royal Society..
Antwoord op No. 2039, 2043, 2044 en tegelijk onderweg met No. 2046.
Oldenburgs antwoord: No. 2050.

A Paris ce 10 Aoust 1675.  

    Monsieur

  Gedurende enige tijd ben ik buiten de stad geweest, wat me heeft belet uw 2 brieven te ontvangen van 15 en 22 juli met de laatste Transactions, waarvoor ik u nederig bedank. Wat u mij bericht aangaande het horloge van mylord Brouncker, dat het soms gaat stilstaan in de zak, verbaast me omdat ik het hier vrij lange tijd heb gedragen zonder dat deze toevalligheid zich ooit heeft voorgedaan. Het zou kunnen zijn dat als men het dikwijls opent, om het te laten zien, er stof in was gekomen, waarbij de remedie is het te laten schoonmaken. Maar de klokkenmaker aan wie men het toevertrouwt moet het veertje wel goed weten terug te zetten, en zodanig dat de onrust niet aanloopt zoals bij een slingeruurwerk wanneer het niet goed recht is opgehangen.
Wat betreft het tweede horloge dat mylord Brouncker vraagt verzoek ik u hem te zeggen dat ik de dubbele onrust heb laten testen en dat hij werkt

[ 489 ]

zoals ik me had voorgesteld, te weten dat hij de toevalligheid met de tegenbeweging wegneemt; maar dat hij aan de andere kant de beweging teveel hindert door de wrijving van een rondsel, dat er nog bij nodig is om de wendingen van de twee onrusten over te brengen; zodat op de grote veer meer dan de dubbele kracht nodig is om zo'n horloge te onderhouden.

  Ik heb u in mijn vorige brief 1) bericht dat ik een andere remedie had gevonden voor de tegenbeweging die in werkelijkheid beter is, en er slechts uit bestaat de wendingen van de onrust frequenter te maken, zoals met 240 per minuut in plaats van 120 die hij had. Als dit zo is kan men niet de tegenbeweging krijgen die nodig is om het horloge te doen stilstaan, ook al wil men het met opzet doen. Want bij zakhorloges is het alleen nodig ze heel wat kracht te geven om ze voor deze toevalligheid te vrijwaren. En ik draag er een dat slechts halve seconden slaat, en dat nooit gaat stilstaan. Als mylord Brouncker het wenst zal ik er voor hem een laten maken met minuten, want voor seconden hebben we nog niet de perfectie bereikt die daarvoor nodig is, en ik geloof niet dat men er in het klein toe kan komen, althans als men wil dat de horloges te dragen zijn.

  Als meneer Hooke er meer aan te verfijnen vindt, zal hij mijn verwachting overtreffen, maar aangezien zijn constructie dezelfde basis heeft als de mijne, zoals u mij hiervoor hebt bericht, zou men mij geen recht doen, als men zijn uitvinding zou beschouwen als een ander origineel. Want zijn bewering 2) dat hij er lang geleden aan heeft gedacht lijkt me heel kleingeestig, en hij zou op zijn minst iets moeten hebben laten zien toen ik hem het anagram stuurde waarbij ik uitdrukkelijk aantekende dat het een nieuwe uitvinding van uurwerken bevatte 3).

  Ik ben u verplicht voor de welwillendheid die u verklaart te hebben om goede dingen te verschaffen aan meneer Papin 4), die de ontvangst die u en die andere heren hem hebben gegeven niet genoeg zou kunnen prijzen.

  Ik ben meneer

Monsieur
    Vostre tres humble et tres obeissant serviteur
Hugens de Zulichem.      

  Ik was vergeten in mijn brief te zetten dat, als men ertoe komt het horloge te demonteren om de hele constructie ervan te bekijken of voor iets bijkomstigs, men erop moet letten de geëmailleerde wijzerplaat los te maken, waar omheen een stuk ligt dat dient om de grote veer te demonteren.

  Te weten is nog dat wanneer men de onrust heeft verwijderd en hij bij het terugzetten aanloopt (zoals een slingeruurwerk dat scheef is opgehangen), dan moet men


1)  Zie brief No. 2040.     2)  Zie de brieven No. 2025 en 2034.
3)  Zie brief No. 2003.     4)  Zie brief No. 2044.

[ 490 ]

dit gebrek herstellen door de tanden van het wieltje in het rondsel van de onrust anders in elkaar te laten grijpen, nadat men dit wieltje heeft losgemaakt.

  Bij het opwinden van de veer moet de sleutel gedraaid worden totdat hij niet verder kan, zoals bij een slingeruurwerk.




No 2049.

D. Papin aan Christiaan Huygens.

10 augustus 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Hij is gepubliceerd door E. Gerland
1).

de Londres ce 10e Aoust 1675.  

    Monsieur

  De Duitse edelman 2) die u deze brief zal geven heeft veel verstand van wiskunde en toen ik hem verschillende keren ontmoette bij de heren Oldenburg en Boyle heeft hij me laten blijken dat hij voor u alle bewondering heeft die uw werken geven aan degenen die ze begrijpen, en zo heb ik de vrijheid genomen u via hem te schrijven.
Ik heb het horloge van mylord Brouncker gezien en ik heb gevonden dat de schommeling ervan zeker is verminderd 3), maar hij zegt me toch dat het de eerste twaalf uren heel zelden stopt en zo hoeft hij het alleen maar twee keer per dag op te winden. Overigens wantrouwt hij zozeer de vaardigheid van de vaklieden van dit land hier, dat hij zijn horloge 4) niet durft te laten demonteren totdat hij het andere heeft ontvangen dat hij u gevraagd heeft, en hij heeft het met een dubbele onrust gevraagd alleen op grond van een brief waarin u berichtte dat dit het middel was om de tegenbeweging te verhinderen 5), maar nu, meneer, verzoekt hij u eenvoudig hem er een te sturen met de manier die u als beste beoordeelt, en hij verzekert u dat het verslag dat hij ervan zal maken heel rechtvaardig zal zijn.
Ik heb nog niet de eer gehad hem te ontmoeten sedert die brief die u zo goed was aan mij te schrijven 6), hoewel ik twee keer bij hem ben geweest. Ik zal niet verzuimen bij de eerste ontmoeting te voldoen aan wat u me hebt opgedragen. Ook de heer Hooke heb ik nog niet ontmoet en


1)  In het werk aangehaald in stuk No. 2008, n.11: Leibnizens und Huygens' Briefwechsel mit Papin ..., 1881 [p. 146].
2)  Von Tschirnhaus, zie brief No. 2046.     3)  Zie brief No. 2048.
4)  Lees: montre [i.p.v. monter].     5)  Zie brief No. 2036.
6)  We kennen deze brief van Chr. Huygens aan Papin niet.

[ 491 ]

toen ik aan meneer Oldenburg om nieuws over zijn horloge vroeg heeft hij me gezegd dat het nog niet verscheen en dat hij zelfs geloofde dat het helemaal niet zou verschijnen, maar hij zei me niet waarom. Overigens geloof ik niet dat de Royal Society veel doet en de heer Boyle heeft me gezegd dat hij er al negen maanden niet is geweest en toen ik hier aankwam was het al even geleden dat de vakantie was begonnen 7) en die zal nog lang niet eindigen 8). Er is hier enig gerucht over de nieuwe ambachten van linten en zijden kousen, de vaklieden die erdoor benadeeld worden zijn te hoop gelopen om de nieuwen het werken te beletten, men gelooft dat dit de terugkeer van de Koning zal verhaasten en ondertussen zijn er dagelijks burgers onder de wapenen.
Ik oefen mijn Engels door het boek van de heer Boyle 9) te vertalen over 10) de mogelijkheid van de opstanding, waarover ik u niets zal zeggen, meneer, wetend dat u het hebt gezien, maar ik geloof dat ik weldra andere bezigheden zal kunnen krijgen bij een jonge edelman over wie meneer Oldenburg me sprak, die een leermeester nodig heeft en wiens vader een voorliefde voor experimenten heeft, als het lukt zal ik u meneer verzoeken mij de vrijheid te geven u soms te raadplegen en ik zal mij zo goed als ik zal kunnen op de hoogte stellen van alles wat hier nieuw is, om u er deelgenoot van te maken zoals u me opdraagt, en ik zal me maar al te gelukkig prijzen zo een onderwerp te hebben om u mijn hoogachting kenbaar te maken en u te verzekeren dat ik ben

Monsieur
    Vostre tres humble et tres obeissant serviteur
Papin.   [>]    
  A Monsieur
  Monsieur Hugens
a la Bibliotheque du Roy
A Paris.  


