Diversen , weer , krijgskunde , kanonschot
Tome II: 1619 - 1627, Appendice I
F. Diverse notitiesRegles doubles sans user de regle inverse. Generale maniere d'operation en toutes regles doubles sans y user de regle renverse. De l'invention de Son Excellence *) 5 Escus capital gagnent 7 escus d'interest en 9 ans. En combien des ans gagneront 4 escus capital, 13 escus d'interest? Le capital est efficient, l'interest effect, les ans sujet.
18 Livres de poix donnent de 34 livres 5 escus. Combien 54 livres de poix de 42 livres? Pour trouver l'efficient ou suject, divisez le produict du premier efficient, premier suject et seconde effect, par le produict des autres deux. Pour trouver l'effet, divisez le produict du premier effect et deux derniers termes par le produict des autres deux.
6 Chevaux mangent en 24 jours 12 mesures d'avoine. Combien de chevaux mangeront 20 mesures en 30 jours? *) Dit is no. 11 van de lijst die Beeckman had gemaakt, zie p. 291. Vergelijk ook nr 17. Een dergelijk probleem van zijn hand staat op p. 272-273. b) Fol. 209r, r1-9. Tempestatum prognostica promovere. Wilt men vant weer in toekommende tyden oordeelen, men moet het weer van den tegenwoordighen tyt gaslaen ende beschryven so dickwils alser veranderinghe valt, al waert van dach tot dach, of van uyre tot uyre, so dickwils als de veranderinghe valt van wint, reghen, snee, van drooghte, donder, vorst, hitte, coude, etc. Hiertoe tot slans kost volck te bevestighen, tsyn beuselinghen. Alfonsus becostinus*) coste al te veel, maer tcan veel beter gedaen worden door een volck, die in haer tael de saeck verstaen, want daer isser veel, die niet en weten wat te doen: die haer leven verslyten in Amadys van Gaule°).
*) Onbegrijpelijk woord. [Misschien: Alfonso X.] °) Beroemde roman uit 1508 (Spanje), verscheen in het Frans in 1540, en in het Nederlands vanaf ca. 1600 (laatste deel in 1624) [eerste in 1598]. |
Fol. 209r, r10-13. De menschen en hebben niet evegroot gesicht, maer sommighe sien nauwe, sommighe sien wyt. Die nauwe sien, die sien al veel meer van verre dan die wyt sien, want als de pupilla groot is, ende het gesicht kleyn, van binnen niet verde vaneen staende, so verkleyndet haer terstondt geweldich. Fol. 209r, r14-30. Glas te snyden na syn sin. Stevyn heeft oock onder syn pampieren een Anhanck des Burgerlickx leven [<]. Oock een boeckxken van Distillatien, niet van syn schrift. Hierin staet dit volgende:
Met een lynen doeckxken dat rontom u glas gaet in het papken, gemaeckt van wit van een ey ende terwenbloeme. Tselve slaet om u glas, nederwaerts der snede, daer gyt af hebben wilt. (Nota: teecken de snede met u gewreven kryt ende latet drooghen). Alsdan maeckt dit yser gloyent, twelck hier gefigureert is; gloyend synde, so verwermt daermede het glas rontsom, so ghy de snede hebben wilt. Alsdan neempt een gedrayt doekxken of een pinceelke, nat gemaeckt tsynde in koudt water, stryckt verder haest op de snede, so sal deur de wermte des glas ende tcoudt water tglas op die snede scheuren rontom na dyner beliefste. Nota: Als ghy met tgloyent yser eerst aen tglas kompt, dan syt voorsichtich, dat ghy tselfde yser niet metterhaest aen tglas en steeckt of tsoude scheuren. Of neemt een cattoenen draet deur tselfder getrocken, ende leghtse rontsom de snede ende laetse branden; dits in stede van het heet yser. | G. Van den CryghconstFol. 209v. Desen handel der Crychconst sal twee boecken hebben: teerste Van den chryghsconst te lande, het ander te water*).
