Home | Hortensius | Over de wiskundestudie | Brontekst

Inleiding , wiskundig , rekenkunde , meetkunde , landmeetkunde, cirkelmeting , algebra ,
sterrenkunde , aardrijkskunde , optica , muziek , mechanica , fortificatie.
Lijst van mogelijke edities.


Martinus Hortensius

Over de wiskunde-studie


Vertaling van:
Dissertatio de studio mathematico recte instituendo
In:
Hugonis Grotii et aliorum
De omni genere studiorum recte instituendo dissertationes
,
Lugd. Bat. 1637.




111
M. Hortensii
  Dissertatio de studio  
M A T H E M A T I C O
Recte instituendo
  AD  V. C.  
MARCUM ZUERIUM
BOXHORNIUM
Eloquentae in Academia Lugd. Bat.
P R O F E S S O R E M
insignissimum.

WAt wij niet zo lang geleden samen hebben besproken, geleerde heer, aangaande een Verhandeling over een juiste opzet van de wiskundestudie, dat heb ik in weinig woorden op papier gezet, omdat u het zo verlangde, en ik stel het u voor ogen en bied het aan; niet als een of ander

112
kleinood, maar omdat ik vond dat, overeenkomstig onze vriendschap, aan uw verzoek op elke wijze voldaan moest worden. Woordenpraal en geaffecteerde elegantie van zeggen moet u hier niet zoeken. Deze heiligdommen houden ervan zonder enige hoogdravendheid te worden behandeld en, zoals de Wiskunde op zichzelf weigert te worden opgesmukt, met toewijding onderwezen te worden. Zo is de bedoeling: de zaak zelf blootleggen, met beheerste hand en zonder klatergoud. Zo krijgt u het dus.

Iedereen die zich wil bezig houden met de Wiskundige wetenschappen, moet vóór alles zich een zeker doel voor ogen stellen, en niet zomaar dwalen door alle delen ervan, die veelsoortig zijn en veelomvattend. Want men moet óf streven naar een volmaakte kennis van de Wiskunde, óf naar slechts zo veel, als

113
voldoende is om de overige studies met meer succes te verdiepen. In het eerste geval is te weten dat men niet zonder werk en tijdsbesteding daartoe komt, en dan vooral met een vaste gids en volgorde. In het tweede geval bestaat de zaak weliswaar niet in een zo grote moeilijkheid, maar ondertussen heeft men ook raadgeving nodig; en het moet niet zonder een juiste methode worden ondernomen.
Wie zich Wiskundige wil horen noemen, behoort niet alleen bedreven te zijn in de Rekenkunde en de Meetkunde, die de eigenlijke Wiskunde vormen, geabstraheerd van alle materie, maar ook in Sterrenkunde, Aardrijkskunde, Optica, Mechanica en Statica, Muziek, Landmeetkunde en militaire Bouwkunde.

Arithmetica, Geometria, Astronomia, Musica
Arithmetica, Geometria, Astronomia, Musica
Titelpagina van The elements of geometrie, 1570
 

114
Voor de overigen, die tevreden willen zijn met een beetje proeven aan de Wiskunde, zijn sommige delen naar believen te kiezen, en daarin is zoveel oefening te krijgen, als ze vinden dat past bij hun zaken en studieplan.
Zo zie je tegenwoordig velen die, nut en praktijk van dit of dat deel volgend, zich weinig bekommeren om volledige en grondige kennis ervan. Daarentegen vind je er weinig, die zodanig doordringen in de zuivere en abstracte Wiskunde, dat ze zich met recht de titel Wiskundige waardig kunnen tonen. Om nu voor beide groepen te voldoen, zal ik de weg aanwijzen waarlangs iemand als beginneling, óf zich kan ontwikkelen tot een voortreffelijk Wiskundige,

115
óf tenminste die kennis kan verkrijgen die, waarvan men zeker kan vertrouwen dat ze aan de eigen bedoeling en wens zal voldoen.

  Dus aangezien de Rekenkunde en de Meetkunde als enige op zichzelf staan; de overige delen geenszins zonder deze kunnen; en er in de Meetkunde veel dingen voorkomen die, al hebben ze hun eigen bewijzen, toch meestal met getallen worden toegelicht tot begrip van beginners; moet een beginneling zich er enkel op toeleggen, alvorens naar de Meetkunde te gaan, enige ervaring met de gewone Rekenkunde te krijgen. En dit óf uit de mond van een leraar, óf uit minder duistere boekjes, zoals de Arithmetica van Gemma


116
Frisius, Malapert  [1633]Ramus met aantekeningen van Snellius  [1613], enz. En het zal voldoende zijn de vier bewerkingen [+, −, *, /] te kennen met hele en gebroken getallen, dan de regel van drie en iets over herleiding en verhouding van getallen.

