L : lucére, luxi - schijnen L : lumen, luminis - licht |
Nederlands | betekenis | Engels | Frans |
- | lichtjaar, afstand die licht aflegt in 1 jaar | - | année- lumière |
illuminatie | verlichting | illumination | illumination |
lucide | helder | lucid | lucide |
lucifer | vuurstokje ("lichtdrager") | - | allumette |
- | schijnen | - | (re)luire |
lumen , lm *) | eenheid van lichtstroomsterkte (van een bundel); 1 lm = 1 cd sr | lumen | lumen |
- | licht | - | lumière |
luminantie *) | helderheid van oppervlak (in cd/m2) | luminance | luminance |
luminescentie | lichtuitstraling niet door warmte | luminescence | luminescence |
lumineus | schitterend | - | lumineux |
- | lichtgevend | luminous | lumineux |
lux , lx *) | eenheid van verlichtingssterkte (op een vlak); 1 lx = 1 lm/m2 | lux | lux |
- | 's nachts oplichtend | noctilucent | noctiluque |
TL | buislamp | - | Tube Luminescent |
*) Een bron met lichtsterkte 1 candela geeft lichtstroom 4 π lumen, en verlicht een vlak op 1 m afstand met 1 lux, op 2 m met 0,25 lx, enz. De Zon kan ons verlichten met 100 000 lx, de volle Maan met 0,2 lx. Een SL-lamp van 18 W geeft 900 lm, heeft 72 cd. Beeldscherm: luminantie instelbaar tot 250 cd/m2 (scherm van 17" heeft dan 17 cd). |
L : luna - maan; sol - zon; radiare - stralen
L : umbra - schaduw
G : phoos - licht