*) Hendrik Stevin, eind van Materiae Politicae (1649), p. 139: "De watercrych en is niet ghevonden". Zijn tabel verschilt nogal van de onderstaande. [ Voor de landkrijg zie Principal Works, deel IV, over Beeckman m.n. p. 8-12.] |
Den crych te lande sal vervanghen worden in 11 Onderscheytsels, dusdanich synde:
Het 1e Van der raden oirden. Hierachter sal volghen een Aenhanck van geschillen, daermee ick, na myn ghemeen ghebruyck in ander stoffen, de leering niet en heb willen vermenghen, noch verduysteren. *) Hendrik Stevin (Mat. Pol., p. 143): "Den Autheur heeft een ander manier van Stercktebau beschreven dan de geene, die overlang heeft uytgegaen [1594], doch is vermist ...". Het gaat dus niet om de Sterctebou door spilsluysen (1617). Fol. 214r. 3e Onderscheyt. Van de oirden der Amptlien eens leeghers, met haer ende ander eyghen crychwoorden bepalinghen. Cortbegryp. Het 1e Hooftstick sommierlicke verclaringh van de form der amptlien int geheel. Daerna 2 hooftsticken breeder beschryving of bepaling van dier amptlien gedaente, het eerste wesende in d'oirden, het tweede van de ampten ende amptlien des chryghsvolckx. Het laetste van de amptlien gheen cryghvolck synde. Fol. 216v, r28-34. Oversten van grofschuttrecken beveelt over de menschen, die het grofschut trecken ende versetten, daert door menschenarbeydt gedaen moet syn. Men neempt tot dit hier te lande vyf of seshondert matroosen voor solanghe alst leger te velde is. Maer beter waert daertoe te bespreken een halve banniere chryghslien, dats vyf vaenen, |
dewelcke boven haer sold noch kryghen die daghen datse wercken, soveel als bedonghen is, ende syn die daghen vry van wacht. Int reysen worden haer wapens op wagens geleydt. Dit behoort oock also te gaen met de 4 of 5 hondert wechmakers. Fol. 217r, r9-30. De dry verscheen geslachten syn deur de verdeelinghe in slachoirden, voortocht ende natocht, veel merckelicker van malkander gescheyden dan deur verdeeling in slachoirden ende vleugels, want van voortocht tot slachoirden syn 300 voeten, van slachoirden tot natocht 600 voeten, daer in dander verdeeling elck geslacht in dry hoopen verdeelt is, die de voorsz. 300 ende 600 voeten van malkander staen. De Romeynsche oirden van 10 000 mannen is een hoop lanck 1200 voet ende breet 990, dander lanck 300 ende breet 300. Vraghe welck de beste is? Alsmen meent dat de gedronghen hoop daerom de beste waer, so soude getast elcke syde 150 voet noch beter syn, twelck niemant toe en staet. De voortocht blyvende, de middeltocht tredende 300 voet, ende de natocht alleenlick 900 voet, so bedect dan d'een sooveel vlackx als d'ander. Men moet de vier banieren des voortochts senden elck om een syde van A, latende de middeltocht in slachoirden stilstaen. Welcke banier van vieren A vervolcht, so compt A in onoirden, waerop dan B, middeltocht die in slachoirden staet, met groot voordeel kan aenvallen. Aengaende het geweldich voortdringen van A om den grooten swaren hoops wille, dat en helpt niet alsmen op de syden ankompt, want sy niet an alle syden en konnen dringhen sonder in onoirden te scheyden. Fol. 217r, r33 - 217v, r3. Die over de meeste hoopen bevelen syn de weerdichste; die over gelycke hoopen bevelen syn eveweerdich, als oock de gemeene soldaten, over niemant bevelende. Ruters syn weerdigher dan voetvolck.