Hierna moet men zich wenden tot de Meetkunde, de basis en grondslag van alle andere onderdelen van de Wiskunde, en ook zelfs juist van de Rekenkunde. En na Definities, Postulaten en Axioma's goed te hebben begrepen, moet men naar de Elementen zelf gaan, door Euclides met wonderbaarlijk vernuft en kunde samengesteld en aan het nageslacht overgeleverd. Hier moet men zich nauwgezet betonen en onvermoeid aan het werk; en, als het niet lukt, moet men een Meester het horen uitleggen;


117
anders kan men gaan naar meer verkozen Commentatoren: Clavius  [1574]Candalla  [1578]Commandino  [1572]Dybvad  [1603].  Commandino zou ik aanbevelen boven de anderen, als hij niet met veel gebreken was uitgegeven; en ik zou Rhode  [1634]  niet ongenoemd laten, als ik hem niet in het bewijzen van sommige Proposities minder gelukkig had bevonden.
Dus men kan beter blijven bij Clavius, en eraan toevoegen Henry Saville op de 8 eerste Proposities van Euclides  [1621],  en Proclus op diens eerste boek  [1560].  Deze kan geen afkeer wekken, of anders kan men afwijken naar enige samenvattingen van de Meetkunde. Om al het lastige in één keer te verslinden; en om de kern te bemachtigen moet de noot gekraakt worden, hoe hard hij ook is. Als men Ramus  [1549]

118
aan Euclides wil vastknopen, moet het zijn wegens de kortheid van de Proposities, en om het geheugen te steunen, niet om erbij te blijven of hem te volgen. Deze man gaf ons een tuintje beplant met een aantal lieflijke bloemen, maar dat op geen enkele manier is te vergelijken met de boomgaard van Euclides, en met de veel bebouwde akker van de Meetkunde, die zijn Elementen toegankelijk maken. Dus men moet Euclides
Bij nacht opslaan, overdag bestuderen.*)
Het is immers verbazend hoeveel instemmend oordeel dit boek kan opwekken, wanneer iemand naarstig onderzoek doet naar de voortgang van Bewijzen, en de afleiding van de ene Propositie uit de andere, en hiermee dan zijn redeneringen


[ *)  Naar Horatius, Ars poetica, 269: "nocturna versate manu, versate diurna".]

119
en de argumentaties van zijn denken in overeenstemming tracht te brengen. En men moet niet ophouden, of de eenmaal ingeslagen koers wijzigen, als zich ergens moeilijkheden voordoen, en hindernissen die soms doen stilstaan. Men moet voortdurend in gedachten houden, wat Euclides zelf eens heeft geantwoord aan koning Ptolemaeus I, toen deze hem vroeg of er een kortere weg naar de Meetkunde was dan dit elementaire onderwijs, namelijk: dat er geen Koninklijke weg is die naar de Meetkunde leidt.

  Als de zes eerste boeken van de Elementen zijn begrepen, moet men zijn aandacht richten op de theorie van de vlakke Driehoeken, en de Landmeetkunde, zonder intussen de Cirkelmeting te veronachtzamen. En wel over de theorie


120
van de vlakke Driehoeken moet men lezen Regiomontanus De Triangulis  [1561],  van Lansbergen Triangulorum Geometria  [1591],  de Trigonometria van Pitiscus [1612]  en Snellius  [1627],  van Fincke de Geometria Rotundi  [1583].
landmeting met toren
Finé, Protomathesis (1532) fol. 73v.
 

Regels van de Landmeetkunde haalt men uit werk van Oronce Finé  [1532],  Clavius  [1604]Metius  [1633],  en de Meetdaet van Stevin.

De Cirkelmeting zoekt men bij Fincke's Geometriae Rotundi, de Cyclometria van Snellius  [1621],  van Longomontanus  [1634],  van Lansbergen  [1616],  van Ludolph van Ceulen  [1615],  van Adrianus Romanus  [1597],  en wegens de opmerkelijke foute bewijzen van Josephus Scaliger  [1594, App.].
Nadat men zich voldoende hierin heeft geoefend, kan men de drie volgende boeken van Euclides doornemen, namelijk het zevende, achtste en negende;


121
en tegelijk streven naar een diepere kennis van de Rekenkunde. Voor dit doel zullen dienen de Arithmetica van Stifel  [1544],  de Algebra van Clavius  [1609]  en Ramus  [1627],  van Ludolph van Ceulen de 'Arithmetica surdorum' [irrationale getallen]  [1619],  en anderen.

Met het tiende boek van Euclides moet men zich niet bezig gaan houden, als niet eerder de Analytische wetenschap dieper is ingezien; waarvan de regels te halen zijn uit de Isagoge  [1591],  Zetetica*)  [1591],  en andere verhandelingen van François Viète,  uit de boeken van Ghetaldi De resolutione et compositione mathematica  [1630],  de geschriften van Anderson  [1619]Cyriaque de Mangin  [1616],  en anderen.
Om deze echter beter te volgen, zal het van nut zijn de algemene bewerkingen met grootheden grondig te leren, die volgens een bepaald idee van een algemene Wiskunde


[ *)  Gr. 'zèteô' - zoeken; zie de definitie in Viète, In artem analyticem Isagoge (1591), fol. 4r: "zodat Zetetisch is waarmee gevonden wordt een gelijkheid of verhouding van wat gezocht wordt, met wat gegeven is; in hetzelfde werk: 'Zeteticorum libri V'.
Gr. 'zètètikos', Liddell & Scott: disposed to search or inquire.]