7)  Sinds de zitting van 8 juli [O.st.].
8)  De Royal Society hernam de zittingen op 28 oktober [O.st.].
9Some Physico-Theological Considerations about the Possibility of the Resurrection, by the Honourable Robert Boyle, Esq., Fellow of the Royal Society. London. 1675. in-8o.
10)  [De brief is hier gescheurd, er ontbreekt een lettergreep.].



[ 492 ]

No 2050.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

22 augustus 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
2048. Huygens' antwoord: No. 2062.

    Monsieur

  Weliswaar hebben we in twee van mijn laatste brieven 1) een van uw horloges gewenst met een dubbele onrust, maar dat was op wat u in uw brief van 21 juni 2) schreef; dat de dubbele onrust het gebrek van de tegenbeweging radicaal zou wegnemen. Als ik me niet sterk vergis, heb ik 3) u sindsdien verzocht met een 3e brief 4), voor mylord Brouncker zo'n horloge te laten maken dat u als het meest volmaakt van alle zou beoordelen, en in het bijzonder met die remedie waarvan u melding maakt in uw brief van 11 juli 5), zeggend dat u het toen in praktijk liet brengen en dat het volmaakt goed slaagde. We verzoeken u nog, opdracht te geven, als u het nog niet hebt gedaan, dat zo'n horloge zo snel als maar mogelijk is zal worden gemaakt en het ons langs een veilige weg toe te sturen.

  Mylord Brouncker groet u heel vriendelijk; en ik hoop dat ik meneer Papin 6) weldra zal plaatsen; blijvend

Monsieur
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Oldenburg.    
  A Londres le 12. Aoust 1675.

  A Monsieur
  Monsieur Christian Hugens de Zulichem,
dans la bibliotheque du Roy á
34 β Paris.      


1)  Zie brieven No. 2043 en 2044.     2)  Zie brief No. 2036.     3)  [Lees: je].
4)  Brief No. 2046.     5)  Zie brief No. 2040.     6)  Zie brief No. 2049.



[ 499 ]

No 2056.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

23 september 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2050. Huygens' antwoord: No. 2062.

A Londres le 13. Sept. 1675.  

    Monsieur

  Nadat ik u kort geleden verscheidene malen heb geschreven, en u met aandrang verzocht namens mylord Brouncker, zo spoedig mogelijk een tweede horloge te willen sturen, dat naar uw oordeel het meest voldoet, en nadat ik geen enkel antwoord heb ontvangen, begin ik te betwijfelen of al mijn brieven u wel zijn gegeven. Daarom neem ik de vrijheid, ertoe aangezet door de genoemde heer, de inhoud van mijn voorgaande brieven te herhalen, en u te verzoeken, bij de vakman te willen aandringen zo'n horloge af te maken, en er zorg voor te dragen het zo keurig en precies te maken, dat het de proef kan doorstaan die het hier zal ondergaan door degenen die het meest verstand hebben van deze zaak.
Dat van meneer Hooke loopt heel gelijkmatig, en slaat seconden a). Maar desniettemin heeft mylord Brouncker nog steeds een betere mening over uw bouwwijze; daarin zou hij zich graag bevestigd zien door een dergelijk horloge, dat niet gaat stilstaan (zoals dat wat hij heeft vaak doet, zonder dat er stof ingekomen is), met toepassing van die remedie waarover u spreekt in uw laatste brief van 10 augustus 1). Als u er een hebt dat voor u is gemaakt, zou u er goed aan doen lijkt mij, en het zou in uw belang zijn, het me zo snel als u kunt toe te sturen, als het horloge u bevalt. U zult dat andere kunnen nemen, waaraan men nu in Parijs werkt voor de genoemde mylord.

  Aangaande de heer Papin 1) geloof ik u al te hebben bericht dat ik hem heb geplaatst om leermeester te zijn in een eerbaar huis hier te Londen 2). Het is dat ik, naast zijn verdienste, heb verwezen naar de aanbeveling die u ten aanzien van hem hebt gedaan aan

Monsieur
    Vostre tres-humble et tres-obeissant serviteur
Oldenburg.    
A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem,
  dans la bibliotheque du Roy à
10 β Paris.      


a)  Meneer Hooke doet niet anders dan wat verscheidene klokkenmakers hier hebben gedaan, namelijk de constructie veranderen, wat niet moeilijk is, en [Chr. Huygens].
1)  Zie brief No. 2048.     2)  Zie de brieven No. 2049 en 2050.



[ 506 ]

No 2059.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

4 oktober 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2056. Huygens' antwoord: No. 2069.

A Londres le 24 Sept. 1675.  

    Monsieur,

  Ik verlang zeer naar een zo goede gelegenheid om ons uw tweede horloge te brengen, als die van de heer Dominique 1) was, die u deze brief zal geven en die zich getrouw kweet van wat u hem had toevertrouwd. Hij is een te fatsoenlijk iemand, lijkt me, om geen andere bezigheid te hebben dan komediespelen. U bent mijns inziens verplicht hem uw welwillendheid te laten blijken, evenzeer als wij in dit land hier hebben getracht hem van dienst te zijn. En als hij had gewild, of de tijd had gehad, kennis te maken met mylord Brouncker, had deze hem met niet minder vriendelijkheid ontvangen dan hij meneer Papin 2) ontving.
Overigens hoop ik dat het horloge, dat we al zoveel malen van u hebben gewenst 3), zal zijn vertrokken voordat deze brief u wordt gegeven. Dat van meneer Hooke geeft tot dusver alle voldoening aan de Koning, die echter nog niet het binnenwerk ervan laat zien. Daarom zouden we graag willen dat het uwe hier snel verscheen.

  Aan de brenger van deze brief heb ik een exemplaar geleverd van de Anatomie van Planten van Malpighi 4) ten dienste van meneer Justel aan wie ik het verschuldigd was, en die toch


1)  Zie brief No. 2034.     2)  Zie brief No. 2049.
3)  De eerste keer in brief No. 2043.
4)  Het werk aangehaald in brief No. 2037, noot 3.

[ 507 ]

niet zal nalaten het u te laten zien en doorbladeren, zoals ik hem heb verzocht het te lenen aan de heer du Hamel, die bereid zal zijn u er deel aan te laten nemen. U zult mij verplichten door me aan te geven wanneer het werk van uw Academie over gewassen 5) gedrukt zal zijn, en de opzet hiervan. Dat wil zeggen meneer, aan

Monsieur
    Vostre treshumble et tres-obeissant serviteur
Oldenburg.    
A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem,
  dans la Bibliotheque du Roy
à
Paris.      


5)  Zie brief No. 2069, noot 3.



[ 509 ]

No 2061.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

7 oktober 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2059. Huygens' antwoord: No. 2062.

Londres le 27 Sept. 1675.  

    Monsieur,

  Toen ik kwam te spreken met mylord Brouncker heeft hij gewenst dat ik u zou verzoeken het tweede horloge zoveel mogelijk te laten bespoedigen, en er zorg voor te dragen dat het de hoogste volmaaktheid heeft die u en de vakman eraan kunnen geven, daar het bestemd is voor zijne koninklijke hoogheid de Duke of York 1) zelf, die op het ogenblik in zijn zak dat 2) van mylord Brouncker draagt; die u bovendien verzoekt zo snel als u maar kunt nog een half dozijn van uw horloges te laten maken, en ze hierheen te sturen; de genoemde mylord Brouncker heeft zijn woord gegeven, voor alles te laten betalen, zodra ze hier zijn aangekomen. Meneer, u zult niet verzuimen goed te zorgen voor alles wat hierboven staat, het is een groot blijk van vertrouwen in u.
  Ik ben

Monsieur
    vostre treshumble serviteur
Oldenburg.    
  A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
dans la bibliotheque du Roy
à
10 β       Paris.


1)  Later koning James II.     2)  Zie brief No. 2036.



[ 510 ]

No 2062.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

12 oktober 1675.

De brief is in Londen, Royal Society..
Antwoord op No. 2046, 2050, 2056, 2061. Oldenburgs antwoord: No. 2068.

A Paris ce 12 oct. 1675.  