Opdat de bequaemste tot de hooghste ampten met eersten geraken, so en moet met niet wachten totdat hy door de jaerlixse herkiesing worde ryleyer, nieu jaer hondertleyer ende so voort. |
Maer de 10 soldaten kiesen uyt haer, ende den ryleyer mede gerekent synde, eenen ryleyder ende de thien reyleyer met haren hondertleyer kiesen eenen hondertleyer, ende so voort kan een soldaet tot de hooghste ampten geraken op staende voet. Den thienhoop heeft 11 mannen, honderthoop 111, duysenthoop 1111, ende so voort. In den thienhoop is 1 ryleyer, in den honderthoop 10 ryleyers ende 1 hondertleyer, in den duysenthoop syn 100 ryleyers, 10 hondertleyers, 1 duysentleyer, 1000 slechte soldaten, ende so voort. Het getal van elckx bysonder strax uyt de figuren selfs gesien. Vaenleyer, wimpelleyer, standaertleyer. Fol. 217v, r18-23. Dat de vaendragher soveel boven de trommelslager is, is teghen reden, want het syn al teyckenaers, het een int gesichte, het ander int gehoor. Den alarme of anvanck des gevechs wort bevolen door tgeluydt, oock de retraitte, de reveilematien, int marcheren des snachs ende in de bosschayen. De vanen voor haer honderthoop staende, wysen aen in wat honderthoop, te weten de hoemenichste sy is in haer wimpel ende des hoemenichsten wimpels. Fol. 217v, r40 - 218r, r6. Den thienleyer draeghen een pluyme, diesgelycke niemant anders dan thienleyers dragen en mach. Soude daerom de rye moghen heeten een pluym volckx. Elcke pluym heeft een medaille met dry letters, t'eerste anwysende van de hoemenichste rye die is, het tweede vant hoemenichste vendel, het derde vant hoemenichste wimpel. Yder soldaets wapenen, als harnas, pycke, musquet, spabyl*), hebben vier getalen: het eerste anwysende den hoemenichsten soldaets het is, ende so voort. Voor den amptlien set men 0, als het geweer des thienleyers van de sevenste rye in de derde vaen des vyfden wimpels is 0, 7, 3, 5.°)
[ *) Zie Materiae Politicae, 1649, 'Vande Crychspiegeling', H. 8, "Vande leger graving met een draegelick reetschap genaemt spabylhou", p. 239-246: "spa, byl, houwe of picke", zie figuur: de spabijl of spabijlhouw.] [ °) Over voordelen van het tientallig stelsel schreef Stevin ook in Legermeting (1617) p. 49-53.] Fol. 218r, r20-26. Elcken thienhoop heeft een sergeant, die oock is steertleyer. De thienleyers draghen elck een witte pluym, al van gelycke form. De hondertleyers elck een roopluym, oock van gelycke form, maer anders dan der thienleyers. De duysentleyers elck een groene pluym van gelycke form, maer anders dan de voorgaende. De thienduysentleyer een geluwe pluym van ander form dan de voorgaende. Den honderthoop voert tot teycken een vaen, den duysenthoop een wimpel, den thienduysenthoop een standaert. Niemant en mach pluymen draghen anders dan de boveschreven amptlien van form als de voorgaende. |
Fol. 218r, r27-32. Als de 10 hondertleyers met haren duysentleyer eenen duysentleyer kiesen uyt haer getal, so sal den ouden duysentleyer in dien hondertleyers plaets kommen, ende dat jaer blyven hondertleyer. Een slecht soldaet kan in 4 jaer thienduysentleyer worden. Den voetvolckoversten vermach uyt een ander reye desselfden honderthoops eenen thienleyer te kiesen, alser in de rye niemant bequaem bevonden en wort, ende een soldaet sal uyt die rye in dander gaen. Fol. 218r, r35 - 218v, r21. De pyckiers en konnen niet beter beschermt blyven op een vlack velt teghen de ruterye dan in haer oirden te blyven. Om de gemeene regel van de oirdening des veltslachs bequamelick te beschryven, so stelle ick my voor een vlack velt, effen, sonder