1632 , 1633 , 1634 , 1635 , 1636 , 1637 , 1638 , 1639
BNF Ms Fr. 13037, fol. 1. Chr. S. Longomontanus aan Ismaël Boulliau. 31 juli/10 aug.*) 1632. | ||
... et quod maximè me movet, ut Candidum sincerumq. ingenium tuum amplector, est, quod Dn. Tijchonem nostrum virum nobilissimum et olim Herum meum observantissimum, tanti, merito suo facias, quanti principem Astronomiae nostro imo omni saeculo, omnes intelligentes et cordati viri solent: | ... en wat me het meest ertoe brengt waarde te hechten aan uw heldere en oprechte talent, is dat u de heer Tycho, onze zeer bekende man en vroeger mijn alleroplettendste Meester, naar zijn verdienste zo hoog schat, als alle intelligente en verstandige mensen gewoonlijk doen bij de leider van de Astronomie, zelfs de hele eeuw waarin we nu leven. | |
Nec ut Belga iste Philip: Lansbergius cum discipulo suo Martino Hortensio 'philautia' quâdam inflatus, 'tèrèseis' et 'hupotheseis' incomparabilis ejus viri in dubium hoc tempore vocare, idq. praeter omnem culpam; velut Retorsio°) Criminationum istorum hominum mendacissimorum, quae jam sub praelo est, brevi ostendet. ... | En die niet zoals die Nederlander Philippus Lansbergen met zijn leerling Martinus Hortensius, opgeblazen door enige eigenliefde, de waarnemingen en hypothesen van deze onvergelijkelijke man nu in twijfel trekken, en dit zonder enige schuld; zoals het Weerwoord°) op de lasteringen van deze heel leugenachtige mannen, dat nu onder de pers is, binnenkort zal aantonen. ... | |
*) Dagtekening op fol. 2: "prid: Cal: Augusti s. v.", dat is 31 juli oude stijl. °) Peter Bartholin, Apologia pro observationibus et hypothesibus astronomicis ... Tychonis Brahe ... contra vanas cujusdam Martini Hortensii Delfensis criminationes & calumnias, Hafniae 1632. (Ned.) fol. 1v | ||
... D[omi]natio tua Ephemerides Origani*) inspiciat, et Pruten: calculum cum Tijchonico conferrat, similiter quoq. ad diem 23 ejusdem mensis Junij [1627] ^) et illis exuperantiam Calculi prutenici in tantum cognoscet°), nisi quatenus Lunae medius motus ecc[entricus] à Dn Tychone, et nobis, sit adauctus, et ad caelum correctus; ut etiam Calumniator Hortensius mendacij in Dm Tychonem hinc convincatur, qui hanc variationem [Lunae] in Caelo nullam esse cum suo Lansbergio nugatur. ... | ... Uwe Heerschap kan de Ephemeriden van Origanus*) inzien, en de Prutenische berekening vergelijken met die van Tycho, evenzo ook op de 23e dag van de maand juni [1627] ^) en daarin zal hij zo'n grote overschrijding van de Prutenische berekening waarnemen°), behalve voorzover de middelbare excentrische beweging van de Maan door de heer Tycho, en ons, vermeerderd is, en volgens de hemel gecorrigeerd; zodat ook de Lasteraar Hortensius op dit punt overtuigd wordt van de onwaarheid tegenover de heer Tycho, als hij met zijn Lansbergen leutert dat deze variatie van de Maan er helemaal niet is. ... | |
*) David Origanus, Annorum Posteriorum 30 Incipientium ab Anno Christi 1625 ... Ephemerides (1609). ^) In de marge: in reditu à in , bij terugkeer van de maan van Kwadratuur naar Driehoek met de Zon. °) Zie de afbeelding hiernaast: bijna 9 graden verschil, in de tabel van Origanus voor juni 1627, 'Syzygiae Lunares', links volgens Tycho, rechts volgens Reinhold (Prutenisch), van Kwadratuur (90° van de Zon) naar Driehoek (120° vanaf de Zon). Origanus, Novae motuum coelestium Ephemerides Brandenburgicae (1609), p. 256-257, 'De Syzygijs' ('Gr: suzugia' - een paar), geeft het aantal tekens van de Dierenriem (elk 30°) tussen bijzondere standen van twee hemellichamen: "In * [Sextilis] duobus signis praecise distare: In tribus: In 4. In [Oppositio] 6." |
Opera omnia ... Gassendi (1658), T. 6, p. 411. Ismaël Boulliau aan Pierre Gassendi. 21 juni 1633. | ||
... Legisti libellum*) Hortensij quo tecum agit de Mercurio, mecum longas duce querimonias de discrepantia Keplerianae hypotheseos à Lansbergiana, & dissensum tantum in assignandis Veneris nodis plange. ... |
... U las het boekje*) van Hortensius waarin hij met u handelt over Mercurius, bejammer met mij de lange klachten over het verschil tussen Kepler's hypothese en die van Lansbergen, en het zo grote meningsverschil bij het toekennen van de knopen van Venus. ... | |
Et sanè cum Longomontano in Lansbergium & Hortensium acerbè invehere possem & iure corripere qui magnum Tychonem criminantur de falsò inducta variatione motui Lunae aequando ... | En ik zou zeker met Longomontanus scherp kunnen uitvaren tegen Lansbergen en Hortensius en hen terecht berispen, die de grote Tycho beschuldigen van het onjuist invoeren van een variatie bij het vereffenen van de Maanbeweging ... | |
[ *) M. Hortensius, Dissertatio de Mercurio in Sole viso et Venere invisa: Instituta cum ... D. Petro Gassendo, Leiden 1633.] 412 | ||
... Alterum & ultimum te commonefaciet me prolixam, & amplam epistolam à Domino Christiano Longomontano accepisse Hafniae scriptam prid. Kal. Aug. anni 1632. redditámque mihi post longos errores die Maij 28. anni currentis, acerbè corripit Lansbergium & Hortensium, ob illorum calumniosas accusationes, in Dominum suum & Herum Tychonem Braheum, illósque Viros mendacissimos appellat ... |
... Het andere en laatste punt zal u onder het oog brengen dat ik een uitvoerige en belangrijke brief heb ontvangen van de heer Christianus Longomontanus geschreven te Kopenhagen op 31 juli van het jaar 1632 [<], en na lange omzwervingen aan mij geleverd op 28 mei van dit jaar; scherp berispt hij Lansbergen en Hortensius, om hun lasterlijke beschuldigingen jegens zijn heer en meester Tycho Brahe, en hij noemt die heren zeer leugenachtig ... |
Opera omnia ... Gassendi (1658), T. 6, p. 61. Pierre Gassendi aan Wilhelm Schickard. 13 augustus 1633. | ||
... Haec absolvebam Aquis-Sexiis, consignaturus literas nostro illi Fabricio, ut transmitti ad te curaret, cùm in ipso penè discessu literas*) accepi ex Hollandia unâ cum Dissertatione per-docti illius, & maximae spei Iuvenis Martini Hortensij, circa visum mihi in Sole Mercurium. Subiit etiam cogitatio apparitionis Mercurij, quam Kepleriana Ephemeris°) intra mensem polliceretur. |
... Dit had ik klaar in Aix, en ik zou net een brief aan die Peiresc van ons verzegelen, opdat hij zou zorgen dat het aan u gestuurd zou worden, toen ik bijna op het punt van vertrek een brief*) ontving uit Holland, samen met een Dissertatie, van die zeer geleerde Martinus Hortensius, een veelbelovende jongeman, over de door mij geziene Mercurius voor de Zon. Ook kwam de gedachte op aan de verschijning van Mercurius, die de Ephemeride°) van Kepler binnen een maand beloofde. | |
Haec ergo fuit causa, cur mecum assumpserim, detulerímque, non Dissertationem modò, quam ille videre ardebat (habet nunc illam prae manibus, seu etiam quidquid heic ad te scripsi,) tum ut viderim num Dissertatio suaderet quidpiam adiiciendum; tum ut exspectarem num possem aliquid subnectere de memorata apparitione. | Dit was er dus de oorzaak van, waarom ik de Dissertatie niet alleen met me meenam en voor hem meebracht, die hij vurig verlangde te zien (hij heeft die nu in handen, of ook wat ik hier voor u heb geschreven); het was zowel om te zien of de Dissertatie aanleiding zou geven iets toe te voegen, als om af te wachten of ik er iets aan zou kunnen vastknopen over de genoemde verschijning. | |
Ac de ipsa Dissertatione, quando tu haud-dubiè illam perspexisti, nihil quod dicam habeo; nisi quòd sentio eius Authorem me summopere devinxisse, testatúmque fuisse candorem, solertiam, & sagacitatem insignem. De apparitione Mercurij, hoc solum habeo, qùod fuerit nulla.#) ... | En over de Dissertatie zelf, aangezien u deze ongetwijfeld hebt bekeken, heb ik niets anders te zeggen, dan dat ik vind dat de schrijver ervan mij zeer aan zich heeft verplicht, en getuigd heeft van oprechtheid, bedrevenheid en buitengewone scherpzinnigheid. Over de verschijning van Mercurius heb ik slechts dit: dat die er helemaal niet was.#) ... | |
[ *) Brief van 26 april 1633. Gassendi's antwoord is van 13 aug. 1633, grotendeels in juni gechreven.] [ °) Joh. Kepler, Ephemerides novae motuum ..., 1,3 (1629-1636), Sagani Siles. 1630, bij juni 1633.] [ #) Gassendi zocht Mercurius vanaf 22 juni 1633, zie Opera, T. 4, p. 142.] |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 5 (1966), p. 251*). 1930. G. J. Vossius aan Hugo Grotius. 28 mei 1634. | ||
... Simul literas accipies Hortensii 1), civis tui, quem puto aliquando non inglorium patriae urbi fore. Est et illi familiaritas, sed literaria, cum Schikarto. Uti et cum Gassendo 2) et aliis, in mathesi claris viris. Ipse nunc disciplinas mathematicas in urbe hac, sed extra ordinem, profitetur. Attamen is est confluxus audientium, is quoque genius docentis, ut non dubitem, quin propediem eum collegam simus habituri. | ... Tegelijk ontvang je een brief van Hortensius 1), een stadgenoot van je, die volgens mij zijn vaderstad nog eens eer zal aandoen. Hij kent ook Schickard, zij het schriftelijk. Eveneens Gassendi 2) en anderen die verstand hebben van wiskunde. Hij doceert nu in deze stad de wiskundige vakken, als buitengewoon hoogleraar. Toch trekt hij veel toehoorders, hij heeft ook talent als docent, zodat ik niet twijfel, of eerstdaags hebben we hem als collega. | |
Ptolemaeum 3) sic sequitur, ut Tychonianam 4) et Copernicanam 5) sententiam simul proponat et explicet. Nec obscurum nobis in Copernicanam magis inclinare: utcumque ea Romae sit damnata a cardinalibus anno MDCXVI atque iterum anno superiori: imo Galileus Galilaei 6) Florentinus, quia hanc sententiam et viva voce et scribendo defenderet, in carcerem sit conjectus nec inde emittendus, priusquam poenitentiae satis egerit. ... | Hij behandelt Ptolemaeus 3) zo, dat hij tegelijk het stelsel van Tycho 4) en dat van Copernicus 5) aan de orde stelt en uitlegt. En het is ons niet onbekend dat hij meer neigt naar dat van Copernicus; ook al is dit in Rome veroordeeld door de kardinalen in 1616 en vorig jaar weer; ja zelfs is de Florentijn Galileo Galileï 6), omdat hij dit stelsel zowel mondeling als schriftelijk verdedigde, in de gevangenis gezet en hij mag er niet uit, voordat hij voldoende spijt betuigt. ... | |