122
zijn weergegeven door Adrianus Romanus bij de Cirkelmeting  [1597, p. 24];  en dan zo als het ware een houding te verwerven, om abstracte grootheden op afwisselende manieren met elkaar te vergelijken.
Terwijl men bezig is met de Analytica, kan men zich Problemen van elke soort voorleggen om ze op te lossen; waarvan een rijke oogst wordt aangeboden in de geschriften van Ludolph, Anderson, Viète, Pappus van Alexandrië  [1588]  wat betreft de Meetkunde, van Diophantus wat betreft de Rekenkunde  [1621].
En ondertussen kan men ook het tiende boek van Euclides afhandelen, en de drie volgende die over vaste lichamen gaan. En als men deze heeft leren kennen begeeft men zich naar Archimedes  [1544]  en Pappus, en wat zij leveren over de theorie van vaste lichamen

123
moet men heel ijverig bestuderen. En voor de praktijk van de Stereometrie kan men lezen van Joh. Beyer  [1603]  en van Kepler  [1615]  de Stereometrie van wijnvaten.
Tenslotte, om een eind te maken aan de studie van de Meetkunde, moet men niet aarzelen zich te verstrooien met de Spiralen van Archimedes, en de Kegelsneden van Apollonius  [1566];  en problemen op te lossen met betrekking tot deze stof, die men in menigte bij andere schrijvers zal tegenkomen, langs Meetkundige of Analytische weg, ter voortdurende oefening.

  Dit pad dat inleidt in de studie van de Meetkunde, zal tenslotte ook geschikt blijken om bijna zonder inspanning de overige delen van de Wiskunde te begrijpen, waarin men, als men zijn werk niet slecht besteed wil hebben, ongeveer op een dergelijke manier


124
vorderingen maakt in elk deel afzonderlijk.
letter A, sterren kijken
Ptolemaeus 1515, lib. 2
 

In de Sterrenkunde moet men een begin maken bij de theorie van de Sfeer, door te lezen het Sterrenkundig Onderwijs van Peucer  [1551],  Metius  [1633]Maestlin  [1610]Crüger*)  [1635],  en de commentaren van Clavius op de Sfeer van Joh. de Sacrobosco  [1611].
En als men de termen van de wetenschap in zich heeft opgenomen, en het gebruik van de cirkels, moet men heel grondig leren de theorie van Boldriehoeken, zowel met Tabellen van de Sinussen, Tangenten en Secanten, als met Logaritmen. En dan moet men gaan naar de pas genoemde, Lansbergen, Pitiscus, Snellius, Fincke, en voor de kennis van Logaritmen naar Napier  [1614],  Benjam. Ursinus  [1625],  Kepler  [1624],  en Gellibrand in de Trigonometria Britannica  [1633].


[ *)  Zie hier een (vertaalde) brief van Hortensius aan Peter Crüger, 28 juni 1635.]

125
Oplossing van problemen met de Sfeer haalt men uit Ptolemaeus' boek 2 van de Almagest  [1528],  Longomontanus' Astronomia Danica  [1622],  de Logaritmen van Napier, en het Sterrenkundig Onderwijs van Crüger.
De theorie van Zonnewijzers en van het Astrolabium uit de Gnomonica van Clavius  [1581],  uit Astrolabium van dezelfde  [1593],  en uit Gemma Frisius, Astrolabium catholicum  [1556].
En wanneer men lang genoeg bezig is geweest met de Sferica kan men overgaan naar Theorieën van de Planeten, en na te hebben doorgenomen de Theoricae Novae Planetarum van Peuerbach  [1596]  met de commentaren van Reinhold  [1604],  of van Christian Wurstisen  [1596],  en van Schreckenfuchs  [1556],  evenzo de Theorieën van Magini  [1608]  en Maestlin, kan men haastig gaan naar de bronnen van Wetenschap zelf, Ptolemaeus

126
met als uitlegger Theon  [1605],  en Copernicus  [1543]  met de Narratio van Rheticus  [1540].  En als daarin moeilijk te begrijpen dingen voorkomen, moet men liever zijn toevlucht nemen tot onderwijs van een leraar, dan tevergeefs tijd verspillen door zich op eigen houtje af te tobben.
Na de oude Sterrenkunde te hebben bestudeerd, kan men geschriften opslaan van recentere schrijvers, namelijk de Progymnasmata van Tycho Brahe  [1602],  de Astronomia Danica  [1622]  van Longomontanus, van Lansbergen Progymnasmata de Motu Solis  [1619],  en Theorieën  [1632],  van Kepler Epitome Astronomiae Copernicanae  [1618],  Commentaren over de Beweging van Mars  [1609],  en Tabulae Rudolphinae  [1627];  en van ons eerstdaags een uitgave waarover we nog nadenken: Geschillen in de Sterrenkunde.

