Stevin , illuster , gedichten , portretten , v. d. Aa , familie , broer , de Waard , recent , Noten
Foto: UB Utrecht
|
Jan 1 of Johan de Groot (of: Cornets de Groot) verdient meer aandacht dan alleen als vader van Hugo de Groot. Hij was een veelzijdig man: algemeen ontwikkeld geleerde, dichter en musicus, maar ook organisator, politicus en raadgever. Kortom, een steunpilaar voor de jonge republiek.1572: studie (filosofie en rechten) in Douai,
1576: derde student (rechten) in Leiden,
1582: huwelijk en vestiging in Delft,
1591 - '95: burgemeester van Delft,
1594 - 1601 (- '17): curator van de Leidse universiteit.
Na 1600 (?): raadgever van de graaf van Hohenlohe.Stevin en de Groot
Jan de Groot was een goede bekende van Simon Stevin:
Stevin noemt hem "mon Treshonnoré Seigneur", met een onverzadigbare en openlijke begeerte om de dingen te begrijpen, en die ook verscheidene mysteries opgelost heeft. Hij spreekt van "vostre benigne & communicative affection" en noemt hem "ferme refuge de mes difficultez".
Geroemd wordt zijn veelzijdigheid: wiskunde, optica (met experimenten), muziek (ook compositie en theorie), jurisprudentie, fysica, poëzie.
Van bijzonder belang noemt Stevin zijn bevordering van zaken de Republiek betreffende.
den hoochgheleerden H. I A N C O R N E T S D E G R O O T vlietichste ondersoucker der Naturens verborghentheden
Illuster
In Illustrium Hollandiae & Westfrisiae Ordinum Alma Academia Leidensis (1614) 3 kreeg Ianus Grotius als curator een portret, 2 pagina's over zijn leven, en 2 met gedichten:
|
| |
NATVS & educatus est Delphis, nobili Bataviæ civitate. Patrem habuit Hugonem Grotium, qui anno M.D.LXVII consulatu quinto mortuus est. | Geboren en opgevoed is hij in Delft, de bekende Bataafse stad. Tot vader heeft hij gehad Hugo Grotius, die in het jaar 1567 tijdens zijn vijfde burgemeesterschap overleden is. | |
Grotiorum familia Delphis & circum patritia a quadringentis annis & quod excurrit. Mater ipsi fuit Elesina ab Heemskerca, quæ etiam prosapia celebris apud Batavo-Lugdunenses ab aliquot centenis annis. | De familie der Grooten behoort in Delft en omstreken al gedurende vierhonderd jaar tot de patriciërs. Zijn moeder was Elesina van Heemskerc, een familie die eveneens al ettelijke honderden jaren vemaard is bij de Leidenaren. | |
Præceptoribus Delphis usus est in linguis Latina & Græca Henrico Iunio, Victore Giselino & Laurentio Ducholio, & eorum hypodidascalis. | Als leermeesters heeft hij in Delft gehad voor de Latijnse en Griekse taal Henricus Iunius, Victor Giselinus en Laurentius Ducholius, en hun ondermeesters. | |
Anno decimo octavo Duacum profectus, in collegio Regio conviva fuit Iohannis Huveterij a Ferrarijs, ubi in eadem tunc mensa inter cæteros erat Ioannes Montanus Sacræ Theologiæ Doctor, amanuensis quondam magni illius Erasmi Roterodami. | Op zijn achttiende naar Douai getrokken, is hij in het Collège Royal tafelgenoot geweest van Iohannes Huveterius van Ferrara, waar toen aan dezelfde tafel o. a. aanwezig was Ioannes Montanus, Doctor in de gewijde theologie, eertijds klerk van die grote Erasmus van Rotterdam. | |
Ibi Philosophiæ operam dedit sub Ioanne Sartio a Senephra, cujus auspicijs magister artium & philosophiæ declaratus est. | Daar hield hij zich bezig met de filosofie onder Ioannes Sartius van Senephra, op wiens gezag hij de titel magister artium & philosophorum gekregen heeft. | |