[ *) Ook in Gerardi Joan. Vossii et clarorum virorum ad eum Epistolae (Lond. 1690), p. 240; en (zoals vermeld bij het begin van de brief) in ... Epistolae (Augsburg 1691), p. 263 en in Vossii Opera (Amst. 1699), T. 4, Epistolae, p. 174.] 1) Martinus Hortensius - Maarten van den Hove (1605-1639), wis- en sterrekundige, geboortig van Delft. Op 9 maart 1634 kreeg hij toestemming van de vroedschap van Amsterdam om gedurende enige maanden aan het Athenaeum wiskunde te doceren. In 1635 werd Hortensius tot hoogleraar benoemd te Amsterdam en in 1639 te Leiden. [De brief heeft Grotius niet bereikt, zie No. 1946.] 2) De filosoof en astronoom Pierre Gassendi (1592-1655). 3) Claudius Ptolemaeus, Grieks astronoom, geograaf en wiskundige uit de 2e eeuw te Alexandrië. 4) De astronoom Tycho Brahe (1546-1601). 5) Nicolaus Copernicus - Niklas Koppernigk - (1473-1543). 6) De Italiaanse wiskundige en natuuronderzoeker Galileo Galilei (1564-1642). Zijn instemming met het stelsel van Copernicus bracht hem in conflict met de geestelijkheid van Florence. Toen dit stelsel op 23 februari 1616 door Rome als ketters was veroordeeld, werd aan Galilei het verbod opgelegd de leer van Copernicus te houden, te onderwijzen of te verdedigen. Een in 1624 ondernomen poging bij Urbanus VIII, om herroeping van het decreet van 1616 te verkrijgen, bleef vruchteloos. De publicatie in 1632 van zijn Dialogo sopra i due massimi sistemi del mondo, Tolemaico e Copernicano maakte, dat Galilei op 22 juni 1633 van ketterij verdacht verklaard werd. Tevens werd hij tot formele gevangenschap bij het H. Officie veroordeeld. |
Le opere di Galileo Galilei, XVI (1936), p. 117. 1946. Galileo Galilei aan Elia Diodati. 25 juli 1634. | ||
... e bisogna che V. S., come mio parziale sopra tutti gl' altri, mi aiuti a mantenermi la grazia dei miei benevoli di costà et in particolare del S.re Gassendo, tanto da me amato e riverito, col quale potrà V. S. participare il contenuto di questa, ricercandomi egli relazione dello stato mio in una sua lettera, piena della solita sua benignità. | ... en het is nodig dat Ued., als mijn verdediger boven alle anderen, mij helpt in de gunst te blijven bij degenen daar, die mij welwillend zijn, en in het bijzonder bij de heer Gassendi, zozeer door mij bemind en geacht, met wie Ued. de inhoud van deze brief zult kunnen delen, hij vraagt me het relaas van mijn toestand in een brief van hem, vol welwillendheid zoals hij gewend is. | |
Mi farà anco grazia farli sapere come ho ricevuta e con particolar gusto letta la Dissertatione del S.re Martino Hortensio; et io, piacendo a Dio ch'io mi sgravi in parte dai miei travagli, non mancherò di rispondere alla sua cortese lettera. | Het doet mij verder genoegen u te laten weten dat ik heb ontvangen en met bijzonder plezier gelezen de Dissertatie van de heer Martinus Hortensius; en zo het God behaagt dat hij me deels bevrijdt van mijn lijden, zal ik niet nalaten te antwoorden op zijn beleefde brief. | |
Con questa riceverà anco V. S. i cristalli per un telescopio, domandatimi dal medesimo S.re Gassendo per suo uso e di altri, desiderosi di fare alcune osservationi celesti; li quali potrà V. S. inviargli, significandoli che il cannone, cioè la distanza tra vetro et vetro, deve esser quanto à lo spago che intorno ad essi à avvolto, poco più o meno secondo la qualità della vista di chi se ne deve servire. ... |
Hierbij ontvangt Ued. de lenzen voor een telescoop, mij gevraagd door dezelfde heer Gassendi ten gebruike van hem en anderen die enige waarnemingen aan de hemel willen doen; die kunt Ued. sturen, hun te kennen gevend dat de buis, namelijk de afstand tussen het ene glas en het andere, zo lang moet zijn als het touwtje dat er omheen gewikkeld is, iets meer of minder, afhankelijk van het gezichtsvermogen van degene die zich ervan wil bedienen. ... | |
[ Geciteerd in: Sylvie Taussig, Pierre Gassendi (1592-1655) Lettres Latines (Brepols 2004), T. II, n. 1379.] |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 5 (1966), p. 269. 1946. Hugo Grotius aan G. J. Vossius. 12 augustus 1634 7). | ||
Literas, quas scripsisti, vir praestantissime, Iunio mense 8), in uxoris iter dilatae nunc demum ad me pervenerunt, non et Hortensii 9) quae nescio quomodo, dum colliguntur, sarcinulae exciderunt; ei igitur me ut comiter excuses rogo, et quod unum non conspectis literis possum, dic gratias agere maximas et laetari me, quod spes sit, ut vir tibi probatus collegio quoque societur. | De brief die je schreef, mijn beste, in juni 8), is met de reis van mijn vrouw die moest wachten nu pas bij mij aangekomen, niet ook die van Hortensius 9) die (ik weet niet hoe) bij het samenbinden uit het pakje gevallen is; ik verzoek je mij dus bij hem vriendelijk te excuseren, en het enige dat ik kan zonder de brief gelezen te hebben: zeg hem dat ik hem hartelijk dank en blij ben dat, naar we hopen, een man die bij jou in de smaak valt ook een collega wordt. | |
Sententiam de terrae rotatione damnatum Romano judicio 10) ut sacris literis inimicam non Italis tantum, sed et illarum rerum peritissimo Kepplero 11) placuisse scio, et multos quotidie reperio eam sectantes. Est tamen ek toon phainomenoon [p. 270] anapodeiktos et argumenta sunt in contrariam partem haud levia ek toon phusikoon etiam ex umbrarum quibusdam observationibus, si Caesenati 1) credimus. ... |
Ik weet dat de opvatting over een draaiende Aarde die veroordeeld is in een uitspraak 10) van Rome, als strijdig met de heilige schrift, niet alleen Italianen beviel, maar ook de in deze zaken hoogst ervaren Kepler 11), en ik verneem dagelijks dat velen die onderzoeken. Toch is het uit de verschijnselen niet te bewijzen en tegenargumenten zijn echt niet zwak, uit de physica en ook uit bepaalde waarnemingen van schaduwen, als we de Cesenaat 1) geloven. ... | |
7) Gedrukt Epist., p. 122 [Hugonis Grotii ... Epistolae, Amst. 1687]; Ep. ecclesiast., p. 788. Antw. op no. 1930. 8) No. 1930 dd. 28 mei (= d. V kal. Iun.). 9) Martinus Hortensius; zie no. 1930, p. 251 en n. 1 aldaar. 10) Vgl. no. 1930, p. 251 sub n. 6. [Chronologie: Der Prozess.] 11) De Duitse astronoom Johannes Kepler (1571-1630), evenals Galilei aanhanger van het stelsel van Copernicus; vgl. no. 1930. 1) Inwoner van Cesena .... [Scipione Chiaramonti, meer over zijn argumenten hier.] |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 5 (1966), p. 489. 2108. Hugo Grotius aan G. J. Vossius. 17 mei 1635. | ||
... Vir in omni mathematum parte summus, in philosophia caetera non infimus, Galilaeus Galilaei, Iesuitarum in ipsum odio ac principis Thusci 8), sub [p. 490] quo vixit, socordi metu coactus Romam ire, ideo quod terram movisset non vetante vestro Hortensio, dure habitus, ne majus vitaret malum, quasi ab ecclesia edoctus sua scita rescidit. Neque eo vitavit infortunium, sed in Etruriam remissus est ea lege, ut et ibi esset in custodia quanquam liberiore et quam evadere ei non esset difficile, si receptum alibi videret. | ... De man die in elk wiskundevak aan de top staat, en in de rest van de wetenschap niet de geringste, Galileo Galileï, is door haat jegens hem van de Jesuïeten en door bekrompen vrees van de Toscaanse vorst 8), onder wie hij leefde, gedwongen naar Rome te gaan, omdat hij de Aarde had laten bewegen zonder veto van jullie Hortensius hij is er onheus bejegend, en om grotere schade te ontwijken heeft hij, als door de kerk grondig onderwezen, zijn stellingen afgezworen. En ook daarmee is hij niet ontkomen aan straf, maar hij is teruggestuurd naar Etrurië op voorwaarde, dat hij ook daar onder bewaking zou staan, hoewel vrijer en ontsnappen zou voor hem niet moeilijk zijn, als hij zich elders opgenomen zou zien. | |
Sunt heic amici ejus qui cogitationem de Amstelodamo subjecerunt sperantes ibi posse eum et tuto vivere et reperire quantum necesse est ad senectutis et studiorum solatia. Praeclara enim opera parata habet de his, quae in aqua supernatant, aliaque ad varias sapientiae partes pertinentia. Rogo explores, quid vestris proceribus super hac re futurum sit sententiae. Dialogum Galilaei anno 1632. Florentiae editum an videris nescio. Est scriptus Italico sermone ea rerum reconditarum peritia, ut nullum nostri saeculi opus ei comparare audeam, antiquorum multis praeferam. ... |
Er zijn hier vrienden van hem die hierbij de gedachten aan Amsterdam hebben opgeworpen, hopend dat hij daar veilig zou kunnen leven en zoveel vinden als nodig is voor vertroosting in ouderdom en studie. Hij heeft namelijk voortreffelijke werken klaar, over dingen die in water drijven, en andere die betrekking hebben op verschillende onderdelen van praktische kennis. Ik verzoek je na te gaan, wat de belangrijke mensen bij jullie hiervan zullen vinden. Ik weet niet of je de Dialogo van Galilei hebt gezien, uitgegeven in 1632 te Florence. Het is in het Italiaans geschreven met zo'n kennis van diepe materie, dat ik geen werk uit onze tijd ermee durf te vergelijken, en dat ik het stel boven vele uit de oudheid. ... | |
8) Cosimo de Medici, groothertog van Toscane (1608-1621; geb. 1590). [Ferdinando II, 1610-1670.] |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 6 (1967), p. 60. 2166. G. J. Vossius aan Hugo Grotius. 1 juli 1635. | ||
... Realio, quem hisce diebus mihi adfuisse dixi, valde commendavi negotium Galilaei de Galilaeis. Nec facile dixerim, quantopere optet, ut non alibi pedem figat. Ajebat se manibus pedibusque operam daturum; et idem ut agerem, volebat. Tamen de successu nihil audebat spondere. Hortensius mire exoptet hoc ipsum, atque una senior Blauwius, ut alios taceam. Facilius esset negotium, nisi tam multi [p. 61] ex iis, qui clavum tenent, pecunias majoris facerent quam doctrinam et urbis gloriam; quod ipsum mihi etiam visus sum cognoscere, ex consulis Flamingii 1) relatu. Nam et eum conveni. Nec deero deinceps aliis compellandis, qui aliquid et possint et velint. ... |
... Aan Reael, van wie ik zei dat hij een dezer dagen bij mij was, heb ik de zaak van Galileo Galilei zeer aanbevolen. En ik zou zeggen dat het niet makkelijk is, hoezeer hij ook wenst, dat hij zich niet elders vestigt. Hij zei dat hij alle mogelijke moeite zou doen; en wilde dat ik dit ook zou doen. Over succes durfde hij echter niets te beloven. Hortensius zal ditzelfde buitengewoon vurig verlangen, en samen met hem ook Blaeu senior, om van anderen maar te zwijgen. De zaak zou gemakkelijker zijn, als niet zo velen van hen die een sleutelpositie innemen, meer waarde zouden hechten aan geld dan aan geleerdheid en roem voor de stad; wat ik ook dacht te herkennen in wat burgemeester de Vlaming 1) vertelde. Want ook hem heb ik gesproken. En ik zal voortaan niet nalaten een beroep te doen op anderen, die iets zouden kunnen en willen doen. ... | |
1) Dirck Cornelisz. de Vlaming van Oudtshoorn (1574-1643), in 1630, 1633, 1635, 1640 en 1642 burgemeester van Amsterdam. |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 6 (1967), p. 70. 2173. Hugo Grotius aan G. J. Vossius. 6 juli 1635. | ||
... De Galilaeo hoc addam, pro certo eum affirmare repertum sibi id, quod in Hollandia tamdiu quaeritur signa certa inveniendae longitudinis, sive positus loci cujusque ad partes aequatoris. Ejus inventi, si res sic se habet, publicari gloriam velim patriae meae deberi. | ... Laat ik dit toevoegen over Galilei, dat hij met zekerheid uitspreekt datgene te hebben gevonden, dat in Holland al zo lang gezocht wordt: zekere aanwijzingen om de lengte te vinden, oftewel de positie van een willekeurige plaats volgens gedeelten van de evenaar. Als dit zo is, wil ik dat de roem van het publiceren van zijn vondst aan mijn vaderland verschuldigd is. |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 6 (1967), p. 136. 5) 2217. Hugo Grotius aan G. J. Vossius. 2 augustus 1635. | ||