    Monsieur

  Al lang geleden zou ik aan mylord Brouncker het horloge hebben gestuurd dat u me namens hem hebt gevraagd, als het niet zo was geweest dat ik hem iets beters wens te sturen dan het eerste van deze bouwwijze. Sinds verscheidene klokkenmakers begonnen zijn aan deze uitvinding te werken, bevind ik dat ze meer en meer volmaakt wordt en in het bijzonder ten aanzien van de tegenbeweging waarmee men deze horloges zou kunnen doen stilstaan. Want men maakt er nu waarbij dit gebrek geheel is weggenomen, zonder dat dit de nauwkeurigheid schaadt, althans naar wat diegenen zeggen die er de proef van hebben genomen, want ik heb er nog geen tot mijn beschikking kunnen krijgen. Ik zal er een voor mylord Brouncker laten verzenden van deze laatste bouwwijze, zo spoedig als ik kan, maar er moet nog een middel gezocht worden om het hem te doen toekomen.
Terwijl ik deze brief schrijf komt er nog een brief 1) van u, waarin u er nog een half dozijn vraagt, wat mij verheugt wegens het feit dat men voldoende verzekerd is van de deugdelijkheid van deze uitvinding om zoveel tegelijk op het spel te zetten, maar om er vaklieden voor te krijgen zal het noodzakelijk zijn hun eerst te betalen wat dat horloge me heeft gekost 2) dat ik heb gestuurd, omdat zij wegens de nieuwheid er gemakkelijk afzet voor vinden en ze verkopen voor honderd écus per stuk wanneer ze van goud zijn. Ik zal trachten die van zilver te krijgen voor 100 lb, die men verkoopt voor 10 en 12 louis d'or. En ik hoop dat u mij er niet van zult verdenken te willen profiteren van de bestellingen die men ervoor doet.

  Als men nog vindt dat de beweging van de onrust van het horloge dat ik heb gestuurd vermindert, zal het nodig zijn een heel klein beetje olie op de tappen ervan te doen, want ik heb gevonden dat dit er de remedie van is, omdat de grote beweging deze olie uitdroogt en laat vervliegen. Ik geloof dat men nieuwe zou kunnen aanbrengen op de tappen zonder iets te demonteren aan het werk.

  Ik zie niet dat ik me bezorgd moet maken om de vergelijking die men gaat doen van mijn horloges met dat van meneer Hooke, die niets anders doet dan wat


1)  Brief No. 2061.     2)  Zie brief No. 2036, aan het eind.

[ 511 ]

de klokkenmakers hier doen, namelijk de constructie veranderen en de toepassing van de veer die de onrust regelt, wat niet moeilijk is nadat men het heeft zien slagen op één manier.

  Ik ben

Monsieur
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Hugens de Zulichem.      

  Ik verzoek u nederig de bijgaande brief 3) te doen toekomen aan de heer Smethwick.

A Monsieur
Monsieur de Grubendol
    A
Londres.  


3)  Zie het Aanhangsel No. 2063.




No 2063.

Christiaan Huygens aan Fr. Smethwick.

9 oktober 1675.   Aanhangsel bij No. 2062.

De brief is in Leiden, coll. Huigens..
Antwoord op No. 2047.

A Mr. Smethwick a Londres.

A Paris ce 9 oct. 1675.  

    Monsieur

  De gedienstige brief waarmee u mij de eer aandeed me te schrijven, gedateerd 20 juni, met de doos doe de door u gemaakte lenzen bevatte, zijn me pas

[ 512 ]

tegen het eind van september gegeven door de Duitse edelman 1), ermee belast door meneer Oldenburg, die me tegelijk een brief van hem bracht van 30 juli; daarom verzoek ik u de fout van de vertraging van dit antwoord niet geheel aan mij toe te schrijven. Ik herinnerde me niet meer wat ik aan meneer Oldenburg had geschreven aangaande het werken aan glazen 2). Ik twijfel er niet aan dat ik, sprekend over die welke niet-bolvormig zijn, heb toegvoegd dat ik geloofde dat het onmogelijk was het ten einde te brengen, en dat ze zelfs als men erin was geslaagd niet beter zouden zijn dan bolvormige, wat met heel zekere redeneringen is aan te tonen. Niet dat de theorie van Descartes aangaande Hyperbolische en Elliptische glazen niet goed is; maar er is een gebrek in de breking zelf, dat niet bekend was aan Descartes.
Maar naar wat ik kan begrijpen uit de monsters die u zo goed was mij te sturen, hebt u zich niet toegelegd op die moeilijke vormen, en de niet-bolvormige waarover u het hebt zijn platbolle. Want uw twee lenzen hebben deze vorm. Overigens is het werk heel mooi en het is niet gering zulke grote gedeelten van een bol zo goed af te kunnen maken. Toch, als ik kijk naar de rand van uw glazen met lenzen die objecten vergroten, lijkt mij dat er nog iets ontbreekt aan de hoogste volmaaktheid, en ik zou oordelen dat uw polijsten wordt afgemaakt in vormen van lood; want het is te goed om te zijn gedaan op papier of doek dat in de vorm is geplakt, en niet goed genoeg om te zijn afgewerkt op ijzer of koper.
Wij hebben hier een uitstekende vakman 3) die het middel daarvoor heeft gevonden, zodat er niets ontbreekt aan zijn polijsting, en zodat de vorm van het glas des te volmaakter wordt naarmate hij er langer mee doorgaat. Hij heeft me iets gezegd van zijn methode, maar ik kan me er niet op beroemen die geheel te begrijpen. Deze grote volmaaktheid wordt overigens niet zozeer vereist voor oculairen, zoals u weet, als voor objectiefglazen, en vooral voor die van lange telescopen van 20 of 30 voet; en als u daaraan hebt gewerkt zal ik heel blij zijn te vernemen welk succes het heeft gehad. Ik weet welke moeite ik vroeger heb genomen [<], en ik ben nog altijd buitengewoon gesteld op deze kunst, die ons zoveel wonderen in de natuur heeft doen ontdekken. U moet er dus niet aan twijfelen, meneer, dat u mij een groot genoegen doet elke keer dat u de moeite neemt me te onderhouden aangaande deze dingen, niets zou me overigens aangenamer zijn dan de briefwisseling met iemand van uw verdienste.
Ik antwoord niets op wat u zeer welwillend zegt over het onderwerp Slingeruurwerken, daar ik niets wil afnemen van de waardering waarvan


1)  Von Tschirnhausen, zie brief No. 2046.
2)  Zie brief No. 2047, noot 1 [brief No. 1866, p. 142].
3)  Le Bas; zie brief No. 2042, noot 4.

[ 513 ]

u blijk geeft voor deze uitvinding, aangezien ze u deze tegelijk doet hebben voor de bedenker, die is

Monsieur
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Chr. Hugens de Zulechem.      



No 2064.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

21 oktober 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Tegelijk onderweg met No.
2062. Huygens' antwoord: No. 2069.

A Londres le 11 octobre 1675.  

    Monsieur

  Sinds mijn laatste brief is hier iets gebeurd dat me verplicht u deze brief te schrijven. Namelijk dat meneer Hooke, die te weten was gekomen dat u mij toestemming had gegeven gebruik te maken van het voordeel dat u aanspraak zou kunnen maken op een privilege voor uw horloge hier in dit land 1), zo onbezonnen en onbeschaamd is geweest, in het openbaar te zeggen dat u mij deze toestemming had gegeven ter beloning voor het aan u onthullen van zijn uitvinding, eraan toevoegend met de grootst mogelijke brutaliteit, dat ik hier uw spion ben om u alles mee te delen wat hier aan belangrijks wordt ontdekt, en dat ik hem heb willen beroven van het profijt van zijn uitvinding.
Aangezien dit even afschuwelijke als valse beschuldigingen zijn, en mijn reputatie, die mij dierbaarder is dan mijn leven, er in hoge mate onder lijdt, zult u er geen bezwaar tegen hebben, meneer, mijn onschuld kennende, te schrijven aan onze president, mylord Brouncker 2), dat die man mij het grootste onrecht van de wereld aandoet, en op uw woord van eer (daar datgene wat u noemt waar is) dat ik u nooit iets van deze uitvinding heb meegedeeld, noch van enige andere, dan nadat u ons de uwe hebt onthuld; waarna ik u heb laten weten dat deze lasteraar iets dergelijks had uitgevonden 3). Meneer ik verzoek u over alles de waarheid te zeggen, zo volledig als het u mogelijk zal zijn, en met zoveel kracht als de zaak vereist,


1)  Zie brief No. 2013.     2)  Zie brief No. 2070.     3)  Zie brief No. 2016.

[ 514 ]

om mijn reputatie te handhaven, evenzeer als de uwe; anders zou ik veel te lijden hebben, met u als aanleiding, in plaats van er enig voordeel uit te halen, gezien het feit dat onze man zich zo ten nutte heeft gemaakt aan het Hof, dat men hem een privilege zal geven, met algehele afwijzing van waar ik aanspraak op heb willen maken uit uw naam en door uw goedheid.
Ondertussen hoop ik dat uw tweede horloge onderweg is; wat mylord Brouncker ten zeerste wenst, gelovend dat, als het gebrek van het eerste gecorrigeerd bevonden wordt in het tweede, hij het hier aanzien zal kunnen geven, niettegenstaande het luide geschreeuw van onze brutale man die, zich erop baserend dat hij hier geboren is, gelooft een vreemdeling te kunnen knechten, de meest onschuldige van de wereld. Meneer, u zult deze zaak geen enkel uitstel geven, wat ik verwacht van uw rechtvaardigheid; uw brief aan de genoemde mylord onder mijn couvert sturend, geadresseerd aan Grubendol, zoals gewoonlijk.