127
En dan moet men zich flink oefenen in Sterrenkundig rekenen om de plaatsen van Planeten en Eclipsen uit te rekenen; en overal, als het nodig is, de hulp van een leermeester inroepen; wat ik niet zo sterk zou aanraden als ik niet zelf tot mijn schade zou hebben ondervonden wat het betekent, zonder gids rond te dwalen in deze schrijvers.

  In de Aardrijkskunde: na een eerste onderricht Van Clüver  [1624]Bertius  [1618]Apianus  [1529],  kan men Ptolemaeus  [1605]  raadplegen, en Ortelius  [1571],  en Mercator  [1595];  en door dikwijls Aardrijkskundige Kaarten te bekijken kan men zich een beeld inprenten van het gehele Aardrijk, voorzover het mogelijk is. En men moet niet nalaten de theorie van de Zeevaartkunde te halen uit Metius over het gebruik


128
van de Globen  [1621],  uit Snellius' Tiphys Batavus  [1624],  uit Petrus Nonius  [1573],  uit Stevin*).

  in de Optica en Catoptrica: behalve Euclides over deze materie, zal men hebben te gaan naar de Optica van Rhode  [1611],  van Risner  [1606],  van Aguilon  [1613],  van Kepler  [1604]Maurolico over Licht en Schaduw  [1613],  de Perspectiva van Roger Bacon  [1614],  en tenslotte naar het werk van Vitello  [1572]  zelf, de prins van de Optica.
In de Dioptrica zullen gelezen moeten worden de verhandelingen van Scheiner over het Oog  [1619],  over Brekingen aan de hemel  [1617],  over Zonnevlekken  [1612],  en ook van Sirturus Telescopium  [1618],  en Dioptrice  [1611]  van Kepler.
In de Scenografie die men Perspectief-tekenen noemt, van Guidobaldo del Monte de Perspectiva  [1600]  en ook van Stevin  [1605];  of als men Frans kent van Marolois  [1628],  of


[ *)  Simon Stevin, Wisconstige Gedachtenissen, 1e stuk: Weereltschrift (Leiden 1608), 2e deel: Eertclootschrift, 4e boek: Zeylstreken, 5e: Havenvinding, 6e: Ebbenvloet.]

129
in het Italiaans van Vignola  [1583].

  In de Muziek zal men in het Latijn vinden Boëthius  [1546]Faber Stapulensis  [1552],  van Henricus Glareanus Dodecachordon  [1547],  van Kepler Harmonices Mundi  [1619],  en een recent werk over Muziek van M. Mersenne  [1636];  bij de Italianen Zarlino  [1589]  en Galileï  [1581];  die zelfs voor de meest weetgierigen kunnen voldoen in de gehele Muziek, zowel de Theorie als de Praktijk.

  In zaken van Mechanica en Statica moet men opslaan de Mechanica van Aristoteles  [1599]  en Guidobaldo del Monte  [1577],  Pappus van Alexandrië  [1588],  Stevin over Evenwichten*)  [1586],  Archimedes  [1565]  en Galileï  [1612]  over dingen die in water drijven, en voor gemengde stoffen Vitruvius  [1586],


[ *)  Lat. 'Isorropicis' (Gr. 'isorropos' - in evenwicht, 'repô' - neigen), zie On the Equilibrium of Planes: de term komt van Archimedes.]

130
Cardano over Subtiliteit  [1560]  en Variëteit van dingen  [1580],  en van Joh. Baptista Porta de Natuurlijke Magie  [1597].

  In de militaire Bouwkunde worden tegenwoordig als voornaamsten beschouwd Specklin  [1599]Errard de Barleduc  [1600],  Marolois  [1628],  en recenter Freitag  [1631].
Hieruit zal men, gewapend met kennis van de Meetkunde, zonder moeite alles kunnen putten wat wordt voorgeschreven om steden te versterken en aan te vallen volgens hedendaags militair gebruik; als men maar niet geheel onbekend is met de Franse of Duitse taal, die ze in hun boeken gebruiken.

  En zo heb ik dan, zo kort als ik kon, een plan en een manier verschaft, geleerde heer Boxhorn, waarmee iemand óf tot


131
volledige kennis van de wiskunde kan komen, óf hier en daar zoveel kan plukken als voor diens doel voldoende is. Ik weet wel dat smaken verschillen, en dat er misschien mensen zullen zijn aan wie deze methode minder bevalt, of die vinden dat andere Schrijvers verwisseld moeten worden met die welke ik genoemd heb. In een zo onafzienbare wetenschap heb ik me echter niet toegelegd op iets dat iedereen zou behagen, maar op wat mijns inziens niet volstrekt zou mishagen. Want als het om mezelf zou gaan, zou ik geen andere weg inslaan.
Wel erken ik dat sommige delen door de ene Schrijver veel gelukkiger worden behandeld dan door de andere; en dat het daarom nodig is een keuze te maken, als aan de voorwaarden voor de nauwkeurigste methode