Galilaeus Galilaei, de quo scripseram aliquoties, fessus senio constituit manere in quibus est locis, et potius quae ibi sunt incommoda perpeti quam malae aetati migrandi onus et novas parandi amicitias imponere. | Galileo Galilei, over wie ik enkele malen heb geschreven, heeft, door ouderdom verzwakt, besloten te blijven op de plaats waar hij is, en liever de ongemakken die daar zijn geduldig te verdragen, dan aan een ongunstige leeftijd de last op te leggen van reizen en nieuwe vriendschappen maken. | |
Interim in literis ad amicos perstat asseverare repertam sibi rationem certam designandi situm, quem locus quisque habet ad segmenta aequatoris, quod longitudinem vocant. Id cum norit ab omnibus quidem, maxime vero a Batavis navigatu caeteras gentes superantibus pridem optari, quin et honores propositos indicaturo, consilium cepit ipsis hoc repertum suum aperiendi, quod eum per amicos facturum brevi credo. ... | Intussen blijft hij in brieven aan vrienden verzekeren dat door hem een betrouwbare manier is gevonden om de positie aan te wijzen, die elke plaats heeft volgens segmenten van de evenaar, wat ze de lengte noemen. En daar hij weet dat dit inderdaad door allen wordt verlangd, en het meest door de Nederlanders die in scheepvaart de overige volken overtreffen, en dat er zelfs ook een beloning is uitgeloofd voor wie het bekend zal maken, heeft hij het plan opgevat aan hen deze vondst van hem te onthullen, en ik geloof dat hij dit binnenkort via vrienden zal doen. ... | |
5) Gedrukt Epist., p. 167 [Amst. 1687]. Gedeelt. gedrukt C. de Waard, Isaac Beeckman, p. 236. |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 6 (1967), p. 147. 2225. Hugo Grotius aan G. J. Vossius. 9 augustus 1635. | ||
... Quod maximi philosophi Galilaei negotium tibi cordi esse pateris, facis rem dignam tua bonitate et in honestas artes constanti studio. De migratione incipit ultro cogitationem exuere ut postremis scripsi literis 2), sed sperat se ornaturum Bataviam reperto tam diu quaesito de locorum, ut loquuntur longitudine; cuius certam a se rationem inventam constanter in literis suis affirmat homo non vanus. Ego ut nostratibus honorem habeat, quem proposuit habere, annitar adjuvante Elia Diodati 3), amicissimo ipsius et talium quoque erudito. ... |
... Dat je je de zaak van de zeer bejaarde filosoof Galilei ter harte laat gaan, daarmee doe je iets dat past bij jouw goedheid en constante studie in de schone wetenschappen. De gedachte aan een reis begint hij helemaal op te geven, zoals ik in mijn laatste brief heb geschreven 2), maar hij hoopt dat hij de Nederlanden zal eren met de zo lang gezochte vondst over plaatsbepaling, longitude zoals men zegt; waarvan hij in zijn brieven voortdurend bevestigt dat hij de manier gevonden heeft, en hij is niet iemand die niet te vertrouwen is. Opdat hij bij ons de eer krijgt, die hij zich heeft voorgesteld te krijgen, kan ik me ervoor inspannen met hulp van Elias Diodati 3), die heel bevriend met hem is en ook veel kennis van zulke dingen heeft. ... | |
2) No. 2217. Zie ook Galilei's brief dd. 15 augustus '36 [No. 2712] in dl. VII. 3) Elias Diodati uit Genève. |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 6 (1967), p. 402. 2392. G. J. Vossius aan Hugo Grotius. 5 en 13 december 1635. | ||
Quod de negotio summi viri Galilaei Galilaeii tarde adeo rescribam, diutina fecit ab urbe absentia syndici nostri Guilielmi Borelii 4), qui rem omnem apud dominos Ordines fideliter procuraturum se recepit. Nec sane ad eam rem alter magis idoneus eligi poterat. Sed non puto eum affore ante Christi Natalem. | Dat ik over de zaak van de grote Galileo Galilei zo laat terugschrijf, kwam door de langdurige afwezigheid uit de stad van onze pensionaris Willem Boreel 4), die het op zich heeft genomen de hele zaak bij de heren Staten-Generaal te behartigen. En voor die zaak had zeker niemand gekozen kunnen worden die meer geschikt is. Maar ik denk niet dat hij vóór Kerst aanwezig zal zijn. | |
Magnus est affectus procerum urbis nostrae erga Galilaeium, eorum saltem, quibus scientia in pretio est. Ante omnes praedicare debeo Nob. Realium 5), qui nihil aeque exoptaret quam ut Galilaeius praetextu offerendi Ordinibus nostris suas de re maxima cogitationes has ipse in terras veniret. Poterat, inquit, opera hinc dari, ut figere hic domicilium vellet. Sed votum hoc viri de suo etiam largiri ad detinendum parati metuo, ne provecta in istac Galilaei aetate plane frustra sit. ... |
Er is een grote genegenheid jegens Galilei bij de belangrijke mensen van onze stad, althans bij degenen die wetenschap op prijs stellen. Boven allen moet ik vermelden de bekende Reael 5), die niets zozeer zou wensen als dat Galilei, met het voorwendsel aan onze Staten-Generaal zijn denkbeelden over een belangrijke zaak aan te bieden, zelf naar dit land zou komen. Er zou, zegt hij, van deze kant moeite kunnen worden gedaan, opdat hij zich hier zou willen vestigen. Maar deze wens van een man over zichzelf ook te willen toedelen als hij bereid is om vastgehouden te worden, ik vrees dat het door de zo ver gevorderde leeftijd van Galilei volkomen tevergeefs is. ... | |
S.P. Dum literas, quibus haec inclusi, plusculum detineo, quia deesset commoda mittendi occasio, ... | P.S. Terwijl ik de brief, waarbij dit is ingesloten, nog even ophoud, omdat een geschikte gelegenheid ontbrak om ze te sturen, ... | |
Geminae literae D. Deodato inscriptae, ab collega meo Hortensio sunt. Rogat is te plurimum per famulorum quempiam deferri jubeas.*) | De beide brieven geschreven voor Diodati zijn van mijn collega Hortensius. Hij verzoekt je met nadruk ze te laten overbrengen door iemand van de bedienden.*) | |
4) Dr. Willem Boreel (1591-1668), ridder-baronet, pensionaris van Amsterdam. 5) Dr. Laurens Reael (1583-1637). Hij was gouverneur-generaal in Oost-Indië geweest en had deelgenomen aan verschillende gezantschappen; na 1630 bekleedde hij een aantal stedelijke ambten in zijn geboortestad Amsterdam. Ook nam Reael werkzaam deel aan het letterkundig leven van zijn tijd en behoorde tot de Muiderkring. [ *) C. de Waard, Journal ... Isaac Beeckman, T. 4, Supplément (1953) heeft hierbij op p. 239, n.8: "Deze eerste brief van Hortensius aan Diodati (verloren gegaan) ging eveneens over de zaak van lengtebepaling van Galilei, die waarschijnlijk door Diodati werd ingelicht over de belangstelling van de schrijver. Enkele bijzonderheden over deze brief leert men in die van Galilei aan Hortensius van 15 augustus 1636 (p. 247) en van Donati aan dezelfde van 13 maart 1637 (p. 261)".] |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 6 (1967), p. 469. 2435. Hugo Grotius aan G. J. Vossius. 10 januari 1636. | ||
Non credas, vir meo judicio id, quod senatus Romani judicio erat Nasica 2), quanto gaudio affectus fuerit Diodatius 3), cum videret ex literis ad me et ipsum scriptis 4) - nam forte, cum eas reciperem, id est hodie, intervenerat - quantus in Galilaeo honos haberetur bonis in commune literis abs te, tantae auctoritatis viro, ab Hortensio et a nobilissimo mihique plurimi semper facto Realio. | Je zult niet geloven, beste man, die naar mijn oordeel dat bent wat naar het oordeel van de Romeinse senaat Nasica 2) was, met hoeveel vreugde Diodati 3) vervuld werd, toen hij zag in de brieven aan mij en aan hemzelf geschreven 4) - want toevallig was hij langs gekomen toen ik ze ontving, dat is vandaag - hoeveel eer aan Galilei bewezen werd in de voor het algemeen belang zo goede brieven, van jou, iemand met zoveel gezag, van Hortensius en van de zeer bekende en door mij altijd hoog geschatte Reael. | |
Rogavit me, partem ut ipsi literarum illam darem, ut bene merito seni et ab inquisitione male tractato aliquid inde esset solatii. Et quando Galilaei, ut recte judicas, aetas non videtur migrationem pati, ipse ejus nomine in Hollandiam ire constituit. Si res, ut spero, bene procedet, aliquid mihi debebunt nostrates, plerique nimium in me ingrati, quod honorem nobilis reperti ad ipsos derivaverim. ... | Hij vroeg mij, hem dat gedeelte van de brief te geven, opdat het de verdienstelijke en door de Inquisitie zo slecht behandelde oude man enige troost zou geven. En aangezien de leeftijd van Galilei, zoals je terecht oordeelt, de reis niet lijkt toe te laten, heeft hij besloten namens hem naar Holland te gaan. Als de zaak, zoals ik hoop, goede vorderingen zal maken, zullen die van ons, van wie de meesten mij te ondankbaar zijn, me iets verschuldigd zijn, omdat ik de eer van de belangrijke vondst naar hen heb doen komen. ... | |
2) Publius Cornelius Scipio Nasica, de oudste van zijn geslacht met de bijnaam Nasica. Toen in het jaar 204 v Chr. het beeld van de Magna mater van Pessinus naar Rome gebracht werd, werd bij senaatsbesluit de nog jeugdige Nasica als de beste man van Rome aangewezen om de godin te ontvangen. 3) De Geneefse theoloog Elias Diodati. 4) No. 2392; zie aldaar (p. 403) postscriptum. |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 7 (1969), p. 106. 2563. Willem de Groot aan Hugo Grotius. 23 april 1636. | ||
Mittit ad te per meas manus filius Petrus 11) ... Mercatorem et caelum Barlaei 2), Oculum Hortensii 11), De anima 4) invenire non potuit ... | Via mij stuurt je zoon Pieter 11) je ... Mercator en de Hemel van Barlaeus 2), het Oog van Hortensius 3), Over de ziel 4) heeft hij niet kunnen vinden ... | |
11) Grotius' tweede zoon Pieter, die voor zijn studie in het vaderland verbleef. 2) Casparis Barlaei Mercator sapiens .... Amsterdami, Blaeu 1632 [zie ed. 1967]. Casparis Barlaei Oratio, de Coeli admirandis [Amst. Blaeu 1636]. ... 3) M. Hortensii De Oculo ejusque praestantia .... Amst. [Blaeu] 1635. 4) Casparis Barlaei Oratio de Animae humanae admirandis .... Amst. Blaeu 1635. |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 7 (1969), p. 248. 2664. Hugo Grotius aan G. J. Vossius. 9 juli 1636. | ||
... Sed ut omni modo juvem eos, qui apud nos literas amant, mitto viri eruditi scriptum 7), qui nomen suum, ut in argumento iis in partibus odioso dissimulans, Pythagoricum vetus nomen, ob sententiae communitatem, sibi indidit. Viris istorum peritissimis Hortensio 8) et Blavio 9) judicium permitto, edendum censeant, an remittendum eo, unde venit. | ... Maar opdat ik op alle manieren degenen genoegen doe, die bij ons houden van de letteren, stuur ik een geschrift van een geleerde man 7) die, om zich onkenbaar te maken bij een onderwerp dat voor hen deels onaangenaam is, zich een oude Pythagoreïsche naam heeft aangemeten, wegens de gemeenschappelijke mening. Aan de zeer deskundige heren Hortensius 8) en Blaeu 9) laat ik het oordeel over, of zij vinden dat het moet worden uitgegeven, of teruggestuurd naar waar het vandaan is gekomen. | |
