Bijzonnen , uitleg , Gassendi in de Republiek
Tome IV: Supplément
Tekening met uitleg in het Journal direct voor de notitie over het bezoek van Pierre Gassendi (T. 3, p. 123). Het is een kopie van de figuur die deze van zijn beschermheer Peiresc had ontvangen toen hij in Leuven was. De waarneming was gedaan door Christoph Scheiner.*)
*) Peiresc had de waarneming van Christoph Scheiner (gedaan te Frascati bij Rome) ontvangen van kardinaal Barberini (prefect van de Vaticaanse bibliotheek) en had hem laten vermenigvuldigen. Gassendi ontving op 18 mei 1629 te Leuven enkele afdrukken. [ Ferd. Sassen, De reis van Pierre Gassendi in de Nederlanden (Amst. 1960), p. 26.] In Amsterdam gaf Gassendi een kopie aan Reneri en hij zond hem zijn eigen uitleg. Reneri [<] publiceerde het geheel als Phaenomenon rarum et illustre Romae observatum 20 Martij Anno 1629, etc. (Amstelodami, apud Hesselium Gerardi [1629] in 4o). [ Sassen 1960, p. 32: Gassendi was niet tevreden over de wat slordige uitgave ["dit drukwerk is samengeflanst op de meest Bataafse manier die te bedenken is" in Lettres de Peiresc, IV, 241], en verzorgde een nieuwe: Parhelia, sive soles quatuor qui circa verum apparuerunt Romae die XX mensis martis, anno 1629, et de eisdem Petri Gassendi ad Henricum Renerium epistola (Parisiis, 1630; in Institutio astronomica, Hagae Comitis 1656, p. 285); Petri Gassendi Opera (Lugduni 1658), III, 651-662.] In juli 1629 ontving Descartes een kopie in handschrift van Reneri, en hij wierp zich op het probleem. Zijn uitleg verscheen in het Traité des Météores [p. 288, Ned. 310], samen met de Dioptrique en de Géométrie en een voorrede: Discours de la méthode (1637). Christiaan Huygens wijdde er een uitvoerige studie aan: Oeuvres Complètes, XVII (1932), 381 e.v.] |
Te Rome waargenomen op 20 maart 1629 vanaf astronomisch uur
2 tot 3 na de middag, of Italiaans*) uur 20 tot 21 en nog iets langer.
[ *) Hora Italica: 24 (gelijke) uren, gerekend vanaf zonsondergang.] De letters B en H ontbreken. [Vertex B moet lager: het is het zenit.] |
A Waarnemer te Rome. B Zenit boven de plaats van de waarnemer. C Waargenomen ware Zon. AB vertikaal vlak waarin zowel het oog van de waarnemer als de waargenomen Zon zijn, waarin ook het zenit B ligt, en daarom wordt dit alles voorgesteld door de vertikale lijn AB. Hierdoor strekt zich immers het hele vertikale vlak uit. Rondom de Zon C verschenen twee onvolledige halo's, met hetzelfde middelpunt als deze, en met diverse kleuren, waarvan de kleinste of binnenste DEF voller en volmaakter was, maar wel onderbroken of open van D tot F en hij stond er met een voortdurend pogen om zich te sluiten en een enkele maal sloot hij zich, maar weldra opende hij zich opnieuw. De andere, maar steeds zwak, en nauwelijks in het oog te krijgen, was GHI, meer naar buiten en secundair, bont niettemin en met zijn eigen kleuren, maar zeer onvast. Een derde kring, en eenkleurig, en deze heel groot, was KLMN, helemaal wit, zoals ze vaak gezien worden bij kringen rond de Maan*). Dit was een boog met een ander middelpunt, gaaf vanaf het begin, door het midden van de Zon lopend, aan het eind evenwel vanaf M naar N toe zwak en gehavend, ja zelfs zo goed als verdwenen. Overigens zijn op de gemeenschappelijke snijpunten van deze cirkel met de buitenste halo GHI, twee bijzonnen te voorschijn gekomen, niet zo volmaakt, N en K, waarvan de laatste zwakker, de eerste daarentegen sterker en helderder schitterde. [ *) Minnaert laat de situatie duidelijk zien in Natuurkunde van 't vrije veld, 1968, 1, 222 (DBNL: 1937, 1, p. 183): - kleine kring a - grote kring f - horizontale cirkel k - bijzonnen g van de grote kring (zeldzaam) Zie voor de derde: 'Parhelische kring'. 'Moon halo'.] |
Van beide wedijverde de glans aan de kant van het midden met die van de Zon, maar de flanken hadden een schakering van regenboogkleuren, en daarvan was te zien dat de omtrekken niet rond en scherp waren, maar oneffen en met lacunes. N, een onrustig beeld, wierp een dikke bijna vurige staart NOP uit, met een schommelende beweging. L en M waren aan de andere kant van het zenit B, minder helder dan de vorige, maar ronder en wit net zoals hun kring waarop ze vastzaten melkachtig of als zuiver zilver, hoewel M halverwege het derde uur al bijna verdwenen was; en daarna gaf hij alleen nog geringe sporen van zijn bestaan, want ook de kring was aan die kant vervaagd. Zon N vervaagde vóór Zon K, en terwijl die vervaagde werd K sterker, en deze verdween het laatst van alle. De ligging ten opzichte van de windstreken is te zien met de lijnen QR en ST, waarvan QR de snijding met de horizon aanduidt van de evenaar, ST van de meridiaan. De ware Zon is tijdens dit verschijnsel voortgegaan door vertikale cirkels die ten opzichte van de waarnemer gaan door het gebergte, ten opzichte van anderen echter door de Basiliek van St. Petrus en andere plaatsen in de richting van het fort van St Angelus.