132
moet worden voldaan. Ik had echter niet de tijd en de rust om deze kleinigheden nauwkeuriger uit te pluizen. En een student in de Wiskunde zal, door zulke Schrijvers onderricht, wanneer die enige vorderingen heeft gemaakt in afzonderlijke delen, heel makkelijk de beste onderscheiden van de minder goede.
Tegenover u behoef ik me niet uitgebreider te verontschuldigen, als ik beknopter ben geweest dan overeenkomt met de waardigheid van de materie; met uw eerlijkheid zult u me mijn kortheid vergeven. Want u weet ook dat de Drukker aandringt, en als een Methode zou moeten worden geschreven in overeenstemming met de afwisselende verstandelijke aanleg en de huidige toestand van de studies, zou elk deel van de Wiskunde een eigen instructie

133
vereisen. Geen deel is namelijk zo beperkt, dat het iemand die zo iets schrijft niet toestaat heel wijd af te dwalen, zowel wat betreft de te behandelen materie, als wat betreft de geschriften van verschillende Schrijvers. Ik meen dus dat dit voldoende is, en als ik hoe dan ook voldoende aan uw verzoek lijk te hebben voldaan, zal ik reden hebben mezelf te feliciteren.
Het ga u goed, geleerde heer, en blijf mij genegen zoals u gewoon bent. Haastig afgegeven te Amsterdam op 4 juli 1636.