7) Philolaus (vgl. Vossius' antwoord dd. 30 november 1636, no. 2860), pseudoniem van de astronoom Ismaël Boulliau (1605-1694); het betreft diens Philolai sive dissertationis de vero systemate mundi libri IV. Amsterdami, apud G. et J. Blaeu, 1639. 8) Martinus Hortensius - Maarten van den Hove -, wis- en sterrekundige, hoogleraar aan het Athenaeum te Amsterdam, waar ook Vossius doceerde; zie V, p. 251 n. 1. 9) De Amsterdamse uitgever Willem Jansz. Blaeu. |
BNF Ms. Fr. 13026, f. 2v *). Ismaël Boulliau aan W. J. Blaeu. [10 juli°) 1636.] | ||
Praestantissime Vir | Voortreffelijke Heer, | |
Ita me in tui amorem et admirationem rapuit Copernicae Systematis materialis structura#), ut te summae subtilitat[is] virum et artificem omnibus praedicarim quamvis de se satis opus loqueretur nec egeret tam debiti patrocinio, ingenia plurium ita commovit, ut oculorum glaucomate excusso tandem verum mundi Systema, non ita absurdum quale errore antiquo excaecati praesumpserant, agnoverint. | Zozeer heeft de materiële bouw van het Copernicaanse Stelsel#) mij meegesleept tot genegenheid en bewondering voor u, dat ik aan iedereen heb verkondigd dat u iemand met de grootste scherpzinnigheid bent en een vakman. Hoewel het werk voldoende voor zichzelf spreekt en zo'n zwakke verdediging niet nodig zou hebben, heeft dit op het denken van meer mensen zoveel indruk gemaakt dat ze, na de staar in hun ogen te hebben verdreven, tenslotte het ware Stelsel van de wereld hebben begrepen, niet zo absurd als ze hadden verwacht, verblind als ze waren door een oude dwaling. | |
Jam quod ad illud demonstrandum conscripseram, tu animos addidist[is] torpentesque artus visa tua Sphaera, calore novo suscitavit [.] tandem absoluta operis parte quae verum mundi Systema inquirit illam transcripsi, et siquidem a quibusdam amicis meis intellexi Excellentissimum \Clariss/ Dominum Dnum Grotium Sueci Regni apud Regem Christianissmum legatum, libellum legere velle, hunc \illi/ obtuli. | Wat ik al had geschreven om dat te bewijzen, hebt u bemoedigd, en het met verstijfde ledematen zien van uw Sfeer heeft het met een nieuwe gloed aangewakkerd. Toen tenslotte het eerste deel van het werk klaar was, dat het ware Wereldsysteem onderzoekt, heb ik dat overgeschreven, en aangezien ik van enige vrienden van me had begrepen dat de excellente en beroemde heer Grotius, gezant van de Zweedse regering bij de meest christelijke koning, het boekje wilde lezen, heb ik het aan hem aangeboden. | |
Censuram tanti Viri libente[r] laturus illius hortatu publicandum \et ad vos transferendu[m]/ ipsi dedi, tuae igitur \fidei/ curae et humanitati tenellum hunc foetum nostrum commendo, cui tamen nomen meum apponere nolo, propter causas quas a domino Hortensio audire poteris, mea interim opera si tibi usui sit utere toto animo, iussa faciam. | De beoordeling graag overlatend aan een zo groot man heb ik het op zijn aansporing aan hem gegeven om te worden gepubliceerd, en aan u overgebracht; dus dit tere voortbrengsel van ons vertrouw ik toe aan uw zorg en wellevendheid; ik wil het echter niet mijn naam meegeven, om redenen die u van de heer Hortensius zult kunnen horen. Ondertussen kunt u gebruikmaken van mijn dienst, als die voor u van nut is, van ganser harte ben ik ertoe bereid. | |
Vale Praestantissime artifex et me semper ama, nam redamabis | Het ga u goed, voortreffelijke vakman en wees mij altijd genegen, want het zal wederzijds zijn. | |
Scribebat Lutetia Parisiorum | Hij schreef het te Parijs. | |
*) Concept; afgesneden woorden met [..], tussen de regels ingevoegde woorden met \.../. Maakt deel uit van BNF Ms Français 13019-13059: 'Correspondance et papiers politiques et astronomiques d'Ismaël Boulliau (1605-1694)'. °) Zie de brief van Boulliau aan Hortensius, 10 juli 1636. #) Zie 'W. J. Blaeu - Tellurium'. |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 7 (1969), p. 499. 2832. N. van Reigersberch aan Hugo Grotius. 10 november 1636. |
... Den generael Reael 1) sal, op uEd. recommandatie, dese weecke de brieven van Galilaeus Galilaei in de Generaliteit naer behoorlijcke praeparatie overleveren ende alles tot sijnen besten soo veel mogelijck dirigeren; daerover hebben wij desen dach gesamentlijck gecommuniceert. ... |
1) Laurens Reael; zie over hem VI no. 2392, p. 402 n. 5. Vgl. Grotius' schrijven aan hem dd. 20 september 1636 (no. 2765); vgl. eveneens no. 2880 dd. 12 december 1636 aan M. Hortensius. [ De brief van Galilei aan Stat.-Gen., 15 aug. 1636 (ontvangen 11 nov. 1636), staat vertaald in P. J. H. Baudet, Leven en Werken van Willem Jansz. Blaeu (Utr. 1871), p. 137.] |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 7 (1969), p. 542. 2860. G. J. Vossius aan Hugo Grotius. 30 november? [1636] 1). | ||
Quas nono Julii scripseras 2), eas demum IX Octobris accepi a Vander-Burchio 3). Tantae morae caussa est, quod eas literas cum erudito Philolai opere cistae suae incluserat, nauta autem Rhotomagensis, cui hanc commiserat, tam sero appulerit. | De brief die je op 9 juli had geschreven 2), die heb ik pas op 9 oktober ontvangen van Vander-Burchius 3). De oorzaak van zoveel oponthoud is, dat hij die brief met het geleerde werk Philolaus in zijn kist had opgesloten, en dat de schipper uit Rouen, aan wie hij deze had meegegeven, zo laat is aangekomen. | |
Hesterno die Hortensio legendum Philolaum dedi, qui valde eo capitur. Ac Blauwius excudere est paratissimus. ... | Gisteren heb ik Philolaus aan Hortensius gegeven om te lezen, die er zeer door wordt geboeid. En Blaeu is heel bereid het te drukken. ... | |
1) ... In de edities der Voss. Ep. [1691, p. 333] en der Voss. Op. IV Ep. [p. 229, 1699] staat de brief, die zeker van 1636 is, tussen die van het jaar 1637 gedateerd op prid. Kal. Novemb. zonder vermelding van jaar. Ik vermoed, dat de datering van de Ep. ex Mus. I. Brantii [1715, p. 140] op prid. Kal. 10 Decembris [1636] de juiste is ... [n.11: Xbris] (noot aant.) [Addenda, deel 10, p. 933: Copie Berlijn, Staatsbibl., Preuss. 'Kulturbesitz'. Ms. theol. lat. qu. 211 f.o 87.] [ Opm.: In No. 3414 staat dat Vossius het boek ontving de avond voordat hij het aan Hortensius gaf; en dat de brief van Grotius 3 maanden eerder was. In Hortensius' brief aan Gassendi van 12 okt. wordt Philolaus niet genoemd.] 2) No. 2664. 3) Niet nader geïdentificeerd. |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 7 (1969), p. 580. 2885. Hugo Grotius aan G. J. Vossius. 12 december 1636. | ||
Semper quidem, vir eximie, summa cum voluptate lego literas tuas: sed eas jam suaviores mihi fecit ipsa exspectatio. Frequenter nunc accidit, ut naves saepe ventus, saepe et absentia praesidio futurarum navium moretur: eoque epistolae multo quam destinantur adventent serius, quod nunc illi meae 3) accidisse nihil miror. | Altijd, voortreffelijke man, lees ik je brieven wel met met het grootste genoegen; maar het uitzien ernaar maakt ze voor mij nog aangenamer. Het gebeurt nu herhaaldelijk, dat nu eens de wind de schepen vertraagt, dan weer de afwezigheid van schepen die dienst moeten doen; en daardoor komen brieven veel later aan dan op de bestemde tijd, en ik verbaas me er niet over dat het nu met die van mij 3) is gebeurd. | |
Sed imprimis Philolaum recte pervenisse gaudeo. Nam scriptori ejus nuper me interpellanti dolebam certe nihil respondere potuisse. Hortensio Blavioque judicibus, aut prematur aut exeat, id opus: sed si exiturum est, cito exeat, ne Blavianae tarditatis ad Meursium novus accusator accedat. ... | Maar ik ben vooral blij dat Philolaus goed terecht is gekomen. Want toen de schrijver me er onlangs naar vroeg, speet het me wel dat ik niets kon antwoorden. Dat het met Hortensius en Blaeu als beoordelaars gedrukt wordt of uitkomt, dat is goed; maar als het zal uitkomen, moet het snel uitkomen, opdat er niet een nieuwe beschuldiger van Blaeu's traagheid bijkomt naast Meursius. ... | |
3) No. 2664. |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 7 (1969), p. 595. 2895. Hugo Grotius aan N. van Reigersberch. 18 december 1636. |
... Van de saecke Galilei heeft d.Hortensius aen mij ende aen d'heer Diodati geschreven*). Ben blijde, dat deselve een goede train neemt, al waer het dat ick - quod mihi saepe evenit°) - sonder danck soude arbeiden. |
[ *) Hortensius schreef op 25 nov. een brief aan Grotius (verloren gegaan) en op 24 nov. een brief aan Diodati, zie: C. de Waard, Journal ... Beeckman IV, p. 254 (Ned.). Grotius aan Hortensius: No. 2880, 12 dec. 1636.] [ °) Wat mij vaak overkomt.] |
BNF Ms Fr. 13037, f. 31. Pierre Gassendi aan Ismaël Boulliau. 31 maart 1637. | ||
Oultre les observations de Mercure et de Jupiter que j'ay faites durant ce mois, j'en fey avant-hier une de la Lune que j'ay bien voulu vous co[ns]igner. Je n'ay point jusques icy eu le loisir de l'examiner ny d'en calculer aucune chose, bien-heureux de l'avoir seulement peu inserer dans mes memoires. C'est de la que jen ay fait tirer la copie telle que vous recevez icy et que vous pouvrez voir tout a vostre aise. Si apres l'avoir veüe il vous plaist de l'envoyer a monsr Hortensius, lequel vous devoit escrire il y a quelque temps, vous me ferez un singulier plaisir, en y adjoustant sur tout mes recoms. | Behalve de waarnemingen van Mercurius en Jupiter die ik deze maand heb gedaan, deed ik er eergisteren een van de Maan die ik graag voor u wilde optekenen. Ik heb tot dusver geen tijd gehad deze te onderzoeken of er ook maar iets uit te berekenen, hoogst gelukkig dat ik het gewoon bij mijn aantekeningen heb kunnen zetten. Daarvan heb ik de kopie laten maken zoals u die hierbij ontvangt en die u op uw gemak zult kunnen bekijken. Als u deze na het bekijken alstublieft naar de heer Hortensius wilt sturen, die u enige tijd geleden zou schrijven, zult u mij een bijzonder genoegen doen, en doet u hem vooral de groeten. | |
Je croy qu'il en sera bien aise, a cause que ceste observation peut non seul. estre de quelque usage po[ur] la Geographie, mais servir mesme beaucoup po[ur] avoir tout d'un coup le diametre, le lieu, le mouvement et la parallaxe de la Lune. je dy le diametre mesme a cause de l'enchassement de cest astre parmy les Pleiades dont les distances peuvent tousjours estre observees. Ce qui m'a fait penser a vous co[nsi]gner cette observation et a mr Hortensius*) aussi, a esté pource que je me suis imaginé que vous pourrez bien l'un ou l'autre ou peut estre tous deux avoir fait la mesme. ... | Ik geloof dat hij er heel blij mee zal zijn, omdat deze waarneming niet alleen van enig nut kan zijn voor de Aardrijkskunde, maar ook kan dienen om van de Maan in één keer de diameter, de plaats en de parallax te krijgen. Ik bedoel de diameter zelf, wegens de inkadering van dit hemellichaam tussen de Plejaden, waarvan de afstanden altijd kunnen worden waargenomen. Wat me op de gedachte bracht deze waarneming voor u op te tekenen en ook voor de heer Hortensius*), omdat ik me voorstelde dat één van u beiden, of misschien allebei, hetzelfde kan hebben gedaan. ... | |