  Zolang de reputatie smetteloos is, wordt armoede verzacht door eerlijkheid. Dat is het devies.
  Dum existimatio est integra, facilé solatur egestus honestatem*). C'est la devise

Monsieur de
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
H. O.        

  Meneer, ik verzoek u na van deze brief gebruik gemaakt te hebben, hem in het vuur te werpen.

  Om een reden te geven voor het feit dat u mij het voordeel hebt willen geven van uw horloge hier in dit land, zult u kunnen zeggen (wat de zuivere waarheid is, denk ik) dat u hebt willen blijk geven van uw genegenheid jegens mij, met kennis van de moeiten die ik neem en zoveel jaar lang heb genomen, om alle soorten vaste en nuttige wetenschappen te bevorderen, en om verstandige mensen over de hele wereld op te wekken teneinde zich er serieus op toe te leggen; en overigens ook wetend dat ik het thuis niet breed heb°), toen u me het genoemde aanbod deed, enz.

A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem,
  dans la Bibliotheque du Roy à
10 β Paris.      


[ *)  The Correspondence of Henry Oldenburg, vol. 12 (1986), p. 14, n. 4: The quotation (Cicero, Pro Quintio, XV, p. 49) should read 'facile consolatur honestas egestatem', but Oldenburg altered it in his agitation, while presumably intending the same meaning.
Vertaling Loeb: "as long as his reputation is unsullied, his upright character proves a ready consolation for his poverty".]

[ °)  Oldenburg schreef dit in het Latijn: rem mihi esse angustam domi, naar Juvenalis, Saturae III, 164: "Haut facile emergunt quorum virtutibus obstat res angusta domi", Niet gemakkelijk komen zij er bovenop, aan wier talenten benarde huiselijke omstandgheden in de weg staan.
John Wilkins verwees er naar in Mathematicall magick (1e ed. 1648, txt), p. 196 (in 'Daedalus'): "This same Scholars fate ... is that which hinders the promoting of learning in sundry particulars, and robs the world of many excellent inventions. We read of Aristotle, that he was allowed by his pupil Alexander 800 talents a year ... The reason why the world hath not many Aristotles is, because it hath so few Alexanders."]



[ 515 ]

No 2065.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

22 oktober 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2064. Huygens' antwoord: No. 2069.

A Londres le 12 octob. 1675.  

    Monsieur,

  Het is de enige zoon 1) van meneer Evelyn 2) die u deze brief zal geven, naar Parijs komend in het gevolg van de ambassadeur van de koning, om er kennis te maken met personen van uw verdienste. U zult zo goed zijn, meneer, hem toe te staan u bij gelegenheid te bezoeken, en hem te laten profiteren van uw kennis en deugd; en u zult niet nalaten, ik ben ervan overtuigd, hem alle bezienswaardigheden van de koninklijke bibliotheek te laten zien, en hem te introduceren bij andere personen van eer en van kennis. Hij brengt u de Transactions die pas zijn gedrukt 3) waarin u enige stellingen 4) zult vinden van de heer Linus 5) aangaande de Regenboog, waarover ik uw mening wel graag zou willen vernemen, die ben

Monsieur
    Vostre tres humble et tres obeissant serviteur
Oldenburg.    

  Monsieur Hugens de Zulichem.

A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
  dans la bibliotheque du Roy à
  p. amy.       Paris.


1)  John Evelyn, zoon van John Evelyn een Mary Browne ... 1655-1699 ... had verschillende functies in de regering van Engeland en van Ierland en publiceerde enkele vertalingen uit het Grieks, Latijn en Frans, en enkele gedichten.
2)  Sir John Evelyn sr, zie brief No. 1046, noot 4
3Philosophical Transactions, Numb. 117, Septemb. 26, 1675 [O.st.].
4Some Optical Assertions concerning the Rain-bow, transmitted by the Learned Franciscus Linus from Leige, where they were publickly discussed in August last: Deliver'd here in the same Language, wherein they were communicated.
5)  Francis Hall; zie brief No. 646, noot 8.



[ 516 ]

No 2066.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

25 oktober 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2065. Huygens' antwoord: No. 2069.

A Londres le 15 octob. 1675.  

    Monsieur,

  Na deze brief 1) te hebben geschreven heeft men me een stuk 2) van meneer Hooke gestuurd (dat hier bij mijn Transactions is gevoegd), aangaande Helioscopen en enkele andere instrumenten, met een nogal opgeblazen belofte 3) van verscheidene andere dingen en uitvindingen. In zijn Post-script 4) zult u zien wat hij over u zegt, en over de nieuwe horloges van tegenwoordig, zoals ook over de cirkelslinger. Hij had er verscheidene kwaadsprekende opmerkingen tegen mij in gemengd, mij uw Spion 5) noemend, en mij ervan beschuldigd hem te hebben beroofd van het profijt van zijn uitvinding ten aanzien van het betwiste horloge; maar hij heeft bedacht, na de tegenwerping die men hem daarover had gemaakt, die grove laster 6) in te trekken en uit te wissen; hoewel hij niettemin enige woorden heeft laten staan, die nog altijd aan oplettende lezers de opvatting kunnen geven, alsof ik u in het geheim zijn manier van de slinger had meegedeeld.
Daarop, meneer, kunt u uw maatregelen nemen die u geschikt zult vinden. Ik verzoek u alleen te letten op zowel mijn onschuld als mijn rust, door geen melding te maken, noch in het openbaar, noch in het bijzonder, van wat ik u heb bericht aangaande de intrekking die deze man verplicht was te doen van de laster die hij tegen mij had gezaaid. Alleen kunt u op uw erewoord verzekeren dat ik u niet iets heb meegedeeld van de uitvinding, waarvan hij mij beschuldigt, noch van enige andere, dan nadat ze openbaar bekend was geworden 7). En als u er iets over laat drukken ter rechtvaaridging van u en van mij, vertrouw ik geheel


1)  Brief No. 2066 is tegelijkertijd verstuurd met de voorgaande, No. 2065.
2)  Het werk aangehaald in brief No. 2025, noot 8.
3)  Hooke geeft tien uitvindingen in anagrammen, waarvan de meeste sindsdien nooit zijn uitgelegd. Deze uitvindingen vormen, naar wat hij zegt, een tiental van honderd uitvindingen die hij zich voorstelt te publiceren. Zie het stuk No. 2067, aan het eind.
4)  Zie Aanhangsel No. 2067.     5)  Zie brief No. 2064.
6)  Hooke is teruggekomen op zijn laster. Zie het stuk No. 2076.
7)  De briefwisseling van Chr. Huygens rechtvaardigt deze verzekering ten volle. Zie brief No. 2040, noot 2.

[ 517 ]

op uw bedachtzaamheid en oprechtheid, opdat ik me kan bevrijden van de verdenkingen waarmee onze man mij zonder enige reden wil belasten,

Adieu.  

  Onze man heeft deze bladen van de Helioscopen laten drukken zonder medeweten van mylord Brouncker, na heimelijk een toestemming te hebben verkregen van iemand die deze stof niet begrijpt, en de drukker Martyn heeft niets geweten van zijn Postscript, daarvan ben ik heel verzekerd. Maar u moet niets zeggen over dit alles; het is alleen om de blaam te voorkomen die u anders zou kunnen werpen op onze president, en de drukker. Verbrand dit papier, verzoek ik u.



[ 527 ]

No 2068.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

28 oktober 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
2062. Huygens' antwoord: No. 2069.

A londres le 18 oct. 1675.  

    Monsieur

  Na uw laatste brief te hebben ontvangen, met die voor meneer Smethwick 1), vind ik dat het moeilijk zal zijn om een goede gelegenheid tegen te komen om ons een van uw verbeterde horloges te doen toekomen, waarover ik u verzoek te informeren bij mylord Herbert 2) (een jonge Engelse heer) en de heer Chamberlayne 3) zijn leermeester, of bij meneer Justel, of zij niet een vriend kennen die weldra naar Engeland zal gaan, aan wie men zoiets zal kunnen toevertrouwen.