Lijst van mogelijke edities:
Aguilon, François d'
Opticorum libri sex. Philosophis iuxtà ac Mathematicis utiles, Antwerpen 1613  (p. 128).
Anderson, Alexander
Supplementum Apollonii redivivi, Parijs 1612  (p.121).
Aitiologia pro Zetetico Apolloniani problematis, Parijs 1615  (p. 121).
Exercitationum mathematicarum decas prima, Parijs 1619  (p. 121).
Apianus, Petrus
Cosmographiae introductio, cum quibusdam Geometriae ac Astronomiae principiis ad eam rem necessariis, Ingolstadt 1529, Venetië 1537  (p. 127).
Apollonius
Conicorum libri quattuor, Bologna 1566 (ed. Commandino)  (p. 123).
Archimedes
Archimedis Syracusani ... opera, quae quidem extant, omnia (ed. Thomas Gechauff/Venatorius), Basel 1544  (p. 122).
Archimedis De iis quae vehuntur in Aqua libri duo, Bologna 1565  (p. 129).
Archimedis opera quae extant. Novis demonstrationibus commentarisque illustrata (ed. Rivault), Parijs 1615  (p. 122, 123, 129).
2 dragers, last ongelijk verdeeld Aristoteles (Pseudo-)
Aristotelis mechanica (ed. Monantheuil), Parijs 1599  (p. 129).
Bacon, Roger
Rogerii Bacconis ... Perspectiva, Frankfurt 1614  (ed. Combach, met Specula mathematica, 2e ex.;  p. 128).
Barleduc
Zie Errard de Bar-le-Duc.
Beyer, Johann Hartmann
Stereometriae inanium nova et facilis ratio, Frankfurt 1603  (p. 123).
Boëthius, Anicius Manlius Severinus
De musica libri V, in Opera, Basel 1546  (Engl. (book 1-3);  p. 129).
Brahe, Tycho
Astronomiae Instauratae Progymnasmata, Uraniborg 1602, 1610  (p. 126).
Candalla (François de Foix)
Euclidis ... Elementa, libris XV, ad germanam geometriae intelligentiam ... restituta, Parijs 1578  (p. 117).
Cardano, Gerolamo
De Subtilitate libri XXI, Basel 1560  (p. 130).
De Rerum varietate, Libri XVII, Lyon 1580  (p. 130).
Ceulen, Ludolph van
Vanden Circkel, Leiden 1615  (p. 120).
Surdorum quadraticorum Arithmetica, in De Circulo et adscriptis liber (ed. W. Snellius), 1619  (p. 121).
Clavius, Christoph
Euclidis Elementorum libri XV, Rome 1574  (p. 117).
Gnomonices libri octo, Rome 1581  (p. 125).
Astrolabium, Rome 1593  (p. 125).
Geometria practica (liber sextus ... de Geodaesia), Rome 1604  (p. 120).
Algebra, Genève 1609  (p. 121).
In Sphaeram Joannis de Sacrobosco commentarius, Rome 1581, Saint-Gervais (Genève) 1611  (p. 124).
Clüver
Introductio in universam geographiam, Leiden 1624  (p. 127).
Commandino, Federico
Euclidis Elementorum libri XV, Pesaro 1572  (p. 117).
Copernicus, Nicolaus
De Revolutionibus orbium coelestium, Libri VI, Neurenberg 1543, Basel 1566  (p. 126).
Crüger, Peter
Doctrina Astronomiae sphaerica, Danzig 1635  (p. 124, 125).
Cyriacus
Zie: Mangin.
Diophantus
Arithmeticorum libri sex et De numeris multangulis liber unus (ed. Bachet), Parijs 1621  (p. 122).
Dybvad, Christoffer
In geometriam Euclidis prioribus sex Elementorum libris comprehensum Demonstratio Numeralis, Leiden 1603  (p. 117).
Errard de Bar-le-Duc, Jean
La Fortification reduicte en art et demonstree, Paris, 1600  (p. 130).
Euclides
Elementa  (p. 116-121).
Optica  (p. 128).
(Zie ook Candalla, Clavius, Commandino, Dybvad, Proclus, Ramus, Rhode, Saville.)
Faber Stapulensis (Lefèvre d'Étaples)
Musica libris quatuor demonstrata, Parijs 1552  (p. 129).
Fincke, Thomas
Geometriae Rotundi libri XIIII, Basel 1583  (p. 120, 124).
Finé, Oronce
Protomathesis, Parijs 1532  (p. 120).
Freitag
Architectura militaris nova et aucta oder Newe vermehrte Fortification ..., Leiden 1631  (p. 130).
L'Architecture militaire, Leiden 1635  (p. 130).
Frisius, Gemma
Arithmeticae practicae methodus facilis, Antw. 1540  (p. 115).
De Astrolabio catholico, Antwerpen 1556  (p. 125).
Galilei, Galileo
Discorso ... intorno alle cose, che stanno in su l'acqua, o che in quella si muovono, Florence 1612  (Engl. 1663);  p. 129).
Galilei, Vincenzo
Dialogo della musica antica, et della moderna, Florence 1581  (txt;  p. 129).
Discorso ... intorno all' opere di messer Gioseffo Zarlino, Florence 1589  (p. 129).
Gellibrand, Henry
Trigonometria Britannica, sive De doctrina triangulorum libri duo, Gouda 1633  (p. 124).
Ghetaldi, Marino
De resolutione et compositione mathematica libri V, Rome 1630  (p. 121).
Glareanus, Henricus
Dodecachordon, Basel 1547  (p. 129).
Kepler, Johannes
Ad Vitellionem Paralipomena, quibus Astronomiæ pars Optica traditur., Frankfurt 1604  (Gr. 'paraleipô' - weglaten; p. 128).
Astronomia Nova ... de motibus stellae Martis, Praag 1609.  (p. 126).
Dioptrice seu Demonstratio eorum quæ visui & visibilibus propter Conspicilla non ita pridem inventa accidunt, Augsburg 1611  (p. 128).
Nova Stereometria doliorum vinariorum, Linz 1615  (p. 123).
Epitome Astronomiae Copernicanae, Linz 1618-1621, txt  (p. 126).
Harmonices mundi, libri V, Linz 1619  (p. 129).
Chilias logarithmorum ... Ortus logarithmorum eorumque usus, Marburg 1624, met Supplementum, 1625  (p. 124).
Tabulae Rudolphinae, Ulm 1627  (p. 126).
Lansbergen, Philippus
Triangulorum Geometriae libri quatuor, Leiden 1591  (p. 120, 124).
Cyclometriae novae libri duo, Middelburg 1616  (p. 120).
Progymnasmatum astronomiae restitutae liber I, De motu Solis, 1619  (p. 126).
Tabulae Motuum coelestium perpetuae (met 'Theoricae motuum coelestium'), Middelburg 1632  (p. 126).
Longomontanus (Longberg), Christen Sørensen
Inventio quadraturae circuli, Kopenhagen 1634  (p. 120).
Astronomia Danica, Amsterdam 1622  (p. 125, 126).
Maestlin, Michael
Epitome astronomiae, Heidelberg 1582, Tübingen 1610  (p. 124).
Magini, Giovanni Antonio
Novae coelestium orbium theoricae congruentes cum observationibus N. Copernici, Venetië 1589, Mainz 1608  (p. 125).
Malapert, Charles
Arithmeticae Practicae brevis Institutio, Douai 1633  (p. 116).
Mangin, Clémemt Cyriaque de
Problemata duo nobilissima ... novis analyseon formis exculta, Parijs 1616  (p. 121).
Marolois, Samuel
Perspective contenant la Theorie, et la Practique d'icelle, Den Haag 1614 (in Opera mathematica ou Oeuvres mathematiques)  (p. 128).
Perspective contenant la Theorie, Practique et Instruction fondamentale d'icelle, Amsterdam (Janssonius) 1628  (p. 128).
Fortification ou Architecture militaire, tant offensive que deffensive (1e ed. 1615), ed. Girard, Amst. (Janss.) 1627  (p. 130).
Fortification ou Architecture militaire, Tant offensive que deffensive, ed. van Schooten, Amst. (Blaeu) 1628  (p. 130).
Mathematicum opus absolutissimum ... Geometriae, Fortificationis, Architecturae & Perspectivae ..., ed. Girard, Amst. (Janss.) 1633  (p. 128, 130).
Artis muniendi, sive Fortificationis pars prima ... secunda, ed. Girard, Amst. 1633  (p. 130).
Maurolico, Francesco
Theoremata de Lumine, et Umbra ad perspectivam, & radiorum incidentiam facientes, Lyon 1613  (p. 128).
