I. Magdeburg , II. Würzburg , III. Argumenten pro ... , IV. contra vacuum , V. Kircher , VI. & VII. Guericke, VIII. Zucchi.
Andere bronnen. Vacuüm.
[ 441 ] | ||
Nieuw experiment van MagdeburgWaarmee sommigen trachten het vacuüm te bevestigen,anderen het te verwerpen Voor het eerst bedacht door Otto von Guericke |
442-3: Opdracht aan Ath. Kircher, 2 mei 1657 [ 444 ] | |||
Aan de lezer. | |||
Experiment met kwik, ontwerpers & schrijvers. | Met hoeveel goedkeuring de geletterde wereld heeft ontvangen en bewonderd dat nieuwe experiment met kwikzilver, opgesloten in een glazen buis, enige jaren geleden ontdekt en bekend gemaakt eerst in Italië door Evangelista Torricelli*), uitstekend wiskundige, en vervolgens in Polen door pater Valeriano Magni°), daarvan getuigen geschriften van zoveel zeer geleerde mannen waarin ze het druk bespreken; ik bedoel Marin Mersenne x), Athanasius Kircher, Niccolò Zucchi, Paolo Casati, Valeriano Magni, Emanuel Maignan, Harstorffer, Chydraeus, Cornaeus en anderen; van wie sommigen met grote bedrijvigheid trachten daarmee het vacuüm te bevestigen, anderen het te verwerpen, en de strijd is nog niet beslist. | ||
Ontwerper van het nieuwe experiment. |
Dit andere apparaat, weliswaar bewerkelijker, maar veel vernuftiger, maak ik bekend. De ontwerper ervan is de zeer bekende en beroemde heer Otto von Guericke, patriciër en burgemeester van de stad Magdeburg, en afgezant ervan naar de algemene vredesonderhandelingen van Münster en Osnabrück. Hij heeft enkele jaren geleden een werktuig bedacht met het plan en het doel dat u zult begrijpen uit zijn eigen woorden, die hieronder weergegeven worden; en hij heeft dit onlangs getoond, op de rijksdag te Regensburg #), aan de zeer eminente gebieder Johann Philipp, aartsbisschop van Mainz, en bisschop van Würzburg, die het werktuig bewaart in zijn stad Würzburg, waar ik meer dan eens in aanwezigheid van zijne eminentie het kunstwerk in zijn geheel heb gezien, onderzocht, en op schrift gesteld; ik heb mededeling gedaan aan geletterde mannen te Rome en elders, en naar hun oordeel gevraagd; en er is niemand die het vernuft van de ontwerper niet prijst. Er zijn er die met een dergelijk apparaat op alle manieren proberen onomstotelijk te bewijzen dat een vacuüm bestaat (wat tot nu toe een hersenschim is geweest, hetzij het te proberen, hetzij het te hopen, door de weerstand van de zelfs voor een engel onkwetsbare volheid van de natuur); maar anderen beweren dat het vacuüm met geen ander dan dit experiment doeltreffender uitgebannen kan worden, terwijl ze openlijk verklaren dat de natuur elke kunstgreep en elke poging van mensen afweert, ook al ondervindt ze de grootste kracht van een martelwerktuig van het meest aanzienlijke vernuft, de pomp. Dit werktuig laat ik hier volgen, in woord en beeld, ik geef de argumenten van de strijdende partijen; ik laat het oordeel over aan mijn lezer, indien deze tenminste niet aankomt met een vooropgezette mening. *) Brief van Torricelli aan Ricci, 11 juni 1644 (Engl.). °) Valeriano Magni, Demonstratio ocularis (1647/1648). x) Marin Mersenne, Novarum observationum physico-mathematicarum (1647), p. 85-95. #) 1654. Zie J. L. Heilbron, Electricity in the 17th and 18th centuries (1979), p. 213-5. |
[ 445 ] | |||
§ I. Hoe het experiment gedaan wordt. | |||
ER is een glazen vat C, met een buitengewoon grote capaciteit en dikte, met zorg afgewerkt in de vorm van een 'recipient' [kolf, klok], zoals men dat noemt; en aan de hals AB daarvan is vastgehecht, met uitzonderlijke kunstvaardigheid en stevigheid, een geelkoperen mondstuk ABD, met een kraan E. Bovendien is er een zeer sterke buis of hevel van geelkoper FMN, open aan beide kanten in F en MN, en bovendien op de rug bij G; | Zie van plaat LV, Fig. I. |
Hoe de nieuwe proef gedaan wordt. |
en deze buis noem ik om het effect 'pneumatische pomp', aangezien hij ervoor bestemd is de lucht uit het vat C halen; en hij heeft van binnen twee kleppen, of zoals ze bij ons noemen, ventielen, I en H; waarvan de eerste open gaat naar I, en dicht naar D; de laatste gaat open naar G, en dicht naar H. Aan het handvat L van de stamper*) KL zijn twee touwen vastgemaakt, zodat het bij het uittrekken door meer mensen aangevat kan worden. Deze pomp is heel stevig vastgezet in een houten kuip, zoals de figuur laat zien. Wanneer ze dan het experiment echt willen vertonen, vullen ze de hele kuip met water, en de hals ABD van de kolf C steken ze in de opening F van de luchtpomp, zo dat het hele mondstuk samen met de kraan E ondergedompeld is in het water dat in de kuip zit. Door vervolgens aan de kraan E te draaien openen ze het mondstuk, en nadat twee zeer krachtige mannen het handvat L met de banden aangegrepen hebben, drijven ze de pomp aan, door de stamper LK uit te trekken en in te duwen. En wanneer deze uitgetrokken wordt, gaat de klep I open, naar I (terwijl ondertussen de klep H dicht blijft) en de lucht van vat C volgt, door de opening D, en wordt opgevangen in de luchtpomp; en wanneer de stamper teruggeduwd wordt, gaat klep I dicht, en deze belet het teruggaan van de lucht in de kolf; en ondertussen gaat klep H open; en de lucht waarop de zuiger K drukt breekt onstuimig uit de opening G die eveneens onder water zit. Deze heen-en-weer-beweging van de stamper wordt onafgebroken voortgezet gedurende twee, drie of meer uur, afhankelijk van een grotere of kleinere capaciteit van vat C : ze hebben namelijk meer van deze vaten, waarvan er één ongeveer 32 maten van Herbipoli [Würzburg] bevat, een ander 27, een derde 20, een vierde 3 of 4, daaromtrent. En in het begin is het aandrijven van de pomp wel gemakkelijk; maar allengs wordt het moeilijker de stamper uit te trekken, *) Latijn: pistillum (ook bij Guericke, maar Zucchi zegt: trusillus - duwer). | Antlia pneumatica. |
[ 446 ] | |||
en tenslotte wordt het zo moeilijk, dat twee zeer sterke jongemannen die zich in het zweet werken hem er nauwelijks meer uit kunnen trekken, of verhinderen dat hij vanzelf terugvalt naar binnen, en met een vaart en een klap tegen deel I stoot. Op deze wijze wordt dus de kolf C geleidelijk leeg gemaakt, en als het uittrekken zo moeilijk gaat als verteld is, zeggen ze dat nu alle lucht er uit getrokken is, en dat het hele vat leeg is, of zoals menigeen gevat maar toch in ernst zegt: leeg verklaard. | |||
Zie van plaat LV. Fig. II. | Nadat dan de kraan E omgedraaid is sluiten ze heel nauwgezet het mondstuk af, en ze maken de kolf los van de pomp, en dompelen hem tot de hals AB in heel helder water X, en ze zetten hem open door opnieuw kraan E om te draaien. En ziedaar: met grote vaart en veel gedruis zoals van kokend water, of liever van een zeer rijke bron die uit een ader in de aarde breekt, dringt het water door de hals het vat binnen (maar niet zonder bellen en veel schuim) en vult het dit geleidelijk tot bovenin. Maar in het begin althans toen ze dit experiment gedaan hadden in de kolf met een inhoud van 27 maten, zijn er 26 en drie kwart in gegaan; toen ze hetzelfde weer geprobeerd hadden met de andere kolf van ongeveer 20 maten, is deze zover gevuld dat er nauwelijks een ruimte overbleef (niet door water bezet) die een hazelnoot zou innemen; deze ruimte was toch gevuld met lucht, opeengehoopt in een bolletje, en dit ging ook duidelijk heen en weer met de beweging van het water. | ||
Duidelijk teken van de zwaarte van lucht.