  Mylord Brouncker groet u, en verzoekt u hem het genoemde horloge zo spoedig als u kunt te sturen, er niet aan twijfelend dat het ook op zijn minst een wijzer heeft die minuten aangeeft. Dit is alles wat ik u thans te zeggen had, behalve dat ik ben

Monsieur
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Oldenburg.    
A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
  à la Bibliotheque du Roy
  10 β à
      Paris.


1)  Brief No. 2063.
2)  Waarschijnlijk een zoon van Thomas Herbert en Lucia Alexander ...
3)  Edward Chamberlayne ... (1616-1703) ... werd in 1641 lector in de retorica te Oxford; in 1669 secretaris van Charles Howard, earl of Carlisle; in 1679 tutor van Henry Fitzroy, duke of Grafton, onwettige zoon van Charles II; en later tutor Engels van prins George van Denemarken. ...



[ 528 ]

No 2069.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

1 november 1675 a).

De brief is in Londen, British Museum..
Antwoord op No. 2059, 2064, 2066, 2068. Oldenburgs antwoord: No. 2072.

à Paris ce 1 Nov. 1675.  

    Monsieur

  Ik was zeer verbaasd over wat u mij hebt doen weten van de ongewone beschuldiging die meneer Hooke tegen u en mij heeft verzonnen. Ik had wel al enige tijd opgemerkt dat hij ijdel en zonderling was, maar ik wist niet dat hij zo kwaadwillig en schaamteloos was als ik hem nu zie. Ik heb erover geschreven aan de heer Brouncker zoals het behoorde en ik stuur u de brief hierbij 1). Het zou wel vreemd zijn als men aan het Hof vooringenomen zou zijn door de enkele beschuldiging van een man zonder enig bewijs, maar misschien zal hij aanhangers hebben gevonden die hem zullen steunen om er met hem belang bij te hebben en in dat geval zult u er goed aan doen een soortgelijke tegenbatterij op te richten.
Ik heb pas uw brief van 18 oktober ontvangen en, navolgend wat u mij bericht, zal ik informeren bij mylord Herbert, die ik de eer heb te kennen, langs welke weg ik u het horloge zal kunnen doen toekomen. Ik twijfel eraan of ik er een van zilver zou kunnen krijgen die de minuten heeft, omdat ik ze zo niet besteld heb, maar ze zijn er van goud, en als zich een snelle gelegenheid voordoet zal ik er geen moeite mee hebben er een van te sturen, omdat ze heel mooi gemaakt zijn en vrij van de tegenbeweging, zodat ze altijd hun geld waard zullen zijn. Maar als ik moet wachten zal ik ze van zilver krijgen zoals ik geloof dat de heer Brouncker ze wil hebben.

  De heer Dominique heeft voor mij uw brief van 24 sept. 2) meegenomen maar ik heb hem nog niet gezien. Ik ben wel blij dat het werk van Malpighi over de anatomie van planten is voltooid en ik zal het met genoegen zien. Er wordt niets gedrukt van onze Academie dan een inleiding in de historie van planten 3) en een korte verhandeling over de minerale wateren van Frankrijk van de heer du Clos 4) die weldra voltooid zal zijn. Ik ben meneer

    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Hugens de Zulichem.      


1)  Brief No. 2070.     2)  Zie brief No. 2059.
3)  [Denis Dodart]  'Projet de l'Histoire des Plantes', voorwoord van Mémoires pour servir à l'Histoire des Plantes. Dressez par M. Dodart, de l'Academie Royale des Sciences, Docteur en Medecine de la Faculté de Paris. Het werk werd door de Academie gepubliceerd in 1676 en herdrukt [in 1679 en] in T. IV van Mémoires de l'Académie Royale des Sciences depuis 1666 jusqu'à 1699.
4Observations sur les eaux minérales de plusieurs provinces de France faites en l'Académie Royale des Sciences en l'année 1670 & 1671. Par le sieur du Clos. Paris, 1675. Het werk is gereproduceerd in T. IV van Mémoires de l'Académie.

[ 529 ]

  De heer de Roberval overleed een dezer dagen en heeft zijn geschriften nagelaten aan onze Academie 5).

A Monsieur Monsieur de Grubendol
    à Londres.


a)  Rec. le 31 octobre 75. Respondu le 1 novembre [H. Oldenburg].
5)  Ze zijn gepubliceerd in T. VI van de Mémoires de l'Académie Royale des Sciences depuis 1666 jusqu'à 1699.




No 2070.

Christiaan Huygens aan W. Brouncker.

31 oktober 1675.

De brief is in Londen, British Museum.
Concept in Leiden, coll. Huygens. Brounckers antwoord: No.
2073.

A Paris le 1 oct. 1675.  

    Monsieur

  Ik neem de vrijheid u deze regels te schrijven, ertoe verplicht door het belang dat ik hecht aan de eer van de heer Oldenburg en van mijzelf, aangezien ik verneem dat beide worden aangevallen door de laster van de heer Hooke naar aanleiding van de nieuwe horloges, waarvan hij beweert de uitvinder te zijn, en hij zegt met veel brutaliteit dat, omdat de heer Oldenburg me zijn geheim heeft onthuld, ik aan hem, als beloning voor zijn dienst voor mij als spion bij de Royal Society, mijn recht heb afgestaan om in Engeland een privilege te aan vragen voor deze uitvinding. Ik dacht, meneer, dat om mij en meneer Oldenburg tegelijk te rechtvaardigen tegen een zo valse en zo onwaardige beschuldiging, ik me niet beter dan tot u kon richten, hopend dat u enig geloof zult hechten aan wat ik zal zeggen, en wetend dat de positie die u inneemt, en de reputatie die u hebt van integriteit en onpartijdigheid veel gewicht zullen geven aan het oordeel dat u over deze zaak zult vellen.
Ik zeg dus, en ik garandeer u op mijn woord van eer dat het waar is wat ik zeg, dat meneer Oldenburg mij noch deze keer, noch ooit eerder, enige uitvinding of onderneming daarvandaan heeft meegedeeld, waarvan ik geloofde dat men die geheim hield; en dat, wat betreft deze laatste, ik het was die hem als eerste heb bericht (zonder iets te weten van wat meneer Hooke zou kunnen hebben geprobeerd) dat ik een nieuwe uitvinding van uurwerken had gedaan, waarvan ik hem het geheim stuurde, verborgen in een

[ 530 ]

anagram 1), wat zoals u weet een voorzorg is, uitgevonden door Galileï, en zeer nuttig. Hij antwoordde mij met zijn brief van 2 februari 2) in deze woorden: Ik heb het anagram aangaande uw nieuwe uitvinding van uurwerken aan onze gemeenschappelijke vrienden laten zien. Zij hebben mij blijk gegeven van hun grote verlangen de werking ervan te zien, en ze verwachten nieuws van uw welwillendheid.

  Hij voegde er niets aan toe aangaande meneer Hooke, maar toen ik hem vervolgens een beschrijving van de uitvinding had gestuurd 3), berichtte hij me in zijn antwoord van 11 maart 4) dat meneer Hooke zei iets dergelijks te hebben uitgevonden naar hij geloofde, enkele jaren eerder, wat echter niet volgens zijn verwachting slaagde, maar dat hij geloofde dat het tot grotere volmaaktheid kon worden gebracht. Dit is het eerste nieuws dat ik gekregen heb van de aanspraken van meneer Hooke, die ik heb gezien als een gevolg van zijn gewone ijdelheid alles te willen hebben uitgevonden; en wat betreft zijn manier van constructie, die ken ik nog niet.
Het is dus onwaar dat ik, als beloning voor het niets onthuld hebben, meneer Oldenburg heb willen begunstigen, en het enige motief dat ik daarvoor heb gehad is, dat ik meende dat hij het wel verdiende enig profijt te hebben van de nieuwe uitvindingen die hij met zoveel zorg publiceert in zijn Transactions, tot groot voordeel van de wetenschappen, en dat hij er trouwens meer behoefte aan zou kunnen hebben dan wie dan ook van mijn vrienden in Engeland. Het zou heel ongelukkig zijn, als hij in plaats van het goede dat ik van plan was hem te verschaffen schande en ongenoegen zou ontvangen. Maar niemand zal zo onrechtvaardig zijn hem te veroordelen op de enkele beschuldiging van een man als meneer Hooke, die bovendien in dit geval wordt gedreven door zijn belang. En ik durf te hopen van de goedheid van de Koning dat hij, als hij over deze zaak is ingelicht, niet zal toestaan dat de onschuld van meneer Oldenburg wordt vertrapt, en dat ik niet ten onrechte wordt geblameerd.
Ik verzoek u nederig van uw kant te willen bijdragen om een zo groot onrecht te verhinderen en te geloven dat er niemand is die u meer eert of die waarlijker is

Monsieur
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Hugens de Zulichem.      


