Home | Woordenweb

- hab -

L : habére, habitum - hebben, houden
L : debére - schuldig zijn
L : habitare - bewonen


Nederlands betekenis Engels Frans
- kundig able habile
- hebben - avoir
cohabitatie samen­woning co­habitation co­habitation
debet wat betaald moet worden; schuld debit; debt débit; dette
debiet hoeveelheid die doorstroomt per
tijdseenheid (bv: in rivier, hart)
- débit
debiliteit zwakte van geest debility débilité
- handicap; invaliditeit disability -
- tentoonstel­ling exhibition (exposition)
habitat leefgebied (ruimer dan biotoop) habitat habitat
habitus
-
houding;
gewoonte
-
habit
habitus
habitude
- inwoner inhabitant habitant
prohibitie verbod prohibition prohibition
rehabiliteren herstellen (in eer) rehabilitate réhabiliter


L : tenére - houden


Home | Woordenweb