Aix le dernier jo[ur] de Mars xvi xxxvij | Aix, de laatste dag van maart 1637 | |
[ *) Hortensius had zo'n waarneming van de Maan bij de Plejaden beschreven in zijn Dissertatie ... met Gassendi, 1633, p. 52.] |
Le opere di Galileo Galilei, XVII (1937) 3495, p. 94-95. Galileo Galilei aan Elia Diodati. 6 juni 1637. *) | ||
... ... la lunghissima lettera del Sig. Ortensio, la quale, pel carattere a noi inconsueto, ha dato che fare a un paio di miei amici per ritrarne il senso. ... |
... ... de heel lange brief van de heer Hortensius die, door het voor ons ongewone handschrift°), aan een paar vrienden van me wel wat te doen heeft gegeven om de betekenis te achterhalen. ... | |
[ *) Galilei was bijna blind, en dicteerde deze brief.] [ °) Het handschrift van Hortensius in die tijd is te zien bij BNF, Ms Fr. 13037, f. 94: brief aan Boulliau, maart 1637. De brief van Hortensius (26 jan. 1637) wordt ook genoemd in Galilei's brief aan Reael, Opere XVII, p. 96, juni 1637.] |
Le opere di Galileo Galilei, XVII (1937) 3521, p. 136.*) Galileo Galilei aan Elia Diodati. 16 juli 1637. | ||
... Soggiungo per tanto a V. S. che non si maravigli, se non mando prontamente le due parti che vengono domandate da i SS.ri Commissari et in particolare dal S.r Hortensio, cioè le tavole de i moti medii delle Medicee et i cristalli per un telescopio per fare le osservazioni: |
... Ik voeg er daarom voor UEd. aan toe, dat het niet zo verbazend is, als ik niet meteen de twee gedeelten stuur die worden gevraagd door de heren Commissarissen en in het bijzonder door de heer Hortensius, namelijk de tabel van de middelbare bewegingen van de satellieten van Jupiter en de telescooplenzen om de waarnemingen te doen. | |
l'una e l'altra delle quali due opere ricerca che io possa valermi di quel poco che mi resta di vista, per potere da una farragine di migliara di osservazioni ritirare le radici de i movimenti di esse Medicee a' tempi più propinqui, con songare (sic)°) insieme il modo tenuto da me per calculare tutti gli aspetti di quelle, consequenti di giorno in giorno; | Beide werken vragen dat ik gebruik kan maken van het weinige dat me rest van het gezichtsvermogen, om uit een samenraapsel van duizenden waarnemingen de grondslagen te halen van de bewegingen van die satellieten op meer nabije tijden, en daarbij tegelijk de manier bedenken, door mij toegepast bij het berekenen van alle verschijningsvormen ervan, opeenvolgend van dag tot dag. | |
il che ho ridotto a far sì esattissimamente, senza quasi calculazioni alcune, con uno instrumento contenente con esatta precisione le grandezze de i cherchi descritti dalle quattro stelle circonioviali. Il fabricarne poi le efemeridi riesce operatione facilissima et speditissima, con mezzo de i soli moti medii et della prostaferesi di Giove, come a suo tempo si dirà. | Dat heb ik veranderd om het zeker even nauwkeurig te doen, bijna zonder enige berekening, met een instrument#) dat met nauwkeurige precisie de grootte van de cirkels bevat, beschreven door de vier sterretjes die rond Jupiter gaan. Sindsdien kan ik efemeriden opstellen met heel makkelijke en snelle bewerkingen, door middel van de middelbare beweging van de Zon en de jaarlijkse parallax van Jupiter, zoals te zijner tijd uitgelegd zal worden. | |
Quanto al telescopio, essendo in meglior stato, non mancherò di farlo fabricare e di mandarlo; ma voglio che sia esquisito, perchè non vorrei che nè il S.r Ortensio nè altri mettesse dubbio sopra le mie affermationi: | Wat betreft de telescoop, die van betere kwaliteit moet zijn, ik zal niet nalaten die te laten vervaardigen en verzenden; maar ik wil dat die uitstekend is, omdat ik niet zou willen dat de heer Hortensius of iemand anders mijn beweringen in twijfel zou gaan trekken. | |
cioè che l' instrumento che io ho adoperato, e simile al quale io ne manderò il compagno, et ha tale perfezzione che mostra il corpo di Giove terminatissimo et rotondissimo, e di grandezza (quando Giove è perigeo) non minore della terza o al più quarta parte del disco lunare con l'occhio libero; | Namelijk dat het instrument, dat ik heb gebruikt, gelijk is aan dat wat ik als een kopie ervan zal zenden, en dat het een zodanige volmaaktheid heeft dat het Jupiter zelf heel begrensd en heel rond laat zien, en met een grootte (wanneer Jupiter het dichtst bij de Aarde is), niet kleiner dan een derde, of minstens een vierde deel van de schijf van de Maan, met het blote oog gezien. | |
mostra le Medicee più distintamente che l'occhio libero non vede le fisse della seconda grandezza, et una delle quattro, che è alquanto maggiore delle tre, si vede non men bella della Spiga; in oltre, si continua la loro veduta in tal chiarezza de' crepuscoli che le stelle fisse non compariscano anchora. ... | En het laat de satellieten duidelijker zien dan dat het blote oog sterren van de tweede grootte ziet, en één van de vier, die wat groter is dan de andere drie, wordt niet minder goed gezien dan Spica. Bovendien, het zien ervan kan voortgezet worden bij een zodanige helderheid van de schemering dat de vaste sterren niet meer verschijnen. ... | |
[ *) Ook in De vero telesopii inventore (Hag. Com. 1655), p. 54, met jaartal 1635 i.p.v. 1637.] [ °) Het 'songare' is met de hand verbeterd in 'segnare' (aanwijzen), in een exemplaar van A Favaro, La proposta della longitudine ..., Ven. 1881, p. 28.] [ #) Een dergelijk instrument uit de tweede helft van de 17e eeuw is bewaard gebleven, zie 'Jovilabe'. Beschrijving: Silvio A. Bedini, 'The Galilean Jovilabe', Nuncius, 1-1 (1986) 25-46. Le opere III, p. 477-486 en 521.] |
Jovilabe |
video |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 8 (1971), p. 674. 3315. N. van Reigersberch aan Hugo Grotius. 25 oktober 1637. |
... Den generael Reael 9) ... was ... van een heete coortse overleden, een groot verlies voor het lant, stat ende compangie, maer bovenal voor sijne vrienden, onder dewelcke Iovinianus 10) wel was de confidentste ende aen wien hij niet van hetgene in sijn macht was garen soude hebben gerefuseert. Van Felix 11) hielt deselve generael seer veel, warom de sijne aen die doot, voornemelijck die Numerianus 12) is gedestineert 13), hebben verloren. Het verlies van twee kinderen 14) door contagieuse sieckte hadden desen gouden heer in soo profunden melancolie geslagen, dat hij alle andere gedachten ende selffs die hem sonderlynge tevoren ter harten gyngen, soo verde hadde vergeten, dat selffs een brieff van Galilaeus Galilaei 15), ten tijde hij noch gesont was hem behandycht, ongeopent is blijven liggen, hetgene ick daertoe aenroere, opdat de gemelte Galilaeus daervan mach werden geïnformeert. ... |
9) Dr. Laurens Reael († 21 oktober 1637) [of 10 okt., zie Ned. hist. bronnen, 1, p. 182]. ... 10) Pseudoniem van Nicolaes van Reigersberch. 11) Pseudoniem van Grotius. 12) Codenaam voor Amsterdam. 13) Wellicht is hier Pieter de Groot bedoeld, Grotius' tweede zoon. 14) Laurens en Bartholomeus. 15) Deze brief van Galileo Galilei heb ik niet kunnen vinden. [Misschien: 22 aug. 1637 (Le opere, XVII, p. 174); Diodati aan Galilei, 15 sept., noemt zo'n brief (XVII, p. 181). Hortensius aan Diodati, 5 sept. (XVII, p. 178): Reael heeft thuis problemen.] |
Le opere di Galileo Galilei, XVII (1937) 3588, p. 208. Ismaël Boulliau aan Galileo Galilei. 30 oktober 1637. | ||
... Grave porro tibi non erit audire, Philolaum Amstelodami typis exornari: is systema mundi rationibus in hanc usque diem ignotis, a geometria et optica deductis, necessaria conclusione demonstrare contendit. Typographi mora acriter reprehenditur, quia ubi illum legeris, quid de illo senties audire multi cupiunt. ... |
... Verder zal voor u niet bezwaarlijk zijn te horen, dat Philolaus in Amsterdam persklaar gemaakt wordt. Hij streeft ernaar een wereldsysteem te bewijzen met redeneneringen die tot op de dag van vandaag onbekend zijn, afgeleid uit de meetkunde en de optica, met een noodzakelijke conclusie. De vertraging bij de drukker wordt scherp gehekeld omdat, zodra u het hebt gelezen, velen verlangen te horen wat u ervan vindt.... |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 8 (1971), p. 709. 3334. Hugo Grotius aan N. van Reigersberch. 7 november 1637. |
... D'heer Reael 7) was bij de Staten-Generael gedeputeert om te vorderen de ontdeckinge van Galilaei 8). 'T sal noodigh sijn, dat een ander politycq persoon in sijne plaetse werde gesurrogeert om met de twee anderen, Hortensius 9) ende Blaeuw 10), dit stuck sijnde van groote importantie, nae behooren te vorderen. Monsieur Diodati 11) schrijft op die materie met mijn advys aen Sijn Hoocheit 12) ende aen sijne secretaris, d'heer Huigens 13). UE. gelieve de hant daeraen te houden. Daer is eer in te behaelen. 'T is een van de grootste dingen, die in onse eeuwe sijn ontdeckt. ... |
7) Dr. Laurens Reael [overleden 21 okt. 1637]. 8) Galileo Galilei; zie over deze aangelegenheid VII, no. 2712 (p. 326 n. 1). 9) Martinus Hortensius -Maarten van den Hove- (1605-1639), astronoom; hij doceerde aan het Athenaeum te Amsterdam, waaraan ook Vossius verbonden was. 10) De Amsterdamse uitgever en cartograaf Willem Jansz. Blaeu. Vgl. no. 2880 (dl. VII, p. 569). 11) Elias Diodati. 12) Frederik Hendrik. 13) Constantijn Huygens. |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 8 (1971), p. 748. 3359. N. van Reigersberch aan Hugo Grotius. 23 november 1637. |
... Hetgene in de saecke van Galilaei met de doot van de heer Reael is verloren, sal door den heer Boreel, die deselve nu handhaeft, werden gesuppleert. Den heer van Zuylecum seyde mij dese dagen, dat sonder mondelynge conferentie met Galilaeo dat secreet terdegen soo het behoort niet sal werden gepenetreert ende offereert hem een Hortensius, die nevens den heer generael 13) daertoe was gecommitteert om de reyse te doen*); daerop moet nu voort aengehouden werden. ... |
13) Dr. Laurens Reael. [ *) Hortensius zou alleen gaan, niet samen met Reael, blijkens zijn brief van 5 sept. 1637 aan Diodati: "Realius ... domestica impedimenta ... De itinere meo ..." (Reael ... problemen thuis ... Over mijn reis ...), Le opere, XVII, p. 178. Resoluties St.-Gen. noemen de reis voor het eerst op 10 febr. 1638, Le opere, XIX, p. 543.] |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 8 (1971), p. 788. 3382. Hugo Grotius aan N. van Reigersberch. 12 december 1637. |