| Nooit hebben ze echter de zaak zo ver kunnen brengen, ook met gebruikmaking van een kleinere kolf, dat ze alle lucht er uit kregen, in mijn aanwezigheid. Ze zeiden dat dit beetje lucht datgene was dat zich terstond begint te nestelen in de hals van het mondstuk (van D tot de kraan E), terwijl het vat, losgemaakt van de pomp, gebracht wordt naar het water X, waar het ingestoken moet worden; en ze hoopten dat ze dit er ook uit konden krijgen, en ze beweren dat dit ook gebeurd is op een ander tijdstip toen ik er niet bij aanwezig was. Ook hebben ze een andere keer het grootste vat (van 32 maten), voordat de lucht er uitgehaald werd, op de weegschaal gelegd, en toen ze na het uithalen het weer gewogen hadden, hebben ze bevonden dat het minder woog, 2 lood met drie vijfde, 2 3/5 , of een ons*) met drie tiende, 1 3/10 ; wat wel het prachtigste bewijs voor de zwaarte van lucht, en ik weet niet of het elders zo mooi gezien is. *) Een 'ons' was ongeveer 30 gram, en 39 g lucht heeft een volume van 30 dm3 of 30 liter. |
[ 447 ] | |||
Het volgende werd ook opgemerkt: als bij een leeggemaakt vat C het mondstuk buiten het water geopend wordt, dringt de lucht van buiten met zoveel kracht in het vat, dat het iemand die in de weg staat naar zich toe kan sleuren. Bij menigeen die een vinger erbij hield heeft het bijna de huid met het vlees eraf getrokken. Een ander, mij bekend, bracht zijn mond erbij, die vrij ver open stond, en terstond kreeg hij gebrek aan adem, en gaf hij met zijn handen een teken dat ze hem er vandaan moesten halen, omdat hij zelf niet in staat was ervan weg te gaan. Opmerking: door de ontwerper van het experiment, en in het begin ook bij ons hier in Würzburg, was de kolf C niet opgesteld in de kuip, maar buiten de kuip op een doorboord plankier daar boven, en verbonden met een lange buis, aangelegd vanaf de kolf tot aan de pomp beneden. Maar later oordeelden ze dat het gemakkelijker was alles op de genoemde wijze op te stellen. toegevoegd te Würzburg. | |||
WAt ik tot hiertoe verteld heb, was ook van het begin af door de ontwerper van het experiment tevoren onderzocht, en in praktijk gebracht. Wat nu volgt hebben die van ons in de stad Würzburg gevonden, of liever toegevoegd aan het gevondene. We zullen evenwel de mening van de ontwerper hierover laten zien in § 7 hierna, waar hij zegt [p. 460] dat hij dit alles daarvoor al heeft laten zien te Regensburg. Ze vullen het hele vat C met water, en nadat het heel nauwgezet is afgesloten zetten ze het op de opening F van de luchtpomp, die zoals tevoren in een kuip met water is vastgezet; en door vervolgens de pomp aan te drijven met geweld trekken ze het water uit vat C, met hetzelfde gemak in het begin, en moeilijkheid aan het eind, als ze tevoren de lucht eruit gehaald hadden. Tot nu toe hebben ze echter nooit al het water eruit kunnen halen, of ze nu afgemat waren door het moeilijk aandrijven, of (zoals ze zelf voorwenden) doordat de klep I niet goed gesloten was. Ze maken daarna het mondstuk los van de pomp, en zetten het vat in het water X tot aan de hals AB, zoals tevoren, en ze ondervinden hetzelfde effect van het erin gaande en met veel gedruis opspringende water, behalve dat er overvloediger schuim en meer bellen worden opgewekt. En ze kunnen toch niet bewerkstelligen dat weer het gehele vat met water gevuld wordt, zoals het tevoren was. Om aan te tonen dat lucht alleen ijler en dunner wordt door warmte, en niet door een met geweld onttrekken aan het vat, laat een ander, na de kraan van het mondstuk geopend te hebben, rijkelijk veel rook binnengaan in vat C; | Aan de nieuwe proef daarna enige toegevoegd. |
[ 448 ] | |||
die rook dringt inderdaad het water binnen, en gaat op het bovenoppervlak ervan liggen, en wil geenszins naar het bovenste van het vat, zoals die persoon bevestigt; maar zodra hij het vat met een warme doek omhult, wordt de rook verdund, en wil hij naar boven. Toch was mijn ondervinding dat het tegengestelde gebeurde. Dezelfde persoon beweerde dat de rook die eerst op het water lag, maar zich daarna over de lege (zoals hij meende) ruimte van het vat verspreidde, heel weinig daalde wanneer door verder aandrijven van de pomp er weer water uitgetrokken werd. Toch hebben wij duidelijk de rook zowel zien bewegen boven het water, als zien dalen. | |||
Zie van plaat LV Fig. III. Ketel voor het luchtledige. |
Een ander die voor het werk zorgt, en die, wanneer het experiment aan vrienden of geleerden getoond moet worden, ervoor zorgt dat het vat C leeggemaakt wordt (of zoals hij zegt: leeg verklaard) heeft de volgende kunstgreep bedacht, om het sneller te kunnen uitvoeren. Hij heeft een koperen ketel AB gemaakt, ontzaglijk groot en met een inhoud van vrij wat urnen*), aan de onderkant voorzien van een mondstuk KML, en aan de bovenkant van een buis CD en een kraan I. Aan deze buis zijn twee andere vaatjes EF en GH gesoldeerd. Het mondstuk KML van deze ketel steekt hij in de opening F van de luchtpomp, op de manier zoals vat C aangesloten wordt, zodat het hele mondstuk KLM ondergedompeld is in het water in de kuip. Daarna sluit hij de buis CD bovenaan heel goed af, nadat kraan I is omgedraaid; en om elk risico te vermijden van lucht die heimelijk binnendringt, vult hij beide vaatjes EF en GH met water, zodat zowel de kraan I als de opening D onder water zit. Door dan de luchtpomp gedurende enige uren aan te drijven maakt hij de ketel leeg, niet anders dan hij vroeger de kolf C leeg maakte. De geleegde ketel beschermt hij zorgvuldig tegen het indringen van lucht, en hij bewaart hem tot de komst van de toeschouwers. In hun aanwezigheid zet hij vat C, vol met òf lucht òf water, met opening D op buis DC, nadat vooraf de vaatjes EF en GH met water gevuld zijn. Daarna opent hij kraan I van de ketel, en kraan E van de kolf, en terstond begint de lege ruimte van de ketel een aantrekkingskracht uit te oefenen op de lucht of het water van de kolf. Ik was er bij toen vat C helemaal vol met water was toen het op de ketel werd gezet. Zodra dus beide mondstukken geopend waren (ik bedoel van de kolf, en van de vacuümketel bij I) begon niet alleen het water van de kolf neer te vallen in de ketel, maar ook begonnen er uit de ketel *) Bij de Romeinen was een 'urna' ongeveer 13 liter. |
[ 449 ] | |||