De duur van deze verschijning was, althans naar mijn oordeel, ten minste twee uren, want om 20 uur [Italiaans], 2 uur namiddag, hebben sommigen in het Collegium Romanum vier Zonnen zien verschijnen, tamelijk duidelijk, en fonkelend naast de ware Zon. Maar ook hebben mensen uit Frascati die in de wijngaard bezig waren, beschreven dat door hen behalve de ware Zon er nog vier zeer duidelijke gezien zijn, wat alleen heeft kunnen gebeuren omstreeks 2 uur of ervoor; want na 2 uur begon Zon M uitgewist te worden, en kon hij alleen opgemerkt worden door wie er bedreven in was. Bovendien moet vermeld worden dat de witte cirkel KLMN voorbij het zenit of toppunt doorliep, zoals het punt B aangeeft. Tenslotte is het hele verschijnsel in witte wolken opgelost en uitgevaagd omstreeks of even na 3 uur. En de ware Zon scheen weer kalm met blijvende verschijning, niet echt helder, en hij schitterde wel wat verzwakt, maar toch ondraaglijk voor het oog. |
De Zon voorspelt het u. Wie durft de Zon te zeggen: 'Gij liegt'? Zij waarschuwt vaak voor ondergrondse woeling; dat dreigt verraad of oorlog, gistend in 't verborgen. |
Vergilius, Georgica, I , vs. 463-5. (Vertaling: Ida Gerhardt.)
|
O A M D G
Omnia Ad Maiorem Dei Gloriam. |
[ Martinus Hortensius noemt in een brief van 2 juni 1634 aan Gassendi diens beschrijving (ed. 1630). De figuur komt ook voor in: Aldrovandi, Monstrorum historia (1642), 740, Im. 747. Scheiner beschreef een andere halo in 1630, Christiaan Huygens maakte daarvan een tekening, zie OC 17, p. 411.] |
21 juli 1629. Deze brief verdween omstreeks 1850 uit de Parijse Bibliothèque nationale, dook later op in de collectie Morrison te Londen, en werd gepubliceerd in Lettres de Peiresc, ed. Tamizey de Larroque, IV (1893), 198-202. 2 |
Ik scheepte me in te Calais 3 om naar Holland te gaan, enkele uren nadat de heer De Chasteauneuf 4 vertrokken was naar Engeland, het was op de tweede van deze maand. Aangekomen te Den Haag kreeg ik een heel goede ontvangst van de heer De Baugy, ambassadeur 5 .... Ik nam afscheid van hem, was twee of drie dagen in Leiden, en sprak er in het bijzonder de heer Heinsius 6 die me een exemplaar gaf van zijn vermeerderde Lof van de ezel 7. Ik sprak ook de goede heer Vossius 8, die me goed onthaalde, zoals ook de heer Rivet deed. Het zou te ver voeren u te vertellen welke moeite zij namen, en ook de heren geneeskundigen Heurnius 9 en Vorstius 10, om me kerken te laten zien en graftomben, het anatomisch theater, waar heel zeldzame dingen zijn, de tuin, enz.
Te Amsterdam 11 de heer Nicolaas van Wassenaer, geneeskundige, die een correspondentie over de hele wereld heeft, en de grootste zeldzaamheden die men hem van overal aanvoert .... Hij is de auteur van het Nederlandse Historisch Verhael dat gedrukt wordt om de zes maanden 12. |
ik kan voor hem slechts hetzelfde broddelen als wat ik me herinnerde aan u geschreven te hebben 1. Ik begreep dat hij het ook wilde drukken als pamflet. De heer H. Hondius 2 liet me de boeken zien waarin kaarten van Frankrijk 3 staan, en de heer Janssonius [Blaeu] 4 zei me dat we over enkele maanden een nieuwe Copernicaanse sfeer [>] zouden krijgen, waarop, behalve wat er is op degene die u hebt 5, een horizon en verschillende andere dingen zouden komen 6. Te Utrecht, zoals te Rotterdam, vond ik geen geletterde mensen van grote faam. Toen ik in Zeeland 7 langs Middelburg gegaan was, dacht ik er helemaal niet aan dat daar de woning van de heer Lansbergen 8 was; dus tot mijn grote spijt heb ik hem niet gesproken. In Dordrecht had ik al gesproken 9, en sprak ik weer bij mijn terugkeer van het leger 10, met de heer Beeckman, de beste filosoof die ik tot nog toe ontmoet heb 11. In Gorkum is een Maroniet 12 die wonderlijke meningen heeft over de inrichting van de wereld. In het leger gaf de heer De Fresne Canaye 13, om me kennis te laten maken met de heer Albert Girard 14 degene die Marolois 15 heeft laten herdrukken, nu ingenieur in het legerkamp hem een avondmaal samen met mij. Overigens zijn al die mensen daar voor de beweging van de Aarde. Ik ben de hele afgelopen zondag en maandag in het kamp geweest (u begrijpt wel dat het voor 's-Hertogenbosch is 16), en dinsdag vertrokken om negen uur. Ik had de tijd en gelegenheid om alles te bekijken .... |
[ 152 n ]
1601 [Venetië]. ... Hij legde zich er ook zeer op toe oorzaken op te sporen van verbazingwekkende zaken van de natuur. Zo ondervroeg hij verschillende mensen over die Parhelia, of drie zonnen, en de drievoudige regenboog die waren gezien op 7 februari, omtrent het 21e uur.]
[ Zie Ferd. Sassen, De reis van Pierre Gassendi in de Nederlanden (KNAW 23-10, Amsterdam 1960).
Walter Tape, Eva Seidenfaden and Gunther P. Können, 'The legendary Rome halo displays', in Applied optics, Vol. 47, No. 34, 1 dec. 2008.]