Inde se ad Iurisprudentiam contulit, auditor Piethij, Præij in institutionibus, Vendevilij, Putij, Boetij Eponis, Vibrandi & Viti, in alijs utriusque juris partibus. | Daarna wijdde hij zich aan de rechtsgeleerdheid, als toehoorder van Piethius, Praelius over de instellingen, Vendevilius, Putius, Boetius Epo, Vibrandus en Vitus, over andere onderdelen eveneens van het recht. | |
Eodem tempore celebres illic erant in Theologicis Matthæus Galenus Westcappellius, Rubus, Albanus, Stapletonus. quorum etiam lectionibus & disputationibus, cum ab alijs studijs otium erat, frequenter interfuit. | In die zelfde tijd waren daar bekend in de theologie Matthaeus Galenus van Westcapelle, Rubus, Albanus, Stapletonus. Wier lessen en besprekingen hij ook, als hij van andere studies vrij was, vaak bijgewoond heeft. | |
Postquam urbs Lugdunensis Batavorum obsidione liberata, ibiq; Academia ab Illustrissimo Principe Arausino instituta, fratris Cornelij Grotij [>] literis, qui magistri libellorum supplicum munus professione Academica mutaverat, | Na het ontzet van de stad Leiden, en de oprichting aldaar van de Academie door de doorluchtigste prins van Oranje, met officiële stukken van zijn broer Cornelis de Groot, die de taak van meester voor de verzoekschriften ingeruild had voor de academische professie, | |
in patriam, atque inde in ipsam illam se Academiam contulit; in cujus albo sive matricula, tertius omnium tunc temporis studiosorum reperitur; | begaf hij zich naar het vaderland, en daarop naar deze zelfde Academie; in het album of inschrijvingsboek hiervan wordt hij gevonden als derde van alle toenmalige studenten; | |
ubi apud matrem fratremque habitavit ad annum usque M.D.LXXXII. quo tempore se matrimonio junxit Aleidæ Borriæ Delphensi, ex Overschiaca & Adrichemica prosapia, unde filios tres, filiam unicam sustulit. | waar hij bij zijn moeder en broer gewoond heeft tot het jaar 1582, waarin hij trouwde met Aleida Borren uit Delft, uit Overschiese en Adrichemse familie, met wie hij drie zoons en één dochter kreeg. | |
Adscitus in ordinem judiciarium, consulatus deinde continuos gessit quatuor, moxque Curator Academiæ factus est. | Zeer ervaren in rechtszaken, was hij vervolgens vier achtereenvolgende jaren burgemeester, en weldra werd hij tot curator van de Academie benoemd. | |
Nec pnituit hac in dignitate constitutum Doctoratus in Iure titulo hactenus omisso, honorari, qui prius cum adhuc Lugduni viveret, omnibus Professoribus tam usus erat familiariter, ut non tantum auditor, verum etiam præcipuorum collega videretur. | En het speet hem niet langs deze weg vereerd te worden met de waardigheid van het Doctoraat in de Rechten, een titel die hij tot dusver niet had, hij die eerder en nu weer in Leiden woonde, en met alle professoren zo vertrouwelijk omging, dat hij niet slechts als toehoorder, maar ook als collega van de voornaamsten beschouwd werd. | |
Tandem a consilijs factus est Illustriss. Principibus Hohenloicis, quo nomine etiamnum contentus vivit. | Tenslotte is hij benoemd tot raadgever van de doorluchtigste graven van Hohenlohe, in welke functie hij nog altijd tevreden het leven geniet. |
| |
in effigiam suam.
Consilium patriæ præbens sic ora ferebam, | op zijn portret.
Raad voor de vaderstad gaf ik met zulke gezichten, |
in eandem.
Talis eram quondam ille tuus mea patria Consul, | op hetzelfde.
Zó was ik eens, o mijn vaderstad, ùw burgemeester, |
in eandem.
Præfectus Delphis patrijs Musisque Batavis, | op hetzelfde.
Leider voor vaderstad Delft en voor Muzen, Bataafse, |
in eandem.
Hic fuerat vultus quondam juvenilibus annis, | op hetzelfde.