1)  Zie brief No. 2003.     2)  Brief No. 2009.
3)  In brief No. 2013.     4)  Brief No. 2016.



[ 531 ]

No 2071.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

4 november 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2068. en tegelijk onderweg met No. 2069.
Huygens' antwoord: No. 2078.

A Londres le 25 oct. 75.  

    Monsieur,

  Zojuist vernomen hebbend van mylord Brouncker, dat er nu verscheidene Engelse edele heren in Parijs zijn die klaar staan om de overtocht naar Londen te maken, en onder wie men iemand zou kunnen vinden die zich zou willen belasten met het horloge dat we van u verwachten, heb ik niet willen nalaten u ervan op de hoogte te brengen, opdat u alle gelegenheden te baat neemt om navraag te doen naar iemand, die er zorg voor zou willen dragen. Als dit niet lukt, raadt mylord Brouncker u aan het genoemde horloge te laten doen in het eerste pakket dat men in Parijs zal adresseren aan de heer de Ruvigny 1) hier, met het opschrift van het pakket aan mylord Brouncker of aan mij, die niet zal verzuimen de porto ervoor te betalen zoals het behoort. Als u had geweten van de gelegenheid het te sturen via de heer Godolphin 2), die hier pas is aangekomen uit Parijs met een boek voor mij, zouden we het horloge zeker al hebben. Ik blijf

Monsieur
    Vostre tres humble et tres obeissant serviteur
Oldenburg.    
A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem
  dans la bibliotheque du Roy à
      Paris.


1)  Over Henri, markies van Ruvigny of Rouvigny, zie brief No. 1284, noot 5.
2)  Waarschijnlijk: Sidney Godolphin ...



[ 532 ]

No 2072.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

11 november 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
2069. Huygens' antwoord: No. 2078.

A Londres le 1 Nov. 75.  

    Monsieur,

  Ik heb uw laatste brief ontvangen, waarbij was gevoegd die 1) aan mylord Brouncker, die u nederig bedankt voor de zorg die u wel wilt nemen als u hem met de eerste goede gelegenheid een tweede horloge stuurt, waarvan hij graag wil dat het van goud is, mits het minuten heeft. Aarzelt u dus niet, verzoek ik u, er een te sturen zo spoedig als u het met zekerheid zult kunnen doen.
U hebt mij recht gedaan in wat u hebt geschreven aan de genoemde mylord aangaande mijn integriteit inzake de controverse die er is tussen u en Hooke aangaande het nieuwe horloge. Maar het is een man (deze laatste) die zo vol is van zichzelf, dat het verloren moeite is*) hem af te willen brengen van de mening, die hij vooringenomen heeft, vooral inzake de prioriteit van een of andere uitvinding. Ik zal echter zien wat hij daarover zegt, en u er bericht van geven, als

Monsieur
    Vostre trèshumble et trèsobeissant serviteur
Oldenburg.    

  Mylord Brouncker verzoekt u de manier te willen aanwijzen waarop u wilt dat het geld wordt betaald voor het horloge dat u ons stuurt. Hij zal niet verzuimen die stipt in acht te nemen.

  Meneer, voor het verzenden van het horloge kunt u, als u wilt, het pakket gebruiken dat men met de post stuurt aan de heer de Ruvigny, daar zijn secretaris me heeft beloofd me te doen toekomen wat men ingesloten zal hebben voor mylord Brouncker of voor mij.

  Mylord Brouncker zal u antwoorden met de volgende gewone post 2).

  A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem, à la
    bibliotheque du Roy
    à
10 β       Paris.


1)  Zie brief No. 2070.     2)  Zie brief No. 2073.
[ *)  Oldenburg schreef in het Latijn de uitdrukking laterem lavare (letterlijk: een baksteen wassen), naar Terentius, Phormio, 1, vs 187; Engl.: "what remedy shall I discover for his anger? Am I to speak? I shall irritate him: be silent? I shall provoke him: excuse myself? I should be washing a brickbat.".]



[ 533 ]

No 2073.

W. Brouncker aan Christiaan Huygens.

18 november 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens 1).
Antwoord op No. 2070.

A Londres le 8 Nov. 75.  

    Monsieur,

  Hoewel ik geheel vertrouwde op de onschuld van de heer Oldenburg in alles wat de heer Hooke hem heeft willen aanrekenen, toch bedank ik u vriendelijk voor wat u mij hebt willen schrijven in zijn plaats en ter rechtvaardiging van hem, dat ik bij elke gelegenheid zal gebruiken om hem recht te doen. Die scherpe passages die u noemt zijn gewist, en het Postscript is op veel plaatsen gecorrigeerd (hoewel niet zo veel als had gemoeten), voordat het drukwerk was uitgegeven 2), en meneer Oldenburg heeft zichzelf enig recht gedaan in de Transactions die pas zijn gepubliceerd 3).

  Wat uzelf betreft, meneer, hoewel niets van wat meneer Hooke kan zeggen of doen in staat is afbreuk te doen aan uw reputatie, u die tezeer bekend ben aan alle geleerden van Europa door uw buitengewone ontdekkingen en uitstekende stukken aan de wereld gegeven, niettemin heb ik bij deze gelegenheid getracht u hier alle recht te doen,


1)  De brief in de collectie Huygens te Leiden is geschreven met de hand van H. Oldenburg en getekend door Brouncker zelf. Het blijkt dat Oldenburg de vertaling in het Frans heeft gemaakt van de originele brief, door Brouncker in het Engels geschreven. Deze laatste bevindt zich in het British Museum te Londen. De tekst volgt hier.
2)  Zie de brieven No. 2066 en 2074.     3)  Zie het stuk No. 2075.

[ 534 ]

door mijn eigen ervaring met de onvolkomenheid van zijn horloge naar voren te brengen, en het feit dat hij het helemaal had opgegeven totdat het drukwerk van het uwe hier verscheen; en eraan toevoegend het grote verschil dat tussen de twee wordt gevonden. Zodat er niets ontbreekt dan een van de uwe te laten zien dat is afgemaakt, en dat ik u verzoek mij te doen toekomen zo spoedig als u kunt; ik bedoel een gouden horloge, dat ik in handen wil geven aan zijne koninklijke Hoogheid 4) die uw eerste heeft gekregen, dat hem wel bevalt, maar dat vaak gaat stilstaan (wat we ook konden doen), en geen minuutwijzer had, die hier zeer gewenst is. Overigen kunt ervan overtuigd zijn dat ik ben

Monsieur
    Vostre tres humble et tres affectionné serviteur
Brouncker.    
  A Monsieur
  Monsieur Christian Hugens de Zulichem,
dans la Bibliotheque du Roy à
10 β       Paris.


4)  Duke of York, later koning James II.



[ 535 ]

No 2074.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

18 november 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2072. Huygens' antwoord: No. 2079.

A Londres 8 Nov. 75.  

    Monsieur,

  Hier zijn de Transactions waarin ik antwoord op de beschuldigingen van meneer Hooke. Ik doe het met zoveel zachtzinnigheid als ik heb gekund 1). En als mylord Brouncker hem niet had verplicht verscheidene woorden van laster en kwaadsprekerij in te trekken, die al had laten drukken, echter zonder er exemplaren van uit te geven, zou ik gedwongen zijn geweest hem strenger te behandelen. Dat boek over Helioscopen enz. werd gedrukt zonder medeweten van onze president, die er slechts toevallig van op de hoogte kwam; wat hem alleen in staat stelde er de grofste passages in te laten veranderen en wissen, mij de vrijheid latend zelf op de zaak te antwoorden. Wat u eveneens zult kunnen doen, als u het genoemde drukwerk van Helioscopen ontvangt, waarvan ik een exemplaar heb geleverd aan de jonge heer Evelyn, die gereed is de overtocht naar Frankrijk te maken, en u in Parijs te begroeten. Als u het van pas vindt uw rechtvaardiging 2) (die niet kan worden losgemaaakt van de mijne) in het Journal des Scavans te laten zetten, zult u er goed aan doen een exemplaar ervan aan de heer Hooke zelf te sturen, met zijn adres, in een verzegelde brief; alles onder mijn couvert zoals gewoonlijk geadresseerd aan de heer Grubendol. De heer Dalencé 3) zal aan mij een ander exemplaar sturen, zoals gewoonlijk; opdat ik het belang van uw antwoord ken, evenals onze lasteraar.

  Wij verwachten elk ogenblik uw horloge van goud met minuten; en dit des te meer, daar datgene wat we hebben geheel ontregeld is, en heel vaak stil gaat staan, en onze vaklieden het niet kunnen herstellen, naar wat men heeft meegedeeld aan

Monsieur
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
H. O.    
A Monsieur
  Monsieur Christian Hugens de Zulichem
dans la bibliotheque du Roy à
3 - 6       Paris.