berghen, rotsen, grachten, marasschen, bosschen, huysing of diergelycke, daer men achter schuylen mach, want anders valtse op oneyndelicke verscheyden mannieren ende en kan tot gheenen gemeenen regel gebrocht worden. De musquettiers tusschen de pyckiers schutgeveert houdende, sullen staen constipati gedronghen, uytgenomen de voorste die schieten, ende dit om wech te maken an die geschoten hebben. Maer de musquettiers, die vooruyt gaen, sullen verkeerdelick van d'ander met geo | pende gelederen <gaen> om de keering bequaemlick te doen. Musquettiers en sullen int ankommen niet uytloopen onordentlick, maer met oirden schietende. Alsmen de heele rechticheyt der voorsyde niet volkomentlick houden en kan, so ist beter hebben een inwendighe dan een uytwendighe bocht, want also kan elck soldaet der voorsyde deselfde voorsyde geheel sien, om opt laetste sich in een rechte voorsyde te stellen. Alfonsus*) besighde daer koorden, maer pycken syn beter. De pyckier op de middelste slyncken syde, dats den 4en soldaet, sal syn pyck vaten by teynde, ende die laten dalen na de slyncke syde, so verre die gaet. Van de vyf pyckiers op de hoecken staende, synder twee die haer pycken vellen, te weten dengenen die op den hoeck staet met den vierden van hem. Van de vyf pyckiers tusschen de pyckiers der hoecken staende, synder dry, die hun pycken vellen, te weten den middelsten, die syn pycke int middel vaet, ende dander twee, die elck haer pycken by het eynde vaten, latende dengenen, die op de rechter syde staet, syn pyck dalen na de rechtersyde, dander na de slyncker syde.
[ *) Op p. 419 hiervoor ook een Alfonsus. Misschien: Aelianus Tacticus, hierna genoemd, p. 425.] |
Fol. 218v, r36 - 219r, r3. Men behoort met gemeene kost voor al de soldaten tenten mede te voeren, want daer stervender dickwils meer door ongemack ende reghen dan door den vyant. Den cost is oock niet groot, want elck tente voor thien mannen eender rye soude nu costen 200 gl., dats voor een vaen 2000 gl.; ende duerende vier jaer eerse versleten syn, komdt sjaers 500 gl., twelck weynich is int aensien van ontrent 15000 gl. daermen een vaen op rekent. De waghens worden int legher gebruyckt, ende dit en gebeurt maer met tenten op de reyse, want daermen een blyvende leger houdt, daer maeckt men hutten als beter synde om te logieren. De bedsteen sal men maken op de Indische wyse: die syn bequaem. Elcke tente sal lanck syn 38 voeten, breet 10 voeten, hoogh tot aent dack 5 voeten. Ende en sullen niet gespannen syn met langhe uytstekende touwen, maer op elcken hoeck sal staen eenen stock 2 voet in de aerde. 3 voet salder blyven tusschen elcke twee tenten om daerdoor te gaen na de achtererven. Fol. 219r, r4-33. |
Reyen | Reyen | versus | |
Leen | Gelederen | juga | |
Rechtsom Slynckxom | ad hastam declina ad scutum declina | ||
Keert | Rechts omkeert Slynckx omkeert Herstelt u | ad hastam immuta ad scutum immuta redde in arrectum | |
Sluyt | U reyen sluyt | versus collige |
dese en vinde ic in Aeliano niet. imo cap. 32*) |
U gelederen sluyt | juga collige | ||
Opent | U reyen opent | per versus procede | |
U gelederen opent | per juga procede | ||
Rechs swenckt u Slynckx swenckt u | ad hastam converte ad scutum converte | ||
U reyen rechts omkeert U reyen slyncks omkeert | per versus choreum evolve | ||
U gelederen rechts omkeert U gelederen slynckx omkeert | per juga choreum evolve | ||
Dobbelt | Rechts u reyen dobbelt Slynckx u reyen dobbelt | ad hastam per versus duplica ad scutum per versus duplica | |
Herstelt | U reyen herstelt | restitue | |
Rechts u gelederen dobbelt | ad hastam per juga duplica | ||