talloze bellen op te stijgen in de kolf, en om zo te zeggen stralen als van parels, heel lichtend en heel talrijk, en na een lang beweeglijk opstijgen gingen de bellen vastzitten aan een van de zijden van de kolf, als heel lichtende parels; en dit tegen elkaar ingaan van water en bellen en stralen hield niet op zolang het duurde dat er water in de ketel eronder viel, of aangetrokken werd. Na een heel uur, toen het water er nog niet aan onttrokken was, werd vat het C weggehaald, nadat eerst zijn mondstuk afgesloten was, en op het zeer heldere water X gezet, zoals de andere keer; en ik zag dat er toch nog water als een fontein naar binnen spoot met gedruis en schuim, hoewel niet zo overvloedig als tevoren, toen het water uit vat C gehaald was met de luchtpomp. afgeleid uit dit experiment. | |||
TOen de genoemde experimenten vertoond werden waren er enige zeer geleerde heren bij, deels aanhangers van Democritus, of als u wilt Vacuïsten, en deels Peripatetici [volgelingen van Aristoteles]; van wie de eersten vóór en de laatsten tegen een werkelijk bestaand vacuüm streden, beide partijen met argumenten die aan ditzelfde experiment ontleend waren. De Vacuïsten argumenteerden als volgt: I. De lucht in vat C is er na het uitpompen uitgehaald, omdat het vat minder woog dan tevoren, en hij is er geheel uitgehaald, omdat de pomp na lang aandrijven niet meer aangedreven kan worden, maar eerder kon het wel; in elk geval niet om een andere reden dan dat er eerder steeds enige lucht was die weggehaald werd, daarna is er niets over om weg te halen. Dus in het vat bestaat een werkelijk vacuüm. II. Wanneer er water uit vat C wordt gehaald, raakt het bovenste deel van het vat zonder water, en er dringt geen lucht binnen, omdat de hals van het vat onder water zit, en tegen elk binnendringen van lucht beveiligd is. Dus er is niets boven het water van vat C, en daarom is daarin een vacuüm. III. In beide gevallen van uitpompen (ik bedoel van lucht en van water) wordt het vat gevuld als het in water wordt gestoken, met water dat omhoog gaat. Dus er was geen substantie meer in het vat, en daarom ook geen lucht, anders zouden substanties elkaar kunnen doordringen. Het vacuüm is dus een werkelijk gegeven. | Welke argumenten de nieuwe proef verschaft om vacuum te verdedigen. |
[ 450 ] | |||
ontleend aan ditzelfde experiment. | |||
Welke argumenten de nieuwe proef verschaft om vacuum te verwerpen. | DE Peripatetici daarentegen geven zich door deze experimenten en argumenten volstrekt niet gewonnen, om te denken af te moeten wijken van een oordeel van Aristoteles dat al zoveel eeuwen in de scholen verdedigd is, met zoveel gezaghebbende uitspraken, redenen en experimenten in stand gehouden, en ook door dit experiment bevestigd. Zij erkennen dat er lucht uit het vat is gehaald, en wel in grote hoeveelheid; dat alles er uitgehaald is, ontkennen ze hardnekkig. Bij het met geweld er uithalen, zeggen ze, wordt de lucht binnen het vat ijl, en deze wordt zolang ijler, totdat hij aan de grenzen komt die God en de Natuur vooraf eraan gesteld hebben, als het uithalen doorgaat; en zodra hij deze grenzen bereikt, is het noodzakelijk dat het aandrijven van de stamper stopt, en het verder er uithalen; of als met gebruikmaking van een grotere kracht doorgegaan wordt, moet het vat veeleer breken, dan dat de Natuur die het vacuüm verafschuwt overwonnen wordt. | ||
Lucht wordt ijler door trekken uit vat. |
Dit laatste wordt bewezen met voorbeelden die ik boven aangegeven heb, in deel I, Protheoria I , en vele andere; en het eerste met de volgende redenering. In het begin van het uitpompen wordt er geen moeilijkheid gevoeld, omdat er veel lucht in het vat is, die gemakkelijk ijl kan worden, en het vat vullen; vervolgens neemt de moeilijkheid geleidelijk toe, omdat er minder lucht in is, die meer ijl moet worden om het vat te vullen; dus wanneer de moeilijkheid het grootst begint te worden, en er de minste lucht is, is de verdunning ook het grootst gemaakt; dus kan het eruit halen zo lang voortgezet worden, als de lucht ijler kan worden, en niet langer. Het is dus juist niet de lucht, die aan het trekken weerstand biedt, anders zou, naarmate er meer lucht in het vat zou zijn, de weerstand groter moeten zijn, en daarom: groter in het begin dan aan het eind. Dus ijl gemaakte lucht, en de Natuur, of de samenhang van lichamen, bieden weerstand tegen elke manier van uittrekken, niet het vacuüm, dat nergens bestaat. Zij stellen vast I: dat de weinige lucht die als een bolletje in het vat te zien is, nadat het gevuld werd met water dat naar boven opborrelde, die zelfde ijl gemaakte lucht is die tevoren het hele vat vulde; die daarna toen het water er van onder inkwam geleidelijk terugkeert in zijn natuurlijke toestand, en zich opeenhoopt. En het is niet waar wat de Vacuïsten zeggen, dat het de lucht is die zich tevoren genesteld had binnen het mondstuk van vat C; dit wordt immers verdreven, wanneer het vat in het water X gestoken wordt. |
[ 451 ] | |||
Ze stellen vast II: dat wanneer het water in vat C binnendringt als het geleegd is (zoals de Vacuïsten menen), er binnenin schuim en bellen worden opgewekt; deze nu ontstaan uit de strijd tussen het water en lucht die tevoren in het vat aanwezig was, hoe ijl ook; de Vacuïsten erkennen immers zelf dat er met het water niets naar binnen gaat; en of dit waar is moeten zij zelf bekijken. De Vacuïsten stellen daar tegenover dat lucht niet ijl kan worden door het eruithalen, maar alleen door warmte. Ze bewijzen het met het feit dat rook die in vat C gebracht wordt niet ijler wordt, behalve wanneer er warme doeken om gedaan worden, ook al wordt het eruit halen van water voortgezet. | |||