Mercator, Gerardus
Atlas, sive, Cosmographicae meditationes de fabrica Mundi et fabricati figura, Duisburg 1595  (p. 127).
Mersenne, Marin
Harmonicorum libri, Parijs 1636  (Fr. 1636;  p. 129).
Metius, Adriaan
Fondamentale ende grondelijcke onderwysinghe van de Sterrekonst ... Hemelsche ende Aerdtsche Globen, Amsterdam 1621  (p. 127).
De genuino usu utriusque Globi tractatus, Franeker 1624  (p. 127).
Astronomische ende Geographische onderwysinghe inde welcke door 't gebruyck des Aertschen Globi ... Astrolabium Catholicum ... de const der Zeevaert verlicht / ende de Schippers ...onderricht worden, Amsterdam 1632  (p. 127).
Primum mobile Astronomice, Sciographice, Geometrice & Hydrographice nova methodo explicatum, Amsterdam 1633, met T. 1: Doctrina sphaerica, 1632  (p. 124).
Manuale arithmeticae & geometriae practicae ... Stockrekeninge ofte Rabdologia ... Landt-meten ende Stercktenbouwen, Amsterdam 1633  (p. 120).
Monte, Guidobaldo del
Mechanicorum liber, Pesaro 1577  (p. 129).
Perspectivae Libri VI, Pesaro 1600  (p. 128).
Napier, John
Mirifici Logarithmorum Canonis descriptio, Edinburgh 1614  (p. 124, 125).
Nonius, Petrus
De arte adque ratione navigandi, Coimbra 1573  (p. 128).
Ortelius, Abraham
Theatrum Orbis Terrarum, Antwerpen 1570  (p. 127).
Theatre, oft Toonneel des Aerdt-bodems, Antwerpen 1571  (p. 127).
Miroir du Monde, Amsterdam 1598  (p. 127).
Pappus
Collectiones mathematicae (ed. Commandino), Pesaro 1588, met lib. VIII; Mechanica  (p. 122, 129).
Peucer, Caspar
Elementa doctrinae de Circulis coelestibus et primo motu, Wittenberg 1551  (p. 124).
Peuerbach, Georg von
Theoricae novae Planetarum, Basel 1596  (p. 125).
Pitiscus, Bartholomaeus
Trigonometriae sive De dimensione Triangulorum libri quinque, Augsburg 1600, Frankfurt 1612  (p. 120).
Porta, Giambattista della
Magiae naturalis libri viginti, Frankfurt 1597  (Antw. 1560, libri IIII; Ned. 4 boeken, Antw. 1566;  Engl. 1658;  p. 130).
Proclus
Procli ... in primum Euclidis Elementorum librum commentariorum ... libri IIII (ed. Fr. Barocius), Padua 1560  (p. 117).
(Transl. Glenn R. Morrow: A Commentary on the First Book of Euclid's Elements, 1992.)
Ptolemaeus, Claudius
Almagestum Claudii Ptolemei Pheludiensis Alexandrini, Venetië 1515 (ed. Petrus Lichtenstein), Venetië 1528 (transl. Georgius Trapezuntius)  (p. 125).
Claudii Ptolemaei Pelusiensis Alexandrini omnia quae extant opera: praeter Geographiam, Basel 1551  (p. 125).
Claudii Ptolemaei Alexandrini Geographiae libri octo Graeco-Latini (ed. Mercator, Pontanus), Amsterdam 1605  (p. 127).
Ramus (de La Ramée), Petrus
Euclides, Parijs 1549  (p. 117).
Arithmeticae libri duo, cum commentariis Willebrordi Snellii R. F., Leiden 1613  (p. 116).
Scholarum Mathematicarum libri unus et triginta, Frankfurt 1627  (p. 116, 117, 121: Algebra, lib XVII).
Regiomontanus (Johannes Müller von Königsberg)
De triangulis planis et sphaericis libri quinque, Basel 1561  (p. 120).
Reinhold, Erasmus
Theoricae novae planetarum Georgii Purbachii, Wittenberg 1604  (p. 125).
Rheticus, Georg Joachim
Narratio prima de libris revolutionum ... Copernici, Danzig 1540  (p. 126).
Rhode, Ambrosius
Euclidis Elementorum libri XIII, Wittenberg 1634  (p. 117).
Optica ... De Crepusculis, Wittenberg 1611  (p. 128).
Risner, Friedrich
Opticae libri quatuor, Kassel 1606, 1615  (p. 128).
(Zie ook Vitello.)
Romanus (van Roomen), Adrianus
In Archimedis Circuli dimensionem Expositio & analysis, Genève 1597  (p. 120, 122).
Savile, Henry
Praelectiones tresdecim in principium Elementorum Euclidis, Oxford 1621  (p. 117).
Scaliger, Josephus Justus
Cyclometrica elementa duo, Leiden 1594  (p. 120).
Appendix ad Cyclometrica sua, in qua asseritur quadratio circuli, Leiden 1594  (p. 120).
Scheiner, Christoph
De Maculis Solaribus, Augsburg 1612  (p. 128).
Refractiones coelestes sive Solis elliptici phaenomenon illustratum, Ingolstadt 1617  (p. 128).
Oculus hoc est: fundamentum opticum, Innsbruck 1619  (p. 128).
Schreckenfuchs, Erasmus Oswald
Commentaria, in Novas theoricas planetarum Georgii Purbachii, Basel 1556  (p. 125).
Sirturus, Hieronymus
Telescopium: sive Ars perficiendi novum illud Galilaei visorium instrumentum ad sydera, Frankfurt 1618  (2e ex.;  p. 128).
Snellius (Snel van Royen), Willebrord
Cyclometricus, De circuli dimensione secundum Logistarum abacos, Leiden 1621  (p. 120).
Tiphys Batavus, Leiden 1624  (p. 128).
Doctrinae Triangulorum canonicae libri quatuor (ed. Hortensius), Leiden 1627  (p. 120).
(Zie ook p. 116: Ramus, 1613.)
Specklin, Daniel
Architectura von Vestungen, Straatsburg 1599  (p. 130).
Stevin, Simon
'De Histiodromia'*), in: Hypomnemata Mathematica (transl. W, Snellius), T. 1, pars 2, lib. 4, Leiden 1605 (Ned. 'Vande Zeylstreken')  (p. 128).
*)  Marge: "De velificationis cursu quam dixeramus Nausiporiam".
[ Gr. (Liddell & Scott): 'histion' - sail;  'nausiporos' - seafaring.]
De Geometriae Praxi, T. 2 van Hypomnemata Mathematica, Leiden 1605 (Ned. Vande Meetdaet, 1605)  (p. 120).
'De Sciagraphia'°), T. 3, lib. 1 van Hypomnemata Mathematica, Leiden 1605 (Ned. Vande Deursichtighe, 1605)  (p. 128).
°)  Marge: "Sciagraphiam diciumus quae Vitruvio & Heroni Scenographia vocatur, ut ad vim vocis Verschauwinghe alludamus". [ Gr. 'skia' - schaduw.]
De Statica., T. 4 van Hypomnemata Mathematica, Leiden 1605 (Ned. De Beghinselen der Weeghconst, Leiden 1586)  (p. 129).
Stifel, Michael
Arithmetica integra, Neurenberg 1544  (p. 121).
Theon
'Kl. Ptolemaiou Megalès syntaxeôs bibl.' 13 ... 'Theônos Alexandreôs eis ta auta Hupomnèmatatôn bibl.' 11, Basel 1538  (p. 126).
Claudii Ptolemaei Magnae constructionis liber primus. Cum Theonis Alexandrini Commentarijs. Io. Baptista Porta Neap. interprete, Napels 1605  (p. 126).
Ubaldi, Guido
Zie: Monte, Guidobaldo del.
Ursinus, Benjamin
Trigonometria cum magno Logarithmor. Canone, Berlijn 1625, 1624  (eind: Berolini;  p. 124).
Viète, François
In Artem Analyticem Isagoge (met Zeteticorum libri V), Tours 1591  (p. 121).
Vignola, Giacomo Barozzi da
Le due regole della Prospettiva pratica, Rome 1583, 1611  (p. 129).
Vitello
Opticae thesaurus. Alhazeni Arabis libri septem ... item Vitellonis Thuringopoloni opticae libri decem (ed. Risner), Basel 1572  (p. 128).
Vitruvius
De Architectura libri decem (ed. Philander, Lyon 1586  (p. 129).
Wurstisen, Christian
Quaestiones in Theoricas planetarum Georgii Purbachii, Basel 1596  (p. 125).
Zarlino, Gioseffo
De tutte l'opere ... L'istitutioni harmoniche, Le dimostrationi harmoniche, Sopplimenti musicali, Il trattato della patientia (vol. 1-4), Venetië 1589  (p. 129).