... De reis van Hortensius naar Galilaeus zoude wel dienen gehaast, zoo men de zaak wil vorderen, alzoo de man oud word, ende gebrekkelyk, en met zyn overlyden het middel om veel te leeren zoude worden verloren. Die zich tot dezen tydt toe in de zaak gemoeit hebben, zyn geargert in de langzaamheit van de Heeren aldaar. |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 9 (1973), p. 20*). 3414. G. J. Vossius aan Hugo Grotius. 6 januari 1638. | ||
... Meursii opera 2) hebdomade proxima incipiet excudere is, qui optimum virum jam quinquennium elusit. | ... Met het drukken van de werken van Meursius 2) zal volgende week begonnen worden door degene, die de beste man al vijf jaar heeft afgescheept. | |
De Philolao 3), quem, ut petieras, tradidi Hortensio 4) et Blauwio, quid futurum tandem sit, juxta scio cum ignarissimo. Blauvvio editionem commendavi sedulo. Postea negotium omne commisi Hortensio, qui ad se Philolaum, non me, missum aiebat. Ostendi igitur partem literarum tuarum, qua mihi mitteres, sed eo fine, ut judicio Hortensii et Blauvvii vel ederetur vel remitteretur. Mox caussatus me tribus mensibus detinuisse. Id pernegavi, qui pridie domum post vespertinam octavam accepissem. At, inquiebat, literis subscriptum ante trimestre esse exaratas. Narravi ergo, ut juvenis is 5), cui Philolaum ad me dederas deferendum, eum cum literis ad Hortensium arcae suae inclusisset. Hanc, ut ipse mihi juvenis exposuit, trimestri fuisse Rothomagi detentam. | Over Philolaus 3) die ik, zoals je had verzocht, aan Hortensius 4) en Blaeu heb geleverd [<]: wat er tenslotte van zal komen, weet ik evenmin als de meest onwetende. Aan Blaeu heb ik de uitgave ijverig aanbevolen. Daarna heb ik de hele zaak aan Hortensius toevertrouwd, die zei dat Philolaus aan hem was gestuurd, niet aan mij. Ik heb dus een deel van je brief laten zien, waarbij je het aan mij stuurde, maar met de bedoeling dat het naar het oordeel van Hortensius en Blaeu óf zou worden uitgegeven, óf teruggestuurd. Vervolgens beweerde hij dat ik het drie maanden had achtergehouden. Dat heb ik krachtig ontkend, ik had het de dag ervoor na acht uur 's avonds ontvangen. Maar, zei hij, het onderschrift bij de brief was drie maanden eerder geschreven. Ik heb dus verteld dat die jongeman 5), aan wie jij Philolaus had gegeven om naar mij te brengen, het met de brief aan Hortensius in zijn kist had opgesloten. En dat deze, zoals de jongeman mij zelf uitlegde, drie maanden in Rouen was opgehouden. | |
In istoc et similibus, thermotès Hortensii molestior mihi foret, praesertim merita mea cogitanti, nisi virtutibus hanc compensari putarem et ad istiusmodi pene obduruissem jam ab adolescentia. Impense ab eo actum, ut publicis impensis idque auctoritate Ordinum Generalium ad Galilaeum 6) de Galilaeis mitteretur. Perhonorificum hoc foret et ex colloquio cum viro reconditae doctrinae multa addiscere daretur; ac forte in Gallia vel Italia luculentior obtingeret dignitas, quam apud nos habet. Sed enim metuo, ne tam facile id nunc sit consecuturus; postquam urbicus senator Realius 7), Indicus antea praefectus, vitae huic est ereptus; qui valde istoc negotium urgebat, ut nosse te arbitror. | Hierbij en bij dergelijke gelegenheden zou de heetgebakerdheid van Hortensius voor mij onaangenamer zijn, vooral gezien mijn diensten voor hem, als ik niet zou denken dat deze door goede eigenschappen werd gecompenseerd en als ik niet van jongs af aan voor zoiets bijna ongevoelig was geworden. Hij drong er sterk op aan, dat hij op kosten van de overheid en op gezag van de Staten-Generaal naar Galileo Galilei 6) zou worden gezonden. Dat zou heel eervol zijn en uit een gesprek met hem zou veel verborgen kennis te leren zijn; en misschien zou hij in Frankrijk of Italië aanzienlijk meer achting krijgen, dan hij bij ons heeft. Maar ik vrees wel, dat hij dit nu niet zo makkelijk zal bereiken, nadat Reael 7), lid van de vroedschap van de stad en eerder gouverneur-generaal voor Indië, uit dit leven is weggerukt; die zich zeer bezighield met deze zaak, zoals u weet naar ik meen. | |
Quamquam vero non leviter incommodare possit illustri urbis hujus gymnasio, si compluribus mensibus, nullae habeantur auditiones mathematicae, nihilominus decretum, si auxilio nostro ei opus erit, adjutare eum apud urbis hujus proceres idque ea fiducia, quod publico nomine et stipendio missus futurus sit devinctior ad se sistendum postea Batavis, et quodcunque fructus ex profectione perceperit, suis potius impertiendum quam alienis. ... |
En hoewel het voor het illustere atheneum van deze stad niet weinig last kan veroorzaken, als er verscheidene maanden geen lessen in de wiskundige vakken worden gegeven, is niettemin besloten, als hij hulp van ons nodig heeft, hem bij te staan bij de belangrijke mensen van deze stad, en dit op voorwaarde dat, als hij zal worden gezonden uit naam van en op kosten van de gemeenschap, hij zich meer verbonden voelt om zich daarna in de Nederlanden te vestigen, en alle vruchten die hij uit de reis zal hebben geoogst, liever aan de zijnen dan aan vreemden te doen toekomen. ... | |
*) Boven aan de brief schreef Grotius: "Rec. 15 Mai", ontvangen 15 mei. De brief staat ook in: Gerardi Joan. Vossii et clarorum virorum ad eum Epistolae, Aug. Vind. 1691, p. 341. 2) Voor de titel van de Historica Danica van Johannes Meursius, hoogleraar te Sorø zie men VII, p. 33 n. 2. 3) Philolaus is een pseudoniem van de astronoom Ismaël Boulliau; het betreft diens Philolai sive dissertationis de vero systemate mundi libri IV, dat in 1639 bij Blaeu te Amsterdam verscheen. 4) Martinus Hortensius. Hij schreef een voorwoord in het werk van Boulliau. [ Niet gevonden; 'Philolaus Lectori' moet van Boulliau zijn: "exposuimus ... Qui nostra legent ..."] 5) Niet geïdentificeerd. 6) Galileo Galilei. 7) Laurens Reael (- 21 okt. 1637). |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 9 (1973), p. 218. 3533. N. van Reigersberch aan Hugo Grotius. 19 april 1638. |
... Hortensius 4) is naer Galilaei met ordre van de Staten-Generael verreyst. ... |
4) Martinus Hortensius, hoogleraar in de wiskunde te Amsterdam, werd naar Galilei gezonden om kennis te nemen van diens waarnemingen in het belang van de zeevaart. Hij ontving wel het reisgeld [pas 15 juli 1638], maar bleef thuis. |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 9 (1973), p. 244. 3551. Hugo Grotius aan N. van Reigersberch. 30 april 1638. |
... Ick hadde gemeent, dat Hortensius hierdoor soude sijn gepasseert, maer heb hem niet vernomen. Soude niet gelaeten hebben hem wel te ontfangen ende met goede brieven tot bevordering van sijne saecke te accompagneren. ... |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 9 (1973), p. 256. 3558. G. J. Vossius aan Hugo Grotius. 2 mei 1638. | ||
... Collegae Hortensii iter aegre procedit. Delegati provinciarum in Generalium Ordinum consessu assignarunt in itineris impensas bis mille karoleos; quos petere jusserunt ab rei maritimae praefectis vel simili collegio, quod Amstelodami sit*). Displicet id huic urbi. Si idem fecissent Ordines Hollandiae, negotium jam confectum haberemus. Metuitur nunc, ne, si in minuto hoc foederatarum provinciarum delegatis gratificentur, res sit exempli non optimi ac adsuescant imperare, quantum volent; immensam autem pecuniam volent semper, si urbem hanc opibus, ut aiunt, affluentem habere coeperint in talibus obsequentem. | ... De reis van collega Hortensius vordert moeilijk. De afgevaardigden van de provincies in de Staten-Generaal hebben in een vergadering voor de reiskosten tweeduizend karolusguldens toegekend; en ze hebben besloten die te verlangen van de bewindhebbers van maritieme zaken of een dergelijk college in Amsterdam*). Dit bevalt deze stad niet. Als de Staten van Holland hetzelfde gedaan zouden hebben, zouden we de zaak al rond hebben. Nu wordt gevreesd dat, als ze de afgevaardigden van de verenigde provinciën op dit punt ter wille zijn, het een zaak is van niet het beste voorbeeld, en dat ze er gewend aan raken te bevelen zoveel als ze willen; en ze willen altijd ontzaglijk veel geld, als ze begonnen zijn deze stad, naar zij zeggen overvloeiend van schatten, te beschouwen als gehoorzaam in zulke dingen. | |
Scripsi nuper 4), cur noluerim me immiscere editioni Critolai 5) totumque hoc commiserim Hortensianae industriae. Ita factum, ut nihil eius hactenus sit editum. Sed paucis abhinc diebus Salmasius 6) ad Isaacum meum 7) scripsit, ut cognosceret, quid de opere hoc fieret. Occasione ea compellatus Blauwius 8), qui retulit iam figuras, quas vocant, incisas ac propediem opus ipsum velle excudere°). Nihil homine illo tardius in exsolvendis promissis. Commonebo Hortensium, ut magis urgeat. Sed vix villi [illi] quoque sat curae fore arbitror, quamdiu incertus itineris sic animo fluctuat. Hoc si videro, post longam cessationem curam ipse hanc lubens suscipiam. ... | Onlangs heb ik geschreven 4), waarom ik me niet wilde mengen in de uitgave van Critolaus 5) en dit helemaal toevertrouwde aan de ijver van Hortensius. Het is zo behandeld, dat er tot dusver niets van is uitgegeven. Maar enige dagen geleden schreef Saumaise 6) aan mijn Isaac 7), of hij wilde onderzoeken wat er net dit werk zou gebeuren. Naar aanleiding daarvan is Blaeu 8) ondervraagd, die antwoordde dat de figuren, zoals hij ze noemt, al gesneden waren en dat hij dat werk eerstdaags wilde drukken°). Niets is trager dan die man in het vervullen van beloften. Ik zal Hortensius erop wijzen dat hij meer moet aandringen. Maar ik kan nauwelijks geloven dat het ook hem ter harte gaat, zo lang hij onzeker is over de reis en in zijn gemoed heen en weer geslingerd wordt. Als ik dit zie, zal ik na een lange onderbreking deze zorg graag zelf op me nemen. ... | |
[ *) Resolutie St.-Gen., 18 febr. 1638, zie Le opere, XIX, p. 543, Ned., met meer.] 4) Zie no. 3414. 5) Philolaus ... [zie no. 3414, p. 20, n.3; Critolaus was een ander]. 6) Claude Saumaise -Salmasius-, hoogleraar te Leiden in de klassieke filologie. 7) Isaac Vossius (1618-1689). 8) Dr. Johan Blaeu. [ °) BNF Ms Fr. 13037, fol. 98 is een briefje van J. Blaeu, 6 febr. 1638 (als antwoord op een brief van 2 febr.) mogelijk gericht aan Vossius: "Monsieur ... que je fais maintenant graver les figures pour le Philolaus ... asseurer votre ami de Paris. ... Voila les petits poetes que nous avons ..."] |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 9 (1973), p. 335. 3603. Hugo Grotius aan G. J. Vossius. 28 mei 1638*). | ||
... Terrent me isti testudinei gradus in Philolai opere multoque magis quae de Meursianis dicis. Video aut cum illo homine aut cum alio quovis ejusdem artificii agendum ex Chirographo addita poena, ni intra praestitutam diem absolvatur editio. Alioquin pars magna vitae inter exspectandum efflueret: interim de aliis nihil posset constitui. | ... Die schildpad-stappen met het werk Philolaus maken me bang, en nog veel meer wat je zegt over die van Meursius. Ik zie dat met die man of met een ander van hetzelfde vak gehandeld moet worden op grond van een schuldbekentenis, waarbij een straf wordt opgelegd als de uitgave niet binnen de gestelde tijd wordt voltooid. Anders zou een groot deel van het leven wegvloeien tijdens het afwachten; ondertussen zou over andere dingen niets kunnen worden afgesproken. | |