Maar toch is het een zwak argument. Lucht wordt niet alleen verdicht door kou, maar ook door druk en erbij persen, zoals blijkt bij sommige pneumatische fonteinen en andere werktuigen, die we hierboven gegeven hebben in deel II, klasse I, hoofdstuk 3; en ook in de bronzen buizen van kanonnen, als je er bij gesloten ontstekingsgat met geweld een stamper in probeert te duwen die de holte van de buis precies vult: als immers de lucht niet kan ontsnappen, wordt hij samengeperst, en gaat de stamper er een eindje in, maar wanneer de lucht is gebracht tot de hoogste dichtheid die hij kan verdragen, kan hij er met geen enkele kracht verder ingeduwd worden. Dus waarom zou de lucht niet verdund kunnen worden door trekken, zover totdat hij komt bij de hoogste ijlheid die hij kan verdragen? Als er slechts een beetje lucht is uitgetrokken, is er dan binnen vat C niet minder lucht dan tevoren? En toch vult deze het vat weer geheel, dus is de lucht verdund door alleen het trekken. Tenzij we willen zeggen dat het vacuüm bij het eerste trekken begint, en geleidelijk toeneemt; wat Democritus, Leucippus, Epicurus, Hero van Alexandrië en anderen lang geleden zeiden, die aannamen dat tussen alle dingen 'vacuolen' (om zo te zeggen) verspreid zijn, zoals we hierboven uitgebreid hebben uitgelegd in deel I, Protheoria I . Maar volgens hen is dat het ijler worden van de lucht. Dus ook door trekken wordt de lucht ijler, en niet alleen door warmte. Maar over die rook zeggen de Peripatetici dat deze ook dunner wordt door trekken, zoals we duidelijk gezien hebben toen hij, nadat er water weggetrokken was, daalde en heen en weer bewoog in het glazen vat C. Deze en vele andere dingen werden toen van beide kanten aangevoerd; ze worden uitgebreider en op geleerde wijze uiteengezet in een aparte discussie over deze zaak in § 9 hieronder, door pater Melchior Cornaeus*), professor in de theologie hier aan de universiteit van Würzburg, die ook meer dan eens met mij *) Over Melchior Cornaeus (1598 - 1665) [^] zie Mordechai Feingold in zijn review van Marcus Hellyer, Catholic Physics (2005). | Lucht niet alleen ijler door warmte. |
[ 452 ] | |||
het genoemde experiment gezien heeft, en hij heeft het zorgvuldig onderzocht. Ik heb het, toen ik het voor het eerst gezien had, beschreven aan pater Athanasius Kircher te Rome, en aan andere geleerde en bevriende mannen, om naar hun mening te vragen; zij allen zijn het eens met Aristoteles, en niet met de Vacuïsten. Pater Kircher heeft aan mij onder andere het volgende geschreven. over het nieuwe experiment. | |||
Kirchers oordeel over nieuw experiment. |
EErwaarde pater in Christus. Het experiment over het vacuüm, gezonden aan de pater assistent, heb ik gezien, en zorgvuldig platgedrukt*). En zeker, ik vraag me inderdaad af wat er bij zulke mensen is opgekomen, dat ze hebben durven beweren dat daar een vacuüm is, terwijl de experimenten zelf meer dan voldoende uitwijzen dat daar geen vacuüm is. Immers, wanneer ze een zo grote moeilijkheid ondervinden bewijst het experiment helemaal niet dat daar een vacuüm is, eerder is het zo dat op geen betere manier aangetoond kan worden dat daar geen vacuüm is. Als daar namelijk vacuüm is, vraag ik me af wat dan zo'n grote moeilijkheid maakt. Zeker niet de lucht, omdat die daar uitgehaald is. Maar dat het niets een weerstand geeft, wie kan dat begrijpen? Of wie heeft dit in de filosofie ooit gehoord? Maar, zeggen zij, dat beetje lucht dat in het mondstuk is achtergebleven geeft die weerstand. Maar wie weet niet, wanneer de samenhang van lichamen eenmaal verbroken is (wat mijns inziens niet kan met menselijke krachten), dat zo weinig lucht niet het vermogen heeft de ruimte te vullen, en er ook niet naar streeft? De weerstand en de drang van de zich verzettende natuur moet daarom eerder toegeschreven worden aan de verdunning van de lucht, dan aan iets anders, zoals ik honderdmaal ondervonden heb bij soortgelijke werktuigen. Doch de redenen door u aangevoerd bevallen me wel, en ze laten duidelijk zien dat het waar is dat er geen vacuüm is.
*) Er stond 'exanimavi' (de lucht ontnomen) i.p.v. 'examinavi' (onderzocht); het lijkt eerder een woordspeling dan een drukfout. |
[ 453 ] | |||
Maar het spijt me dat ik geen tijd heb om deze hele kuiperij vanaf het begin te weerleggen. Daarom laat ik het aan uwe eerwaarde en aan pater Cornaeus over om het te bespreken. Uwe eerwaarde zal dat kunnen doen in de Hydraulica, waar het gaat over vacuüm. Overigens wordt uwe eerwaarde gegroet door pater Valentinus Stansel [^], een medewerker van me, en hij is ook zeer bedreven in de hydrostatica, en had besloten dezelfde stof die u. e. nu ter perse hebt in het licht te geven, maar daar u. e. hem voor is ziet hij af van zijn voornemen. Ondertussen zal het hem niet ontbreken aan andere stof, die bij zoveel verschil van argumenten opgerakeld moet worden. Maar u. e. moet niet nalaten met hem een wederzijdse briefwisseling aan te vangen; dat zal namelijk u beiden ten goede komen. Het ga u goed, en wees mij genegen. Te Rome, 26 februari 1656. U. e. 's dienaar Athanasius. en zijn antwoord op verschillende vragen. | |||
DAt er twee plaatjes of ventielen in de luchtpomp zijn heb ik beweerd aangezien ik ervan overtuigd was dat die meer dan voldoende waren. Maar aangezien anderen, ook zeer geleerde mannen, deels deelnemers aan het experiment, deels toeschouwers, beweerden dat er daarin meer geplaatst waren, en anders dan ik beschreven heb, en ik niet gedaan kon krijgen dat de luchtpomp geopend werd; daarom heb ik het nodig geacht aan de ontwerper zelf te schrijven, en zijn gedachten te peilen; hij antwoordt overeenkomstig zijn buitengewone vriendelijkheid op de volgende manier. ZEer eerwaarde enz. heer en vriend. Op uw brief gedateerd Würzburg, 4 juni nieuwe stijl, en de 14e van die maand ontvangen, antwoord ik het volgende. Mijn uitvinding komt eigenlijk hierop neer, dat ik laat zien dat lucht niets anders is dan een damp of uitwaseming van de aarde, | Brief van ontwerper van nieuw experiment. |
[ 454 ] | |||
die deze met een zeker en bepaald gewicht omringt, alles doordringt wat niet met een ander lichaam gevuld is, en samen met de aarde zelf beweegt met zowel een dagelijkse als met een jaarlijkse beweging, en daarmee als het ware één lichaam vormt. Om dit aan te tonen heb ik verschillende experimenten aangevoerd, maar geen daarvan vind ik geschikter dan hetgene dat uwe eerwaarde gezien hebt bij de zeer eminente keurvorst van Mainz [^]; namelijk de pomp die twee ventielen heeft, langs het een waarvan lucht naar binnen getrokken wordt, en langs het ander uitgestuwd. Ofschoon ik nu alles veel beter ingericht heb dan toen. Het gebruik en het nut van genoemd experiment is zeer in het kort als volgt. | |||
Welk nut het nieuwe experiment brengt. |