Niet genoemd:
Blaeu, Willem Jansz.
Tweevoudigh onderwiis van de Hemelsche en Aerdsche Globen, Amst. 1634, txt  (p. 127, 128).
Institutio astronomica de usu Globorum & sphaerarum Coelestium ac Terrestrium, Amst. 1634, vertaling van Hortensius, met 'Candido ac benevoli Lectori M. Hortensius S. D.', txt  (p. 127, 128).
Mulerius, Nicolaus
Nicolai Copernici .. Astronomia instaurata, Amst. 1617  (p. 126).
Stevin, Simon
De Thiende, Leiden 1585, txt  (p. 116).
L'Arithmétique, Leiden 1585  (p. 120).
La Pratique d'Arithmetique, Leiden 1585  (p. 120).



Zie ook: geciteerde bronnen.

Andere gedigitaliseerde boekenlijsten:

Is. Beeckman, Auctores: wiskunde-advies van R. Snellius (ca. 1608), "Mathematica simplex et Mista"; veiling­catalogus 1637; en Ouvrages cités.
Boekhandelcatalogus van W. J. Blaeu, 1633 en (ged.) van J. Janssonius, 1634.
Chr. Huygens, advies van Stampioen (ca. 1645): "Om vorders in de mathematijc te studeeren ...".
Veilingcatalogus Const. Huygens 1688, Chr. Huygens 1695, Const. Huygens jr, 1701; en Ouvrages cités.



Home | Hortensius | Over de wiskundestudie, 1637 | Brontekst