1)  Zie Aanhangsel No. 2075 [Phil. Trans. Numb. 118, october 25, 1675].
2)  Huygens heeft zich er niet meer mee beziggehouden.
3)  Joachim Dalencé of d'Alencé ... atronoom en natuurkundige. De Hautefeuille noemt hem secretaris van de koning.



[ 542 ]

No 2078.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg.

21 november 1675.

De brief is in Londen, Royal Society.
Antwoord op No.
2071, 2072 en tegelijk onderweg met No. 2074.
Oldenburgs antwoord: No. 2081.

à Paris ce 21 Nov. 1675.  

    Monsieur

  Ik geb zojuist meeer Chamberlayne ontmoet, die me zei dat de heer Ken 1), onlangs uit Italië gekomen, morgen naar Engeland zou vertrekken, en dat het een heel veilige gelegenheid was om u het horloge te doen toekomen dat u me hebt gevraagd, zodat ik het goed gevonden heb het aan hem toe te vertrouwen. Het is van Thuret, die tot dusver de beste maakt en er veel afzet voor heeft. Het is dezelfde die mij zo slecht behandeld heeft 2), toen ik hem deze uitvinding toevertrouwde, maar nu hij tenlotte zijn woorden heeft ingetrokken met een brief 3) die men hem heeft verplicht aan mij te schrijven, en nu hij mij vergiffenis is komen vragen, heb ik er geen moeite mee hem in dienst te nemen. Hij laat bij het uitgeven van deze werken de nieuwheid goed uitkomen en hij verkoopt ze tot 40 louis d'or. Dit hier heeft me er 25 gekost, en ik kon het niet voor minder krijgen.
Ik geloof dat het bijna alle volmaaktheid is die men kan geven aan deze uitvinding in het klein, daar het noodzakelijk is dat bewegingen het horloge niet kunnen laten stoppen. Ik heb het gedurende twee dagen onderzocht, en ik ben er vrij tevreden over, want zo'n nauwkeurigheid ervan te verwachten als van slingeruurwerken, zou betekenen het onmogelijke te willen. Het moet voldoende zijn dat ze onvergelijkelijk veel beter lopen dan gewone horloges. Om het op de juiste tijd te zetten is er een verguld knopje dat men met de vingers laat glijden om de kleine veer te verkorten of te verlengen. En bovendien is er een ander knopje, dat eveneens te bewegen is en dient om de tanden van het kroonrad gelijkmatig te laten ontsnappen, omdat met dit knopje de kleine veer wordt verzet die


1)  Zie over Thomas Ken brief No. 2079, noot 6.
2)  Zie o.a. stuk No. 2008.     3)  Zie brief No. 2055 [en No. 2055a].

[ 543 ]

er met een uiteinde aan vastzit. Mylord Brouncker zal geen moeite hebben dit alle te begrijpen.

  Ik heb nog niet zijn antwoord ontvangen 4) dat u me belooft in uw laatste brief 5), maar dat heeft geen haast, ik wens alleen dat de brief 6) die ik hem heb geschreven heeft kunnen bijdragen aan uw rechtvaardiging en aan de mijne.

  Over het overmaken van het geld voor het horloge, bekijkt u alstublieft of dit zou kunnen via mylord Herbert, als u geen andere gemakkelijker weg vindt. Als ik een zilvern horloge met minuten had kunnen krijgen had ik het in plaats van dit exemplaar gestuurd, maar deze vakmen maakt ze alleen in goud, waaraan hij meer verdient, en de andere zijn nog niet genoeg opgeleid in dit werk. Ik hoop evenwel dat ik er binnenkort 7) in zilver zal kunnen krijgen die goed zijn, en met enige verandering in de constructie die deze eenvoudiger en gemakkelijker zal maken.

  Ik verzoek u mij zo spoedig mogelijk in te lichten over de ontvangst en te geloven dat ik ben

Monsieur
    Vostre tres humble et tres obeissant Serviteur
Hugens de Zulichem.      

  Bij het opwinden van het horloge is het goed op de twee uiteinden van de sleutel te drukken, omdat het op deze manier makkelijker gaat.

A Monsieur
  Monsieur Oldenburg
Secretaire de la la [sic] Soc. Royale
A    
Londres.
  avec une boete.


4)  Brief No. 2073.     5)  Brief No. 2072.
6)  Brief No. 2070.     7)  [ Lees: dans peu i.p.v. d'en peu.]



[ 544 ]

No 2079.

Christiaan Huygens aan H. Oldenburg 1).

23 november 1675.

De brief is in Londen, British Musuem, coll. Birch.
Antwoord op No.
2074. Oldenburgs antwoord: No. 2081.

à Paris ce 23 Nov. 1675.  

    Monsieur

  Ik heb slechts dit moment om u te zeggen dat ik zojuist uw laatste pakket heb ontvangen, met uw Transactions en tegelijk het antwoord van mylord Brouncker 2) op de brief die ik hem geschreven had 3). Met ongeduld verwacht ik het boek van meneer Hooke 4) om te zien van welke nieuwe onzinnigheid hij gebruik heeft gemaakt ten aanzien van mij en of het de moeite waard is erop te antwoorden.

  Het is          5) voldoening over wat          5) wand          5) uit      5) over het recht van mijn          5). Gisteren overhandigde ik het horloge aan meneer Chamberlayne, leermeester van mylord Herbert om het te geven aan een meneer Ken 6) die gisteren naar Engeland zou vertrekken, en ik had me ervan verzekerd dat het juist geadresseerd was. Ik heb er een brief 7) bijgevoegd waarin enige instructies voor het gebruik staan.
De heer d'Alencé 8) heeft me gezegd dat hij mij voortaan de Transactions zou geven, die u hem zult sturen, na ze te hebben gelezen, om ze mij te laten voegen bij mijn verzameling; zodat het niet nodig zal zijn er voor mij een apart pakket van te maken. Aan het nummer dat ik vanmorgen ontving had men het andere vastgemaakt dat voor hem was en men heeft eerder nog hetzelfde gedaan, en mij porto voor allebei laten betalen. Dat is van weinig belang, maar er moet geen plaats zijn voor bedrog van die mensen van de post die, wetend dat meneer d'Alencé niets betaalt voor zijn pakketten, hebben bedacht mij ermee te belasten.


1)  Dit is de laatste brief van Chr. Huygens aan H. Oldenburg die we kennen. Kort daarna is Chr. Huygens ziek geowrden; om te herstellen is hij teruggekeerd naar zijn vaderland, op 1 juli 1676 (zie stuk No. 2008, aan het eind), waar hij bleef tot 24 juni 1678 [Add. T. VIII, p. 627]. Oldenburg overleed in september 1677.
2)  Brief No. 2073.     3)  Brief No. 2070.
4)  Het werk aangehaald in brief No. 2025, noot 8 [Helioscopes].
5)  Onleesbare gedeelten als gevolg van beschadiging van de brief.
6)  Thomas Ken ... (1637-1711) reisde in 1675, als kapelaan van de bisschop van Winchester, op het continent met zijn neef Isaac Walton. Hij verbleef enige tijd in Den Haag, als kapelaan van Mary, dochter van de duke of York (de latere James II), echtgenote van Willem III. In 1684 werd hij bisschop van Bath and Wells; in 1691 werd hij afgezet, omdat hij weigerde trouw te zweren aan koning William III.
7)  Brief No. 2078.     8)  Zie brief No. 2074, noot 3.

[ 545 ]

Die Spaanse professor 9)          5)         u          5) schijnt een waarnemer die weinig          5) slingers moeten niet de beste zijn geweest          5) waarnemingen en die van onze heren Picard en Cassini stemmen volkomen overeen wat betreft de ongelijkheid van de dagen volgens wat ik ervan heb bepaald in de tabel 10) die in mijn boek Horolog. Oscil. staat. Ik ben

Monsieur
    Vostre treshumble et tresobeissant serviteur
Hugens de Zulichem.      
  A Monsieur
Monsieur Grubendol
    A Londres.