I. Bevonden wordt hoe groot de zwaarte is van de lucht die ons omringt; en tot welke hoogte hij het water in een leeggemaakte buis duwt. II. Als echter op een geleegde bol iets anders vastgezet wordt dat niet bolvormig is, zodat de lucht hieruit met geweld in de eerste wordt getrokken, trekt een niet bolvormig glas zich als het ware in zichzelf samen, en breekt het met veel geraas in duizend stukken. III. We kunnen de lucht wegen die in een glas is opgesloten: zoveel lichter namelijk als het glas is nadat de lucht eruit is getrokken, zoveel woog de lucht die er tevoren in zat; bijvoorbeeld een kolf, die verkopers van geneesmiddelen gebruiken bij het distilleren van vloeistoffen, is na het uittrekken van de lucht ongeveer drie of vier lood lichter, zoals u. e. gezien hebt bij de zeer eminente keurvorst van Mainz. IV. We hebben de werkelijke en eigenlijke oorzaak gevonden van winden en wolken met hetzelfde experiment, omdat in afgesloten glazen wind wordt opgewekt, en onmiddellijk daarna komen er wolken. |
[ 455 ] | |||
Al deze dingen, en veel andere, heb ik sinds de tijd dat ik bij de zeer eminente keurvorst was beter en betrouwbaarder waargenomen. Overigens, aangezien verschillende liefhebbers van opmerkelijke zaken per brief met mij van gedachten gewisseld hebben over het genoemde experiment, en verschillende antwoorden hebben losgekregen, denk ik dat die, vooral die ik zo niet eerder aan een vooraanstaand filosoof heb meegedeeld, niet nadelig zullen zijn voor wat u. e. verzorgt om gedrukt te worden; daarom zal ik me er niet aan onttrekken hier enkele bij te voegen, om u ter wille te zijn enz. Hiermee ons beiden aan de goddelijke bescherming toevertrouwend, blijf ik meest ootmoedige dienaar en vriend. Otto Guericke. Magdeburg, 18 Juni 1656.op verschillende vragen. | |||
VErschillende en heel scherpzinnige vragen zijn op verschillende tijden door een (zoals blijkt) groot filosoof voorgelegd aan de zeer geleerde heer ontwerper van het genoemde experiment; waarop deze heel vindingrijk antwoordt, en hij lost ze geheel op, en ik zou dat hier graag woordelijk geplaatst hebben, als ik er niet tegen zou zijn geweest het langer te maken dan behoorlijk is. Misschien zal er een andere keer gelegenheid zijn het te doen als het van pas komt. Laat ik nu van dit alles enige dingen heel kort bespreken, en vooral wat betrekking heeft op de kwestie van het vacuüm, waarover het hier gaat. I. Hij verklaart dat er lucht uit het water komt, en dat het daaruit blijkt dat, als het glas met water gevuld wordt en dit er vervolgens uitgehaald wordt, duidelijk 'levensgeesten' (zoals hij het noemt: 'vitales spiritus'), die zich eerder onzichtbaar in het water verscholen hadden, als bellen opstijgen, en bovenin gaan zitten, en uit het oog verdwijnend de lucht ingaan. | Antwoord van de ontwerper op verschillende vragen. |
[ 456 ] | |||
II. Dat er niets in de plaats komt van uitgehaalde lucht, maar achterblijft wat daar tevoren met de lucht was, namelijk de ether. Hij legt echter niet uit wat hij bedoelt met de naam ether, behalve dat hij zegt dat alle hemellichamen, en de aarde zelf, in de ether staan en blijven staan. Elders heeft hij ook gesteld dat ether en vacuüm hetzelfde zijn, en dat iemand die toegeeft dat de ether bestaat noozakelijk ook erkent dat het vacuüm bestaat. III. Dat hier op aarde, en binnen de gehele sfeer van lucht, door geen enkele werkzaamheid van de mens vacuüm kan ontstaan, noch mathematisch, noch fysisch. Hij geeft er de volgende reden voor: omdat overal rondom ons lucht is, met een zekere zwaarte, en omdat water rijk is aan 'levensgeesten', dringt er altijd iets in, op welke manier ook geprobeerd wordt het vacuüm te maken; en ook al is het zo weinig dat het nauwelijks gelijk is aan een speldeknop, toch is het iets. IV. Als uit een glas vol water het water wordt weggehaald, zodat er intussen geen lucht voor in de plaats kan komen, ontstaan er in het water veel bellen die omhoog gaan, en ik denk (zegt hij) dat het lucht is. Laat uit veel dingen dit weinige voldoende zijn. Uit de overige antwoorden van de ontwerper maak ik op, dat hij ook al die experimenten allang vertoond heeft, en nog steeds vertoont, waarvan ik hierboven gezegd heb dat ze in de stad Würzburg zijn gevonden of vermeerderd. Bovendien maak ik op dat hij niet partij kiest voor de Vacuïsten, die met zoveel inspanning verzekeren dat met dit experiment hun mening bevestigd wordt over niet alleen de mogelijkheid, maar ook het werkelijk en (naar zij zeggen) zichtbaar bestaan van het vacuüm. | |||
Antwoord van de ontwerper op onze vragen. | ONder de andere vragen van de bovengenoemde filosoof aan de ontwerper van het experiment van Magdeburg is er een: Waarom is het zo dat er in een glas waaruit de lucht weggehaald is met de eerder genoemde kunstgreep, als het open gemaakt wordt, met zoveel onstuimigheid lucht of water binnendringt, dat het bijna in een ogenblik gevuld wordt ? De ontwerper antwoordt: dat de oorzaak is de zwaarte van de lucht, die de lucht en het water buiten het glas omringt, en door zijn zwaarte erop drukt. Zoals immers, voegt hij eraan toe, in iedere lege plaats of ruimte, als de toegang vrij is, noodzakelijk ieder lichaam in de omgeving binnendringt |
[ 457 ] | |||
als ertegen gedrukt wordt, of als het in beweging gebracht wordt, zolang het er maar kan komen, zo moet noodzakelijk lucht of water uit de omgeving binnendringen als een geleegd glas opengemaakt wordt, omdat erop gedrukt wordt door de lucht die erop ligt, en ze er in kunnen gaan. En met wel zoveel onstuimigheid dringt de lucht erin, zegt hij, dat, als de toegang niet langzaam wijder gemaakt wordt, het glas springt door de onstuimigheid van de binnendringende lucht. En hij zegt dat het hem meer dan eens overkomen is, zodat stukjes glas tot tegen het plafond gesprongen zijn, niet zonder gevaar voor de ogen. De ontwerper had verklaard dat hoe zwaar, of liever hoe sterk en hevig drukkend de ons omringende lucht is, heel nauwkeurig gevonden kan worden door middel van water, opgesloten in een bepaald instrument. De filosoof heeft gevraagd naar een experiment, waarmee dat gevonden kan worden. De ontwerper antwoordde op deze manier. Als er een glazen buis is, of een pijp die verbinding is van enerzijds een glazen en anderzijds een koperen buis, met een hoogte van 30, 40, 50 of meer el, en daaruit wordt met de bovengenoemde kunst de lucht gehaald, kan gemakkelijk opgemaakt worden dat, als hij vervolgens geopend wordt, water meteen de plaats zal innemen van de uitgehaalde lucht. Laat dus de genoemde buis of pijp loodrecht opgericht in water opgesteld worden, en onder water geopend, dan zal duidelijk blijken hoe het water met onstuimigheid opstijgt, echter altijd slechts tot een zelfde vaste lengte of hoogte, en niet verder. Wat drijft het water aan, en dwingt het op te stijgen, als het niet de zwaarte is van de buitenlucht die op het water ligt? Om nu maar te zwijgen van veel andere experimenten, die ik niet zonder onkosten daadwerkelijk heb laten zien. | Water stijgt altijd tot één hoogte in alle geleegde buizen. | ||