Hortensium 4) nisi mittant vestri proceres quamprimum ad Galilaeum 5), magnam et humano generi et sibi ipsis facturi sunt injuriam. Senex is optime de universo meritus morbo fractus insuper et animi aegritudine haud multum nobis vitae suae promittit; quare prudentia erit arripere tempus, dum tanto doctore uti licet. Haud dubie quae ad longitudines investigandas 6) reperit, si non omnes, quae sperantur, utilitates adferent, adferent tamen magnas et ad quas comparatum itineris illius impendium pro levi duci debeat. Ut autem operam suam etiam in posterum vestrae civitati obliget Hortensius, et aequum et publico utile fore judico. Ad perficienda Galilaei coepta opus erit viro perito talium ac diligente qualem esse credo Hortensium. Valde dolerem, post rem huc usque etiam me adjuvante deductam, si tanti commenti aut honos aut utilitas ad alios potius quam ad Amstelodamenses perveniret. ... | Als de belangrijke mensen bij jullie Hortensius 4) niet zo spoedig mogelijk naar Galilei 5) sturen, zullen ze zowel het menselijk geslacht als hunzelf onrecht aandoen. Die oude man die zich heel verdienstelijk heeft gemaakt aangaande het universum, gebroken door ziekte en bovendien ook door verdriet, belooft ons niet veel van zijn leven meer; en daarom zal het verstandig zijn de tijd te benutten, zolang kan worden geprofiteerd van zo'n grote leermeester. Er is geen twijfel, dat de dingen die hij heeft gevonden voor de lengtebepaling 6), al brengen ze niet alle voordelen met zich mee die gehoopt worden, toch een groot deel ervan bijdragen, vergeleken waarmee de kosten van die reis als een kleinigheid moeten worden beschouwd. En dat Hortensius zijn werk ook in de toekomst met jullie staat verbindt, zal mijns inziens zowel billijk zijn als tot nut van het algemeen. Om datgene wat Galilei begonnen is te vervolmaken, zal iemand nodig zijn die ter zake kundig is en nauwgezet, zoals ik geloof dat Hortensius is. Ik zou het zeer betreuren, nadat de zaak zo ver gekomen is, ook met mijn hulp, als de eer of het nut van een zo belangrijke uitvinding veeleer aan anderen dan aan de Amsterdammers zou toekomen. ... | |
[P.S.] De Blaeuwio hoc in mentem venit recte facturos magistratus Amstelodamenses, si sub gravi poena vetarent, nequis typographus opus novum ab alio intra urbem editum intra decennium intra eandem urbem excuderet. Id si non omnium, certe municipum avaritiam coërceret. Cogita. | [P.S.] Over Blaeu valt me nog te binnen, dat de Amsterdamse magistraat er goed aan zou doen, als ze het met een zware straf zou verbieden, dat enige drukker een nieuw werk dat door een ander binnen de stad is uitgegeven, binnen een decennium zou drukken binnen dezelfde stad°). Dit zou de hebzucht beteugelen van zo niet allen, dan toch zeker van de burgers. Denk er eens over na. | |
[ *) In noot 1 bij het begin van de brief: Gedrukt Epist. p. 432 [Amst. 1687]. Gedeelt. in vertaling in Brandt-Cattenb., Leven des heeren Huig de Groot [Dordr. 1727] II, p. 171, ibid. p. 150.] 4) Martinus Hortensius; zie no. 3533, p. 218 n. 4. 5) Galileo Galilei. 6) Zie Antonio Favaro, La proposta della longitudine fatta da Galileo Galilei alle Confederale Provincie Belgiche, Venezia 1881 [aanbod van 15 aug. 1636, versies Ital. en Lat. in Le opere, XVI, p. 463, 468; Ned. in Baudet, 1871, p. 137]. [ °) Johannes Janssonius deed dit, zie een notitie bij de Catalogus librorum van W. J. Blaeu, 1633.] |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 9 (1973), p. 405. 3643. Hugo Grotius aan W. Grotius. 26 juni 1638. | ||
... Rogo inquiras, quid de itinere Hortensii in Ethruriam sit futurum. Si aliunde non potes ex D. Vossio poteris resciscere. ... | ... Ik vraag je na te gaan wat er van de reis van Hortensius naar Etrurië zal komen. Als het elders niet kan, zul je het van de heer Vossius te weten kunnen komen. ... |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 9 (1973), p. 452. 3672. G. J. Vossius aan Hugo Grotius. 14 juli 1638. | ||
... Philolaus 9) me urgente excudi coepit. Hactenus opera mea ab Hortensio 10) in promovendo itineris instituto postulata non est. Aliunde, quicquid eo pertineret, resciscendum fuit. Nunc quia meam sibi operam apud proceres utilem fore arbitratur, non deero amicissimo collegae. Sed utinam id antea fecisset. Non debuit hoc negotium eo pede, quo coeptum, transigi. | ... Men is begonnen met het drukken van Philolaus 9), met aandringen van mij. Tot nu toe is door Hortensius 10) mijn bemoeiing bij het bevorderen van de voorgenomen reis niet verlangd. Wat daarop betrekking had, moest elders vernomen worden. Omdat hij nu meent dat mijn bemoeiing bij de belangrijke mensen voor hem nuttig zal zijn, zal ik mijn bevriende collega niet in de steek laten. Maar had hij het maar eerder gedaan. Deze zaak moest niet afgedaan worden in het tempo van het begin. | |
Monstravi illi in literis tuis quae ad laudem eius et huius instituti commendationem pertinerent. Petiit, ut ea sibi a filio meo 11) exscripta traderem. Tum item ut consulem Conradum Verburg 12) et consularem Bickerium accederem tuamque de tota hac re sententiam praelegerem. Feci id lubens et video non leve apud eos pondus habere judicium tuum, uti sane debet. Facturi sunt omnia, quae salva Hollandiae Ordinum auctoritate possunt. ... |
Ik heb hem laten zien wat in jouw brief betrekking had op lof voor hem en aanbeveling van dit voornemen. Hij verzocht dat ik een afschrift daarvan van mijn zoon 11) aan hem zou geven. Toen eveneens dat ik burgemeester Conrad Verburg 12) en burgemeester Bicker zou benaderen en jouw mening over deze hele zaak zou voorlezen. Ik heb dit gewillig gedaan en ik zie dat je oordeel bij hen niet weinig gewicht heeft, zoals het inderdaad moet zijn. Ze zullen alles doen wat ze kunnen met behoud van het gezag van de Staten van Holland. ... | |
9) Philolaus is een pseudoniem van de astronoom Ismaël Boulliau; het betreft hier diens Philolai sive dissertationis de vero systemate mundi libri IV, dat in 1639 bij Blaeu te Amsterdam verscheen. 10) Martinus Hortensius. 11) Vermoedelijk Isaac Vossius. 12) Albert Coenraetsz. Burgh. |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 9 (1973), p. 498. 3701. Hugo Grotius aan G. J. Vossius. 31 juli 1638. | ||
... Scripsit ad me collega tuus vir Cl. Martinus Hortensius, cujus ego summam in rebus mathematicis peritiam facio maximi. Gaudeo et ipsi et tibi et vestris rectoribus, quos epistola ipsius nominat, curae fuisse admirandum Galilaei repertum. Nocuit ei rei, ut multis aliis, mora. Itaque jam ad collegium inquisitorum, quod est Romae, delatus est eo nomine, quod hoc commentum haereticis propinaverit*). Vult quidem eum dux Ethruscus 4) in hac causa aequissima tutari. Sed invidiam, dum est recens, declinare vult. Praeterea Solis ad Iovem propinquitas menses octo aut amplius faciet inutiles contemplandis Curetibus 5) illis 'tou Dios perichoreutais'. | ... Je collega schreef aan mij, de voortreffelijke heer Martinus Hortensius, aan wiens uitstekende ervaring in wiskundige zaken ik heel veel waarde hecht. Ik ben blij dat de bewonderenswaardige vondst van Galilei hem en jou en jullie bestuurders, die in zijn brief worden genoemd, ter harte gaat. Uitstel heeft deze zaak, zoals veel andere, benadeeld. Nu is hij dus bij de Inquisitie te Rome aangeklaagd, omdat hij dit project aan ketters zou prijsgeven*). Wel wil de hertog van Etrurië 4) hem beschermen in deze onbesliste zaak. Maar hij wil blaam ontwijken zolang hij onervaren is. Bovendien zal de nabijheid van de Zon bij Jupiter acht maanden of meer ongeschikt maken voor het waarnemen van die om hun God ronddansende Cureten 5). | |
Itaque videtur has ob causas differendum in tempus aliquod D. Hortensii iter, qua de re ad ipsum scriberem Hortensium, nisi et nunc respondendum haberem literis plurimis et ad Hortensium scriberet D. Adeodatus 6), qui mihi ad hanc rem longe splendidissimam promovendam impulsor primum, deinde adjutor fuit. Ego quacunque parte studia et generis humani utilitates promovere potero, faciam id animo volentissimo. Tua autem scripta, tuas epistolas si mihi saepe legere tuisque consiliis uti si liceat, felicem me putabo. ... |
Om deze redenen lijkt dus de reis van de heer Hortensius enige tijd te moeten worden uitgesteld, waarover ik aan Hortensius zou schrijven, als ik nu niet ook heel veel andere brieven te beantwoorden had en als niet aan Hortensius zou schrijven de heer Diodati 6), die voor mij eerst aanspoorder en daarna helper was bij het bevorderen van deze zaak die verreweg de schitterendste is. Ik voor mij, wat ik ook maar kan bijdragen om studies en nuttigheden voor de mensen te bevorderen, ik zal het heel graag doen. En wat jij schrijft, als ik vaak je brieven kan lezen en overleg met je kan hebben, zal ik vinden dat ik gelukkig ben. ... | |
[ *) Zie Le opere, XIX, p. 396-397, (26 juni/13 juli 1638): Galilei mag Hortensius niet ontvangen.] 4) Ferdinando II de Medici, groothertog van Toscane. 5) De Curetes ('kourètes') waren de oudste bewoners van Kreta; zij vereerden zeer speciaal Jupiter. 6) Elias Diodati, advocaat te Parijs. [Diens brief (zie ook no. 3712 en 3716) is niet gevonden.] |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 9 (1973), p. 512. 3712. Hugo Grotius aan N. van Reigersberch. 7 augustus 1638. |
... Van de saecke van d'heer Galilei heb ick aen d. Vossium geschreven, ende monsieur Diodati aen d. Hortensium. ... |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 9 (1973), p. 517. 3716. Hugo Grotius aan G. J. Vossius. 7 augustus 1638. | ||
... Philolai editionem urgeas, oro; nimis illi lenti sunt. Gaudeo amplissimis urbis vestrae rectoribus et Galilaei repertum sicut meretur cordi esse et D. Hortensii in istis studiis peritiam magni, ut certe debet, fieri. Caeterum cur videatur dilatum nimis diu D. Hortensii iter nunc nova de causa differendum, et ipse ad te scripsi et uberius ad D. Hortensium maximus Galilaei amicus Adeodatus. ... | ... Blijf aandringen bij de uitgave van Philolaus, bid ik je; ze zijn daar te traag. Ik ben blij dat de vondst van Galilei de edelachtbare bestuurders van jullie stad ter harte gaat, zoals die verdient, en dat de ervaring van de heer Hortensius in deze studies wordt hooggeschat, zoals zeker moet. Overigens, waarom de te lang uitgestelde reis van de heer Hortensius nu om een nieuwe reden moet worden uitgesteld, heb ik aan jou geschreven en Galilei's grootste vriend Diodati schreef het uitvoeriger aan de heer Hortensius. ... |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 9 (1973), p. 626. 3802. G. J. Vossius aan Hugo Grotius. 14 oktober 1638. | ||