Slynckx u gelederen dobbelt | ad scutum per juga duplica | ||
U gelederen herstelt | restitue | ||
Rechts u gelederen met halve reyen dobbelt Slynckx u gelederen met halve reyen dobbelt | |||
U reyen herstelt | restitue | ||
De spyssen alleen. | Draeght u spiessen Spiessen op Velt u spiessen | erige spiculum | |
U reyen heel sluydt | constipate vos |
[ *) Claudii Aeliani ... Opera (ed. C. Gesner), Tiguri 1556, p. 577: Cap. 32, 'Quomodo acies sint convertendae ...' in Aeliani de militaribus ordinibus instituendis (vanaf p. 523). Cl. Aeliani, et Leonis imp. Tactica, sive De instruendis aciebus, Leiden 1613, p. 56: 'Quomodo densare Phalangem oporteat ...'. Claudius Aelianus had o.a. geschreven De Natura Animalium), hier gaat het om Aelianus Tacticus. Zie over Aelianus en het Staatse leger: Emile Ramakers, 'Krijgskunde in de Noordelijke Nederlanden', De Zeventiende Eeuw, 13 (1997), p. 142 e.v. Afbeeldingen: 'Wapenhandelinghe' van Jacob de Gheyn (II), 1607, 1608.] |
Fol. 220v, r5-17. 5e Onderscheyt. Van de Veltslachoirdeningh. Cortbegryp. Ick meyne de Romeynsche manniere te volgen met kleyne hoopen te gebruycken in stede van de velites, musquettiers; niet de Griecksche, die met weyniche groote hoopen vochten. Int 1e, 2e, 3e, 4e, 5e, 6e Hooftstick sal ick handelen van het slachoirdenen eens vaens des slachoirdens, openen met sluyten, tassen met ontassen, dobbelen, keeren ende swencken. Int 7e de veltslachoirdening met groote hoopen als banieren of meerder, omdat veel menschen als uyter natuere daertoe geneyght syn. Int 8e de Romeynsche mannier. Int 9e d'oorsaeck waerom ick de Romeynen niet en meyne na te volgen in haer dryderley swaergewapende der cohorten als hastati, principes, triarij, die sy in de veltslaghen van malkanderen scheyden, makende van d'eerste soort voortocht, van de tweede middeltocht, van de derde natocht. Int 10e de vaenlick veltslachoirdeningh eens standaerts, na de mannier deses tyts met pyckiers ende musquettiers. Int 11e de ordening eens pyckschans. Int 12e ten laetsten van de buytdelinghe. Fol. 221v, r38 - 222r, r8. Veltslachoirdeningh. Cortbegryp. Om de gemeene regel te beschryven stel ick my voor een effen velt ende sal eerst beginnen met kleyne slachoirdening, alleenlick voetvolc, sonder ruyterye. Het gebeurt dat eenen hoop voetvolck van ruyters ontmoet synde, hem geen teghenstant en konnen doen (anders toegaende dan by de Griecken ende Romeynen, wiens voornaemste macht in voetvolck bestondt); want een hoop pyckiers, sich stellende in viercante slachoirden mette musquettiers an beyde syden na de gemeene manniere deses tyts, |
so dan de ruyterye nakompt op een der syden, en konnen de musquettiers maer eens schieten ende en konnen van haer pyckiers niet geholpen worden, de ruters daerin vallende, ende also loopen de musquettiers terugghe haer eyghen pyckiers opt lyfs. Hierteghen isser verdocht seker oirdening, tot welcke beschryving ick hier sal stellen 3 bepalinghen: van pyckschans, hoeckhoopen ende syden. Daerna sullen (sic) hooftsticken volghen: het 1e van de oirdening der pyckschansen; het 2e vant voorttreden der pyckschansen; het 3e vant begraven der pyckschansen; het 4e van de onvolkomen pyckschansen; het 5e van de oeffening der pyckschansen. Fol. 223v, r5-22. Vant canon. Te gedencken een cortauschote rechtopwaert met een gloyende kogel, in een duyster nacht met wolcken bedeckt, om te sien ende te meten hoe hoogh die vlieghen sal, ende hoe langhe tyt, te weten hoeveel stappen gaens sy int opwaerts vlieghen sal gedueren, hoeveel int neerwaerts vallen.