Toen ik dit gelezen had, heb ik aan de ontwerper gevraagd of de leeggemaakte buizen, waarin water altijd tot een vaste hoogte opstijgt, allemaal en steeds van dezelfde capaciteit zijn geweest, dat wil zeggen even wijd, of even smal? De beweegreden nu voor deze vraag van mij kan zijn, dat als de zwaarte van de op het water drukkende buitenlucht het water omhoog duwt in de buis dezelfde lucht (of dezelfde zwaarte van lucht) niet water van een groter en kleiner gewicht even hoog kan opduwen, maar hij zal het laatste hoger, het eerste minder hoog opduwen; en nu blijkt water van bijvoorbeeld vijf el hoogte in een wijde buis, groter en zwaarder te zijn dan water van evenveel el hoogte in een nauwe buis. | Onze twijfel over deze bewering. |
[ 458 ] | |||
Dus als de zwaarte van de lucht het water in een nauwe buis omhoog duwt tot bijvoorbeeld vijf el precies, zal deze dit in een wijdere buis niet even hoog kunnen opduwen. | |||
Antwoord van de ontwerper van het experiment. |
Op de de door mij gemaakte bewering antwoordt de ontwerper op de volgende wijze, in een brief, gedateerd Magdeburg, 22 juli 1656. Wat betreft de vraag, of water in een geleegde buis altijd tot dezelfde hoogte zal stijgen, ook al zijn buis en glas van ongelijke capaciteit, antwoord ik dat het in dit geval inderdaad zo is, hoe nauw of wijd de buis ook is, zolang hij maar hoog genoeg is om het opstijgende water zijn vaste en welbepaalde lengte te laten bereiken; doch hoe hoger de buis is, des te beter het is; nooit echter komt het water verder dan deze lengte. Doch de inspanning bij het uithalen van de lucht uit het glas en de buis moet zo lang aangehouden worden, totdat er niets meer uitgehaald kan worden via het ventiel van de hevel [FMN in fig.]. Maar vermeld moet worden dat bij het opstellen van dit experiment het glas niet geplaatst moet worden op de buis of hevel van de luchtpomp, zoals anders, maar dat aan het glas zelf heel zorgvuldig en heel stevig die lange buis vastgehecht moet worden, die van boven neergelaten moet worden in het leegmaak-werktuig, of de luchtpomp. Als men echter op de andere manier te weten door het glas te plaatsen op de leegmaak-hevel zelf het experiment zou willen opstellen, moet zowel het glas, als de buis die daar bovenop is vastgehecht, geheel en al met water gevuld worden, en het mondstuk van het glas moet onder water geopend worden. Als dit gedaan is geldt: zoveel meer als het water in het glas en de buis kan drukken, dan de buitenlucht die op het water in de kuip of het leegmaak-werktuig ligt, zoveel zal het water zakken, totdat het water in glas en buis in balans of in evenwicht staat met de zwaarte van de buitenlucht. Waarbij het weer niets uitmaakt of de buis wijd is of smal; het is alleen van belang dat hij meer dan hoog genoeg is. Te vermelden is bovendien, dat de aan het glas vastgemaakte buis van glas moet zijn, althans het bovenste gedeelte, opdat te zien is tot waar het water stijgt of daalt. Het vastmaken kan niet zonder grote moeite gedaan worden. En verder, op de door mij voorgelegde redenering om te twijfelen dat de zwaarte van de lucht niet het water in een wijde buis tot een zo grote hoogte omhoog kan duwen, als tot waar ze dit in een smalle buis kan opduwen antwoordt de ontwerper in een andere brief aan mij, gedateerd Magdeburg 4 januari 1657, en tegelijk levert hij de reden voor zijn bewering, op de volgende manier. |
[ 459 ] | |||
Laat een kuip vol met water ergens buitengezet worden, bijvoorbeeld in een tuin, boven de grond, bijvoorbeeld vijf el hoog, en laat uit deze kuip een buis van een willekeurige wijdte naar de grond geleid worden, die zich daar vertakt in twee andere buizen, loodrecht opgericht, waarvan de ene wijd is, de andere smal: dan zal het water van de kuip het water dat in elke buis zit tot dezelfde hoogte opduwen, omdat het water van de kuip een gelijke kracht heeft om het water van elk op te heffen, en het moet in beide tot een zo grote hoogte stijgen, als de hoogte van de oorsprong is, namelijk van de kuip. Geheel op dezelfde wijze duwt de lucht, die met een zeker gewicht op de aarde drukt, in alle leeggemaakte buizen, van welke wijdte ook, het water omhoog tot een gelijke hoogte, en wel zo hoog als toegestaan wordt door de zwaarte van de lucht die de aarde en ons omringt. Hij voegt eraan toe dat de zwaarte van de lucht zo groot is, dat ze water in een leeggemaakte buis tot ongeveer 20 el hoogte kan opheffen; en hij zegt dat hij dit eertijds te Regensburg met dit nieuwe experiment heeft waargenomen. | |||
Tot zover de ontwerper. Dit komt wel buitengewoon goed overeen met wat vele geleerden, onder wie Emanuel Maignan in deel 4 van de Cursus Philosophicus [1653], cap. 20. propos. 9, en pater Melchior Cornaeus in de aparte discussie [§ 9], leren over dat experiment met kwik, waarvan ik hierboven melding gemaakt heb in pars 2, class. I, cap. 6. Machina 6. Aangezien namelijk een pijp die meer dan drie palm*) lang is, en aan één kant hermetisch afgesloten als hij eerst vol was met mercuur of kwikzilver, en vervolgens met het open uiteinde gezet is in een er onder geplaatst bakje, gevuld met kwik tot een hoogte van vier of vijf of zes vingerdiktes in het bovenste deel leeg wordt, in het onderste evenwel houdt hij kwik tot een hoogte van ongeveer drie palm boven het niveau erbuiten van het kwik dat in het bakje gedaan is. De genoemde schrijvers zeggen immers, en de ondervinding zelf bewijst het: als meer pijpen van verschillende lengte en dikte gebruikt worden op de genoemde manier, hetzij tegelijk, hetzij achtereenvolgens, blijft het kwik in alle staan op één vaste en gemeenschappelijke hoogte, of (zoals zij zeggen) niveau, dat van het onderste niveau of oppervlak van het kwik in het bakje maximaal ongeveer drie Romeinse palmen*) verwijderd is, en daar blijft hangen, terwijl het bovenste deel van de pijpen leeg blijft, naar het schijnt. *) 1 palm = 1/4 voet, 1 grote palm = 3/4 voet (^) | Kwikzilver stijgt in experiment met kwik altijd tot dezelfde hoogte in buizen. |