9)  in Philosopical Transactions, Numb. 118, Octob. 25 [O.st.] vindt men het volgende artikel:
  An Extract of a Letter to the Publisher from a Spanish Professour of the Mathematicks, proposing a New place for the first Meridian, and pretending to evince the Equality of all Natural daies, as also to shew a way of knowing the True place of the Moon.
  De schrijver beweert te hebben geconstateerd, met een "Uurwerk met draaiende slinger", dat alle overgangen van de Zon over de meridiaan elkaar opvolgen met gelijke tijdsintervallen.
[ Over het uurwerk wordt nog gezegd: "als het eens afweek, verschilde het heel zelden twee minuten". De professor kreeg in hetzelfde nummer van Phil. Trans. antwoord van John Flamsteed, die niet inging in op het voorstel voor een nieuwe nulmeridiaan: een eiland bij Brazilië, Abroxos geheten, op de evenaar en midden tussen Amerika en Europa/Afrika (Engelse vertaling in Phil. Trans. Abridged, 5e ed. 1749, p. 546). Maar hij zei niet te begrijpen hoe gelijkheid van dagen te rijmen was met wat Tycho Brahe had gevonden, en noemde andere meetwaarden voor de plaats van de maan.]

10)  De tabel voor vereffening der dagen, p. 15 van Horologium oscillatorium.



[ 549 ]

No 2081.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

23 december 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
2079.

A Londres le 13 Dec. 1675.  

    Monsieur,

  Ik heb eindelijk het gouden horloge ontvangen en ik heb het terstond afgeleverd aan mylord Brouncker, die u er zo spoedig mogelijk verslag van zal doen 1). Ondertussen groet hij u en bedankt hij u heel hartelijk voor de zorg, die ervoor hebt willen hebben. Hij zal u geld overmaken met een wisselbrief, die u binnenkort zult ontvangen.

  Ik twijfel er niet aan dat de zoon van meneer Evelyn 2) bij u zijn opwachting heeft gemaakt, en namens mij het drukwerk van meneer Hooke aangaande Helioscopen 3) enz. heeft geleverd, waarin u in het Post-script 4) zult zien wat hij beweert tegen u evenals tegen mij, hoewel hij verplicht is geworden tal van valse beschuldigingen in te trekken, waarmee hij mij zonder enige reden had belast.

  Met dezelfde gewone post heb ik aan meneer Dalencé 5) gestuurd Numb. 119 6) van de Transactions, zonder u een exemplaar ervan te sturen aangezien u dat van hem wilt gebruiken, zoals u mij eerder hebt bericht.

  Onlangs is van de pers gekomen de ornithologie 7) van wijlen de heer Willughby 8),


1)  Zie brief No. 2084.     2)  Zie brief No. 2065.
3)  Het werk aangehaald in brief No. 2025, noot 8.
4)  Zie stuk No. 2067.     5)  Zie brief No. 2074, noot 3.     6)  Van Nov. 22 [O.st.].
7)  Francisci Willughbeii ... e Regia Societate, Ornithologiae libri tres; in quibus Aves omnes hactenus cognitae, in methodum naturis suis convenientem redactae, accuraté describuntur; Descriptiones Iconibus elegantissimis & Vivarum Avium simillimis, aeri incisis, illustrantur: Totum opus recognovit, digessit, supplevit Joh. Rajus. Sumptus in Chalcographos fecit Illustriss. D. Emma Willughby, vidua. Londini, Impensis Joh. Martyn, Typographi Soc. Regiae, ad insigne Campanae in Caemeterio D. Pauli 1676. in-folo.
  John Ray publiceerde nog een Engelse uitgave [The ornithology of Francis Willughby] in 1678.

8)  Francis Willughby ... (1635-1672) ... werd in 1661 lid van de Royal Society, op voorstel van Wilkins. In april 1665 [1663] ondernam hij een reis, samen met Nathaniel Bacon en John Ray. De drie vrienden bezochten de Nederlanden, Duitsland, Italië, Frankrijk en Spanje. ...

[ 550 ]

die lid was van de Royal Society, bewerkt door de heer Ray 9), een zeer geleerd man en met grote nauwkeurigheid, metgezel van de overledene op al zijn reizen. Het is een heel mooi werk, en overtreft wat Gesner 10) en Aldrovandi 11) over dit onderwerp hadden gegeven. Ik hoop dat de genoemde heer Ray voort zal gaan met het bewerken en aanvullen van wat wijlen de heer Willughby heeft nagelaten over de historie van Vissen en insecten 12), waarnaar hij veel onderzoek deed.

  Als de historie van de minerale Wateren van Frankrijk 13), gemaakt door de heer du Clos, volledig gedrukt is, hoop ik dat we hier weldra exemplaren ervan zullen ontvangen; zoals ook van het boek van uw Academie aangaande de Chemische analyse van planten 14).

  De heer Grew heeft ons onlangs nog een boek gegeven, over de Anatomie van tronken van planten 15), met zijn beredenering van plantengroei, daarop gebaseerd. Het boek is in het Engels, maar ik hoop dat het in het Latijn zal worden vertaald door de schrijver zelf. Dat over de historie van vogels is in het Latijn geschreven.

  Na te hebben geschreven wat hierboven staat, ontving ik zojuist de wisselbrief die hierbij gaat voor de 25 louis d'or. Mylord Brouncker verzoekt u hem zo snel als u kunt nog een goed gouden horloge te sturen met een minuutwijzer, dat voor hemzelf zal zijn, het andere is voor zijne koninklijke hoogheid. Meneer, hoe meer haast u zult maken om mij dit andere horloge te sturen, hoe meer u zult bijdragen aan uw eigen aanzien. Ondertussen kunt u nog drie of vier zilveren horloges laten maken, eveneens met minuutwijzer; en mylord Brouncker zal, op mijn woord, instaan voor de betaling daarvan,


9)  John Ray ... (1627-1705) ... was evenals zijn vriend Willughby Fellow of Trinity College te Cambridge en lid van de Royal Society. In Cambridge onderwees hij Grieks en wiskunde. ...
10)  Conrad Gesner ... (1516-1565) ...     11)  Ulisse Aldrovandi ... (1522-1605) ...
12)  John Ray heeft inderdaad nog het volgende postume werk van Willughby gepubliceerd:
De Historia piscium libri quatuor, jussu & sumptibus Societatis Regiae, Londini editi. Totum opus recognovit, coaptavit, supplevit, librum etiam primum & secundum integros adjecit Johannes Raius e Societate Regia. Oxford, 1686, in-folo.

13)  Zie brief No. 2069, noot 4.     14)  Zie brief No. 2069, noot 3.
15)  Het werk aangehaald in brief No. 2037, noot 6.

[ 551 ]

en daarna kunnen ze worden opgestuurd naar gelang veilige gelegenheden zich voordoen. Ik ben

Monsieur
    Vostre tres humble et tres obeissant serviteur
Oldenburg.    
A Monsieur
Monsieur Christian Hugens de Zulichem,
dans la Bibliotheque du Roy à
      à
  10 β       Paris.



No 2082.

H. Oldenburg aan Christiaan Huygens.

26 december 1675.

De brief is in Leiden, coll. Huygens.
Vervolg op No.
2081.

A Londres le 16. Dec. 75.  

    Monsieur,

  Afgelopen maandag stuurde ik u een wisselbrief 1), ingesloten bij mijn brief van de 13e jongstleden, om u de 25 louis d'or te laten betalen voor het horloge, dat op dit ogenblik beproefd wordt, waarvan we een goede uitslag verwachten. Ik vergat toen u te verwijzen naar de heer Chamberlayne, leermeester van mylord Herbert 2) of naar de heer Evelyn 3), die u het boek van meneer Hooke over Helioscopen zal hebben gegeven, om van hen een of andere veilige gelegenheid te vernemen om mij dat andere gouden horloge te sturen, dat mylord Brouncker voor zichzelf wenst te hebben. Het kan zijn, dat mylord Stafford 4), die oom is van de grootmaarschalk van Engeland, nog niet


1)  Zie brief No. 2081.     2)  Zie brief No. 2068.     3)  Zie brief No. 2065.
4)  William Howard, burggraaf van Stafford ... (1614-1680) ...

[ 552 ]

uit Parijs is vertrokken. Als het zo is, zou dit de allerbeste gelegenheid zijn om het genoemde horloge te sturen. Ik twijfel er niet aan, meneer, dat u voor uzelf een paar heel goede hebt, en u zult er geen bezwaar tegen hebben er één van te sturen voor de genoemde lord Brouncker die u ervoor verplicht zal zijn, en geenszins zal verzuimen het geld ervoor dadelijk te betalen; zoals hij ook zal doen voor de vier andere van zilver, die ik vermeldde in mijn laatste brief van de 13e, die gemaakt moeten worden met minuutwijzers evenals die van goud. U zult deze overlast vergeven aan

Monsieur
    Vostre treshumble et tres affectionné serviteur
Oldenburg.    
A Monsieur
  Monsieur Christian Hugens de Zulichem
  dans la Bibliotheque du Roy à
10 β à
      Paris.



1676




Home | Christiaan Huygens | T. VII
< Briefwisseling met Henry Oldenburg, 1675 (top) | vervolg