Waerin te gedencken vallen dese dinghen: Met een hanghende gewicht by nacht schieten. Van de ervaringhen gedaen met cruysboghen ende grofgeschut, ende daermee op graden geschoten. Grofgeschut door menschen draghen, tgeschut op sleden trecken, met cardousen schieten. Abuys dat de cloot climmen soude. Goede affuyten te maken, so voor cortouwen als mortiers. Cogels dicht sluytende ende wel angestampt geeft groot voordeel. Geschut vastgestelt schiet stercker, neempt te min cruydt. Op 100 voet, drymael geschoten in een gat, eens 18 duym thooch. Op 200 voet de tweede schoot thooch 20 duym, ter rechterhant 12 duym. De 3e schoot thooch 12 duym, ter slynckerhant 20 duym, 6 schooten op 400 voet thooch duym 32, 18, 32, 30, 44, 21, ter syden 6, 21, 6, 30, 0,5 duym. Op 800 voet 4 schooten te leegh 48 goe recht, te hoogh 18 goerecht, thooch 30 goerecht; te leegh 16, ter rechter 12 duym. [ *) De 'stap' is hier een tijdseenheid (zie vorige alinea: "stappen gaens"), vgl. het regeltje: 3 sec per km tussen bliksem en donder. Hemelsbreed van Hulst tot Kruiningen: 20 km, dus 4 stap per km; van Oostende tot Sluis: 35 km, dus 6 per km. In het Eertclootschrift (<) noemt Stevin de 'myle' ongedefinieerd, hier bedoelt hij kennelijk een grote mijl van zo'n 7 km.] [ Christiaan Huygens bedacht een elegantere methode om de geluidssnelheid te meten, zie OC 19, p. 372. Meer dan eens zijn kanonnen gebruikt voor dit vreedzame doel, zie Nollet, Natuurkundige lessen, 3-2 (1761), p. 358-364, waar het gaat om een afstand van 14636 toises, dat is 28,5 km.] |
Fol. 224v, r26-31. |
1) Adriaen Meganck, later drost van Bergen-op-Zoom. 2) Thomas van Stakenbroeck, in 1606 "wachtmeester-generael van de cavallerie". 3) Ulrich Wageman. 4) Daniel de Hertaing, heer van Marquette, luitenant-generaal van de cavallerie. 5) Lambert van de Wel. 6) Charles du Becq, baron van Bourry, heer van Villebon. Fol. 224v, r32-40. Volgen opt leste instructien voor officieren der artillerye, als voor den meester-generael van de artillerye, 2e Controlleur ende commisen van de artillerye ende munitien van oorloge int leger. 3e Gemeene officieren als edelluyden, conducteurs, canoniers, timmerluyden, smidts, rademakers, cuyper, mandemaker, ryswercker, harnacqueers, lyndrayers, gorreelmakers, bootsgesellen, slechters van weghen, provoost ende chirurgen. 4e Schepen. 5e Wagens. 6e treckpeerden in wercken ende approchen. 8e Brugmeester met syn controlleur. 9e Meester van vierwercken. 10e Commisen van frontiersteden. 11e Commisen van artillerye ende munitien int leger geredresseert.
|