Dit is 't gelaat eens geweest in de jongere jaren, |
Jan, ca. 1600 4 |
Jan, 1582 | Alida, 1582 |
Jan, 1636 | Alida, z. j. 4 |
JohanUit het Biografisch Woordenboek van A. J. van der Aa (1862), p. 451: 5
GROOT (Johan Hugo de), meestal slechts Johan, ook Janus Grotius genoemd, was een jonger broeder van den voorgaande [Cornelis, zie hier onder] en werd op den huize Kraaijenburg nabij Delft den 8sten Maart 1554 geboren. Hij studeerde te Douay, en verwierf aldaar den graad van meester in de vrije kunsten en van Doctor in de regten [? in Leiden]. In het vaderland teruggekeerd, werd hij, in 1589 Schepen en in 1591 Burgemeester van Delft, welke waardigheid hij vier achtereenvolgende jaren bekleed heeft. Hij stond in hoog aanzien bij het huis van Oranje en werd gekozen tot Raad van den Graaf Philips van Hohenlohe, toen deze, in de jongelingsjaren van zijnen zwager Prins Maurits, een groot aandeel in de zaken van den lande had. Ook werd hij in 1594 aangesteld tot Curator der Leidsche Hoogeschool, van welke waardigheid hij, om onbekende reden, omstreeks 1617 afstand deed. Hij overleed den 3den Mei 1640 en was gehuwd met Alida Borren van Overschie en verwekte bij haar vier zonen, waarvan er twee op jeugdigen leeftijd stierven, en de beide anderen volgen [blz 452 e.v.]. Zijne afbeelding ziet het licht. VooroudersVan der Aa behandelt (p. 449-) de geschiedenis van het geslacht de Groot bij Cornelis (de oudere broer van Johan), "een der geleerdste mannen van zijnen tijd". Hier wordt duidelijk waarom Stevin hem noemt: Cornets de Groot.
GROOT (Cornelis de). De voorvaderen in de vrouwelijke linie van dezen en der hier volgende leden [Johan, Hugo] van het geslacht de Groot, reeds vóór 1200 als regeringspersonen te Delft voorkomende, hadden den bijnaam de Groot verkregen, omdat door hen uitstekende diensten aan het vaderland bewezen waren. Zij bewoonden eertijds het kasteel Kraaijenburg, tusschen Delft en den Haag gelegen, en begaven zich vervolgens veiligheidshalve naar eerstgemelde plaats. Onder die voorvaderen wordt met name genoemd Hugo Groote, die een zeer vermogend man was en vele gezantschappen bekleed had. BroerCornelis de Groot dan werd te Delft den 25sten Julij 1546 [1544] geboren. Reeds op jeugdigen leeftijd vertoefde hij geruimen tijd te Parijs, waar hij zich op de wijsbegeerte en de geschiedenis met vlijt toelegde, en vertrok vervolgens naar Orleans, waar hij in de regtsgeleerdheid studeerde en waarschijnlijk den doctoralen graad verwierf. In het vaderland terug gekeerd werd hij niet alleen door Prins Willem I tot zijnen requestmeester verheven, hetgeen in dien tijd eene hooge bediening aan het Hof der Prinsen van Oranje was, maar hij had ook in 1575 een belangrijk deel aan de oprigting der Leidsche Hoogeschool; was bij hare inwijding tegenwoordig, en had zich mede verbonden tot het geven van eenige lessen in de wijsbegeerte. Eerlang aanvaardde hij echter het hoogleeraarsambt in de regten, hetwelk hem reeds in het jaar 1575 werd opgedragen, en dat hij met grooten lof bekleedde tot het jaar 1583, toen ligchaamszwakte hem hetzelve deed nederleggen. Vier jaren later liet hij zich door Curatoren bewegen, om zijne dienst op nieuw aan de Hoogeschool te wijden, en hij volhardde daarin, met afwijzing van herhaalde aanzoeken, om eene plaats in den Hoogen Raad aan te nemen, tot aan zijn overlijden, dat op de dag zijner geboorte in 1610 plaats had. Hij was gehuwd met vrouwe Geertruide Uyteneng, uit het adelijke geslacht van dien naam gesproten, welk huwelijk echter kinderloos bleef. Nogmaals: JohanIn het Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek (1912) schreef C. de Waard: 7GROOT (Johan Hugo de), Cornets de Groot of Janus Grotius, geb. op Kraayenburg tusschen Delft en den Haag 8 Mrt. 1554, gest. te Delft 3 Mei 1640, zoon van Hugo Cornelisz. en Elselinge van Heemskerk, is wellicht identiek met zijn naamgenoot, die 5 Febr. 1575 ['76] als stud. iur. en een der eersten werd ingeschreven aan de leidsche hoogeschool, waaraan zijn stief[ 8]-broeder Cornelis als hoogleeraar was verbonden; den graad van lib. art. mag. en mag. phil. verwierf hij echter te Douay. Jan. 1582 huwde hij te Delft Alida Borren van Overschie (geb. 22 Oct. 1561, gest. 8 Jan. 1643), dochter van Frans B. van O. en Adriana van Adrichem. RecentIn De Hollandse jaren van Hugo de Groot (1996) staan de volgende gegevens.
Noten
|