... Putabam collegam meum Hortensium dilaturum iter in terras exteras propter luculentam rationem, quam scripseras, et ille ex Deodato cognorat. Sed longe alia ei mens. Nec miror. Bina illi karoleorum nostratium millia ad hoc iter sunt assignata ab Ordinibus Generalibus. Praeterea fruetur stipendio nongentorum, quos percipit ab urbe hac. Vides, quantum profueris. Non vidit loca extera. Nunc impensis publicis praelustri titulo iter suscipiet; quae res, et nunc honori illi futura et postmodo memorabitur ad ingentem eius gloriam. Deus illi gratam tribuat mentem, et tributurum confido. | ... Ik was van mening dat mijn collega Hortensius de reis naar het buitenland zou uitstellen om de duidelijke reden die je schreef, en die hij van Diodati had vernomen. Maar hij denkt er heel anders over. En het verbaast me niet. Tweeduizend van onze carolusguldens zijn hem voor deze reis toegekend door de Staten-Generaal. Bovendien geniet hij een traktement van negenhonderd, die hij van deze stad ontvangt. Je ziet van hoeveel nut je bent geweest. Hij is nog niet in het buitenland geweest. Nu zal hij op kosten van de overheid de reis op voorname titel ondernemen; wat zowel nu eervol voor hem zal zijn, als daarna herinnerd zal worden met heel veel roem voor hem. God moge hem een dankbaar gemoed geven, en ik vertrouw erop dat hij het zal doen. | |
Ait se primo in Britanniam iturum; inde in Gallias; tum Venetias; inde, prout res dederit. Sed cum longissimo tempore nihil mecum communicasset, uti neque cum Blauwio, - nempe quia, credo, simus occupatiores aliis quam ferendo simus - tandem mihi significavit de Anglia dicis gratia se spargere, quo iter hoc sit occultius. Sed recta iturum in Gallias; non Lutetiam tamen, ne de eo Italia cognoscat ex illis, quibus fortasse innotuerit, si Lutetiae videant; nolle enim se periculum magno seni creare. Ne Venetiis quidem agere se quicquam velle per literas, nisi ex consilio illorum, qui rei sunt plane intelligentes. ... |
Hij zegt dat hij eerst naar Engeland zal gaan; daarna naar Frankrijk; dan naar Venetië vervolgens naar bevind van zaken. Maar toen hij lange tijd niets aan mij had meegedeeld, zoals ook niet aan Blaeu, - omdat we namelijk, naar ik geloof, drukker bezet zijn voor anderen dan we kunnen dragen - heeft hij me eindelijk te kennen gegeven dat hij over Engeland alleen een gerucht verspreidt, opdat deze reis meer geheim kan zijn. Maar dat hij rechtstreeks naar Frankrijk zal gaan; echter niet naar Parijs, opdat Italië niet iets over hem te weten komt van mensen aan wie het misschien bekend is geworden, als ze hem in Parijs zien; dat hij immers geen risico voor de grote Oude man [Galilei] wil scheppen. Dat hij zelfs in Venetië niet iets per brief wil behandelen, dan na overleg met degenen, die de zaak helemaal begrijpen. ... |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 9 (1973), p. 663. 3823. Hugo Grotius aan G. J. Vossius. 30 oktober 1638. | ||
... Fuit apud me Philolaus 12); gaudet tandem rediturum ad se foetum suum. Sed alterum, quem paratum habet ejusdem argumenti librum 13), non committet 14) istis testudinibus. | ... Philolaus 12) was bij mij; hij is blij dat zijn voortbrengsel naar hem terug zal komen. Maar het andere boek 13), dat hij over hetzelfde onderwerp klaar heeft, zal hij niet aan die schildpadden toevertrouwen 14). | |
Hortensio si quid per me boni evenit, gaudeo et ipsius et matheseos causa. Me sive videat huc veniens sive id offensarum metu defugiat, mihi ex aequo est. ... | Als er voor Hortensius door mij iets goeds ie uitgekomen, ben ik blij, zowel voor hem als voor de wetenschap. Of hij me bezoekt als hij hier komt, of dit vermijdt uit vrees voor onaangename gevolgen, is mij om het even. ... | |
12) Philolaus is een pseudoniem van de astroloog Ismaël Boulliau. 13) Voor de titel van dit werk zie men no. 3414, p. 20 n. 3. [ Er was sprake van een tweede deel; in 1645 verscheen te Parijs zijn Astronomia Philolaica.] 14) De uitgave der Epist. geeft de lezing: 'committit' [vertrouwt hij niet toe]. |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 9 (1973), p. 752. 3887. G. J. Vossius aan Hugo Grotius. 15 december 1638. | ||
... Hortensius hac hieme hic subsistet. Interea parabit se ad hoc, ut paratior sit ad colloquendum cum Galilaeo de Galilaeis coram vel per internuncios aut literas e loco aliquo tuto ac propinquo. | ... Hortensius zal deze winter hier blijven. Intussen zal hij ervoor zorgen, dat hij beter voorbereid is om met Galileo Galilei te spreken, in tegenwoordigheid, of met tolken of brieven vanaf een veilige en nabije plaats. | |
Blauwius senior 8) vita excessit. Filiorum 9), quibus cura est typographiae alter aegrotat. ... | Blaeu senior is overleden 8). Van de zoons 9), die zorg dragen voor de drukkerij, is de ene ziek. ... | |
8) Willem Jansz. Blaeu († 21 oktober 1638). 9) Dr. Johan Blaeu (1596-1673) en diens broer Cornelis. |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 10 (1976), p. 13. 3917. Hugo Grotius aan G. J. Vossius. 1 januari 1639. | ||
... Hortensio et iter opto faelix et successum respondentem causae. Ego si quid adjuvare possum, meo more non deëro. ... | ... Aan Hortensius wens ik een goede reis en een overeenkomstig succes van de zaak. Als ik iets kan doen om te helpen zal ik het niet laten, zoals ik gewoon ben. ... |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 10 (1976), p. 235. 4055. Hugo Grotius aan Willem de Groot. 9 april 1639. | ||
... Literas ad Hortensium 10) cures rogo. | ... Zorg alsjeblieft voor de brief aan Hortensius 10). | |
10) Martinus Hortensius, hoogleraar te Amsterdam. Het is niet onmogelijk, dat het hier brieven van Galileo Galilei betreft. [ Niet gevonden (ook niet van Diodati) in Le opere, XVIII, 'Indice generale' en XX, Suppl. en App.] |
Briefwisseling van Hugo Grotius, deel 10 (1976), 582. 4285. J. van den Vondel aan Hugo Grotius. 9 september 1639. |
... De professor Hortensius 9) is overleden, dat uwe E. wel zult verstaen hebben. Hij was een man van groote hope en wenschte niet om 't leven, maer om 2 of 3 m(aenden) uitstel, om zijn gaslagingen over den diameter van de groote hemellichten de wereld 10) na te laeten. ... |
9) Martinus Hortensius, gestorven op 17 augustus 1639. 10) Dit werk is niet meer verschenen. |
Charles Adam et Paul Tannery, Oeuvres de Descartes, deel 3 (1899), p. 15. CLXXXII. René Descartes aan Marin Mersenne. 29 januari 1640. | ||
... 3. Hortensius estant en Italie il y a quelques années, se voulut mesler de faire son horoscope, & dist a deux ieunes hommes de ce pais, qui estoient auec luy, qu'il mourroit en l'an 1639, & que, pour eux, ils ne viuroient pas longtems apres. Or luy estant mort cet esté, comme vous sçauez, ces deux ieunes hommes en ont eu telle apprehention, que l'vn d'eux est desia mort; & l'autre, qui est le fils de Heinsius, est si languissant & si triste, qu'il semble faire tout son possible affin que l'astrologie n'ait pas menti. | ... 3. Toen Hortensius enige jaren geleden in Italië was, wilde hij zich bezig houden met het maken van zijn horoscoop, en hij zei tegen twee jongemannen van dit land, die bij hem waren, dat hij zou sterven in het jaar 1639, en dat zij zelf daarna niet lang zouden leven. Nu hij deze zomer is gestorvan, zoals u weet, hebben deze twee jongemannen daarvan zo'n angst gekregen, dat een van hen al gestorven is; en dat de andere, die de zoon van Heisius is, zo kwijnend en zo droefgeestig is, dat hij zijn best lijkt te doen te bewijzen dat de astrologie niet gelogen heeft. | |
[ C. de Waard zegt hierover, in NNBW deel 1, kol. 1163: "dat H. op zijn reis in Italië in ernst den horoscoop van den jongen Heinsius (zie boven) [deel 2: Nicolaus, geb. 29 juli 1620] zou hebben getrokken, kan in verband met wat H. zelf in zijne Diss. de Merc. 67 van zulke kunsten zegt, met grond betwijfeld worden."]
|
Le opere di Galileo Galilei Ristampa della edizione nazionale (Fir. 1929-1939), vol. I-XX (Indici: XX, p. 19) |
Vol. XIX (1938), p. 538-549: documenten Staten-Generaal (Ned.), o.a.: 11 nov. 1636: commissie Reael, Hortensius en Blaeu, daarna evt. Golius. 7 april 1637: verslag van Reael; commissie Rantwyck, Weede en Schonenburch. 25 april 1637: gouden ketting voor Galilei; f 1000 aan Reael voor instrumenten. 23 juni 1637: gouden ketting aan vergadering getoond, ruim f 500. 2 febr. 1638: brief aan Hortensius voor overleg in Den Haag. 9 febr. 1638: Rantwyck en Backer overlegden met Hortensius. 10 febr. 1638: Hortensius mag op reis naar Italië, f 2000 toegezegd. 18 febr. 1638: f 2000 te betalen door Oostindische Compagnie. 23 maart 1638: Oostindische Compagnie wil nog niet betalen. 15 juli 1638: betaling goed gevonden. 28 sept. 1639: dat "Hortensius de reyse niet en heeft aengevangen, maer hem onthouden binnen Leyden ende 'tgelt aldaer vermoedelick verslempt ende dat hij Hortensius nu is comen t'overlijden ... restitutie ... Voorts ... waer dat gebleven is de goude kettingh*) ... behandicht aen den heere Gouverneur Reael saliger." *) De ketting (zie bij 25 april en 23 juni 1637) wordt genoemd in: St.-Gen. aan Galilei, 25 april 1637 (XVII, p. 66); in augustus 1638 werd hij aan de blinde en zieke Galilei aangeboden (XVII, p. 371), maar deze vond dat hij hem niet kon houden, vooral wegens de verergering van zijn ziekte. |
Vol. XX (1939), Indici, p. 276-277: ORTENSIO [van den HOVE] Martino. Sua Dissertatio de Mercurio in sole viso ecc., XVI, 20, 28, mandata a G., 32, 117, 185; XVIII, 432. Riceve, col mezzo del Peiresc, un esemplare del Dialogo, XX, Suppl., 579, 580. Favorevole al disegno di chiamare G. ad Amsterdam, XVI, 288. Sua partecipazione | alle trattative ed agli studi concernenti la proposta di G. agli Stati Generali d'Olanda per graduar la longitudine, 490, 491, 521, 526, 527, 534-536; XVII, 18-21, 25-26, 40, 41, 44, 47, 48, 67-69, 72, 75, 94-99, 103, 104, 105, 107, 108, 109, 117, 118, 119-120, 127, 128, 136-137, 178-179, 189, 195-196; XIX, 538 [doc. St. Gen.], 619, 651, 654. Comunica al Morin in che cosa consistesse il ritrovato di G. per la determinazione della longitudine, XVII, 26. Esprime il desiderio di conferire in proposito con G., [XVII] 196, 228, 252, 266, ed ottiene di essere mandato a tal fine in Italia, 275, 284, 289, 324, 330, 335; XIX, 541-547 [doc. St. Gen.]. Questo suo viaggio viene sospeso, essendosi dal S. Uffizio penetrate le trattative, XVII, 365, 366, 372; ma egli persiste nel proposito di compierlo, 392, 412. Sua morte, XVIII, 117, 132, 140, 151, 152, 176; XIX, 549. Nominato, XVI, 90, 99, 100, 252, 263, 266, 373; XVII, 311; XVIII, 431. [XX, App. 611: Descartes.] |
Appendice - Vol. I (2013): Iconografia, Vol. II (2015): Carteggio. |