[ 460 ] | |||
Ze zeggen dat de oorzaak van dit hangen, en niet verder stijgen of dalen van het kwik in de pijp, de zwaarte van de buitenlucht is, die met zijn gewicht op het water van het bakje ligt, en het kwik in de buis zover omhoog duwt, totdat het kwik erbinnen evenveel zwaarte heeft als de erbuiten liggende lucht. Pater Cornaeus voegt er echter aan toe dat dit hangen van het kwik niet alleen komt van de buitenlucht die op het water drukt, en evenwicht maakt zodat het niet verder daalt, maar dat het deels voortkomt uit de genoemde oorzaak, en deels uit vrees voor het vacuüm. Beide bewijst hij knap. Ik heb nu geen tijd om deze mening te onderzoeken, maar ik zal het doen waar het beter past, in Magia universalis Naturae et Artis, deel 3, het boek over 'Magia Hydraulica'*). In elk geval verschaft hij, als het waar is, geen zwak bewijs voor degenen die ernaar streven elke positieve lichtheid uit de natuur der dingen te verwijderen. Ondertussen denk ik dat Maignan in deze zaak steunt op een verkeerd principe, zoals we op de genoemde plaats zullen zien. | |||
Verscheidene verklaringen van ontwerper van 't nieuwe experiment. |
In dezelfde brief van 22 juli aan mij zegt de ontwerper I. dat hij alles, dat (volgens wat ik hierboven gezegd heb in § 2) in de stad Würzburg als iets nieuws toegevoegd is aan zijn experiment, al eerder heeft vertoond te Regensburg in aanwezigheid van de zeer eminente keurvorst van Mainz, en daartoe de koperen ketel heeft laten maken waarvan ik melding maakte. [<] Hij zegt II. dat hij nu de hevel voor het leegmaken zo heeft geconstrueerd, dat alles onder water gebeurt, om namelijk des te meer te verhinderen dat er lucht binnenkomt in het glas, terwijl de lucht of het water er uitgehaald wordt. | ||
De ontwerper van 't nieuwe experiment zegt dat de pomp altijd aangedreven kan worden.
|
Hij zegt III. dat dat beetje lucht, dat ter grootte van een erwt boven het water blijft zitten, wanneer de geleegde kolf gevuld wordt met water, ontstaat uit dat water dat binnenkomt, terwijl bij het opstijgen van het water en bij deze heftige beweging de in het water ingesloten 'geesten' [spiritus] (die eigenlijk lucht zijn, naar hij zegt) in beweging gebracht worden en zich afscheiden. Hij ontkent dus dat dat beetje lucht tevoren in de kolf gezeten heeft na het uithalen; hij meent namelijk, zoals we boven gezien hebben in § 6 [<], dat er ether is in de geleegde kolf. Hij zegt IV. dat de luchtpomp ook na lang aandrijven nog aangedreven kan worden, maar na het uithalen van de lucht zoveel moeilijker, als de omringende lucht zwaarder is, die de uitgetrokken stamper door zijn gewicht weer naar binnen duwt. De hele moeilijkheid bij het uittrekken van de stamper, en de snelle vaart bij het terugspringen *) G. Schott, Magia universalis naturae et artis, Pars III & IV (1658), lib. 7, 'Magia aërotechnica', p. 561-628. 571-3: 'Verscheidene proposities van Emanuel Maignan onderzocht'. Cap. 4: 'Of het kwik ... hangt uit vrees voor vacuüm, of door drukkracht van de lucht ..', 580-602; Cornaeus: 595-6. Cap. 5: 'Of het water in Berti's buis blijft hangen uit vrees voor vacuüm, of als tegenwicht van de buitenlucht', 602-3. Cap. 6: 'Door welke kracht stijgt water in buis, en schaal, in het Experiment van Magdeburg', 604-7. |
[ 461 ] | |||
in de pomp, schrijft hij toe aan de zwaarte van de buitenlucht. En dat hij niet alleen door lange ondervinding heeft geleerd dat dit zo is, maar dat men ook te weten kan komen hoeveel kracht of gewicht vereist wordt om de stamper uit te trekken, zowel bij grotere als bij kleinere pompen; dat bijvoorbeeld als een pomp gebruikt wordt van een el in middellijn of breedte of wijdte (hoe lang of hoe kort maakt geen verschil, zegt hij), een gewicht van boven 1200 pond vereist zal zijn om de stamper uit te trekken, en dat wel zes sterke mannen nodig zullen zijn voor het uittrekken. En dat in dit geval, en in welke andere ook, als de kolf zo precies mogelijk bolvormig zou zijn deze geenszins verbrijzeld zou worden, ook al zouden er voor het uittrekken zoveel paarden ingezet worden. | |||
Ter bevestiging hiervan voert hij het volgende experiment aan. Hij heeft twee koperen schalen laten maken die precies op elkaar passen als de een de ander afdekt, met een middellijn of wijdte niet groter dan een halve el plus de helft van een kwart (oftewel een achtste deel) van een el. Als hij deze op elkaar legt en de lucht er uit haalt, worden ze zo sterk samengedrukt en bijeen gehouden door de zwaarte van de buitenlucht, dat zes sterke mannen ze niet los kunnen trekken. Wat zou er wel niet gebeuren, zegt hij, als ze een hele el middellijn zouden hebben? Maar als ze met inzet van alle krachten tenslotte losgerukt worden, geven ze een knal die niet onderdoet voor de schot van een geweer of musket. Zodra echter bij het openen van kraan of mondstuk zelfs de kleinste toegang voor lucht vrijgemaakt wordt, gaan ze vanzelf uit elkaar. | Ander experiment van ontwerper van nieuw Experiment. | ||
Hij zegt V. dat hij het eerder onmogelijk geoordeeld heeft dat er in het ondermaanse een echt vacuüm gemaakt kon worden door menselijk toedoen, wegens de zwaarte van de lucht; dat hij nu echter een andere mening heeft, en het vacuüm met het bewijs voor ogen laat zien, en dat hij bij toeval, terwijl hij vaak nadacht over het onderhavige en andere dergelijke experimenten, een manier gevonden heeft om dit te doen. | Vacuum is mogelijk volgens de ontwerper. | ||
Met vacuüm bedoelt hij echter niet het niets, maar de ether; hij meent namelijk dat het vacuüm en de ether hetzelfde zijn, en dat dit het zuivere vacuüm is waarvan de Peripatetici zeggen dat het niet bestaat. Dit volgens hem. En hij voegt eraan toe dat de argumenten van de Peripateti, die ik hierboven in § 4. aangevoerd heb, van geen betekenis zijn. Ten eerste immers, zegt hij, is de autoriteit van Aristoteles niets waard tegenover een bewijs voor ogen. Ten tweede, dat lucht alleen ijler wordt tot hij aan grenzen komt die | Antwoord op bezwaren tegen vacuum. |
[ 462 ] | |||
door God vooraf eraan gesteld zijn, en dat het aandrijven van de stamper ophoudt zodra hij deze grenzen bereikt, &c. dat stelt niets voor. Waarom is het nodig terug te komen op grenzen die door God vooraf gesteld zijn, als voor ogen blijkt dat de stamper niet alleen zo lang aangedreven kan worden als er lucht uit de kolf gehaald kan worden, maar ook zo lang als men wil? Ten derde, dat men meent dat, als een grotere kracht aangewend wordt bij het langer aandrijven van de stamper, het vat eerder behoort te breken, dan dat de natuur overwonnen wordt die het vauüm verafschuwt; de verbeelding van hen die het experiment niet gezien hebben is waardeloos: als het glas namelijk rond is zal het nooit breken, hoe lang het aandrijven ook doorgaat, zelfs als paarden ingezet zouden worden die zich dag en nacht zouden inspannen bij het uittrekken. Waaruit ten vierde blijkt, dat zonder grond door de Peripatetici gezegd wordt dat het uithalen slechts zo lang voortgezet kan worden als de lucht ijler gemaakt kan worden, en verder niet. Ten vijfde hebben de Peripatetici het mis als ze de weerstand, of de moeilijkheid bij het uittrekken van de stamper, toeschrijven aan de weinige lucht die nog in de kolf zit, en teruggebracht is tot zo goed als niets; daar die weerstand toch toe te schrijven is aan de omringende buitenlucht; het is immers bekend dat het niets niets kan teweegbrengen. Ten zesde, wat de Peripatetici zeggen, dat dat beetje lucht dat in het vat als een bolletje te zien is, nadat het met omhoog borrelend water gevuld is, dat dit de lucht is die tevoren in verdunde toestand het hele vat vulde, dat is tegen de ondervinding en wat de ogen zien: duidelijk is immers te zien op welke manier bij het heftig inbreken van water 'geesten' [spiritus], die in het water verborgen zijn, en eigenlijk lucht zijn, tegelijk met het water in beweging gebracht worden en omhoog geduwd; en deze geesten breken uit het water wanneer ze de lege ruimte in het glas vinden, en gaan dan omhoog. Ten zevende, wat de Peripatetici eraan toevoegen, dat het schuim en de bellen voortkomen uit de strijd van het water met de lucht die vooraf in het vat was, is tegen de duidelijke en visuele ondervinding; het blijkt immers heel duidelijk dat al die bellen, zoals natuurlijk is bij 'geesten' uit water, tegelijk met het water van beneden opstijgen, en volstrekt niet van boven neerdalen.*) Dit schreef de ontwerper van het experiment onder andere in de tweede brief; ik wilde het niet weglaten, aangezien het ertoe bijdraagt de aard van het experiment beter te begrijpen, en een nieuwe manier van filosoferen inhoudt; ik laat het aan anderen over die te onderzoeken. *) Het water gaat koken door de onderdruk, in de bellen zit waterdamp. [<] |
[ 463 ] | |||
Jesu over het nieuwe experiment. | |||
HIerboven aan het eind van § IV heb ik verteld dat het nieuwe experiment door mij aan geleerden en vrienden te Rome bericht is, om naar hun mening te vragen. Eén van hen was pater Nicolaus Zucchius, schrijver van Nova de Machinis Philosophia [>] en van Optica Philosophia, waarvan deel I & II nu verschenen zijn. Na anderen, wat later, toen ik alles hiervoor al uitgeschreven had, schreef deze het volgende aan mij, Rome 18 november 1656. | |||
Eerwaarde vader in Christus, vrede van Christus. Toen ik gehoord had dat door uw eerwaarde een brief gezonden was aan de pater assistent, waarin u zowel aan meer deskundigen als ook aan mij een oordeel vroeg over de daarin voorgelegde nieuwe experimenten om vacuüm te verwezenlijken, heb ik gretig verlangd deze brief een keer door te nemen; maar nadat hij door de handen van velen was gegaan, en in de loop van de tijd bijna ten onrechte begraven, heb ik hem eindelijk dan toch kunnen inzien (daar de gedachte van door de pest besmet te worden de communicatie tussen onze colleges, vooral dat van Rome, verbroken heeft) en terstond nam ik de pen op om te antwoorden, ook al is het zoveel later dan ik gewenst had. Wat door uw eerwaarde over die experimenten is geschreven bant het vacuüm uit. | Brief van Nicolaus Zucchi aan de schrijver. | ||
I. Wanneer de duwer*), na langere tijd herhaald aandrijven met toenemende moeilijkheid, niet meer naar voren gebracht kan worden, wat houdt hem dan tegen? Geen nieuwe vasthechting tussen het uiterste van de kop van de duwer en het deksel van de klep waar het 't dichtst bij is, en waar vandaan de kop tevoren terugkwam bij de bewegingen van de pomp, alleen een aan elkaar blijven hangen van dit uiterste en dat deksel opdat er geen vacuüm tussen komt. Maar wat houdt dan het deksel van de klep tegen, dat tevoren de kop van de duwer volgde bij de beweging naar voren, als de trekkers zich schrap zetten? Niet een vacuüm, waarvan men zegt dat het daar ontstaan is, nadat de lucht uit de buik van het vat gehaald is zonder dat er enige substantie voor in de plaats komt, en zelfs niet enkel het uitsluiten van de substantie die tevoren in het vat zat, kan weerstand uitoefenen tegen een zo grote inspanning van meer mensen die zich schrap zetten om de duwer naar voren te brengen, en daarmee het klepdeksel dat het dichtst bij de kop ervan is, en dat gemakkelijk vanzelf beweegt. Datgene wat tegenhoudt is dus een overblijvende substantie binnen het vat, die bij het voorafgaand aandrijven van de pomp verder te verdunnen was door de kracht van de aandrijvenden, die gedeeltelijk het klepdeksel volgde, *) Latijn: 'trusillus', van trudo - duwen. | Oordeel van Nicolaus Zucchius over nieuw experiment. |
[ 464 ] | |||
en dientengevolge verdween naar de kop van de duwer die door hen naar voren gebracht werd; nadat echter veel deeltjes ervan weggevoerd zijn, is de substantie binnen het vat zozeer verdund dat verder verdunnen, door te proberen er met zulke krachten meer uit te halen, niet toegelaten kan worden; en daarom blijft bij het verzet tegen het verder uitrekken het deksel van het klepgat op zijn plaats, en eveneens de dichtstbijzijnde kant van de duwerkop, om geen vacuüm te doen ontstaan. Waardoor de kracht wordt aangetoond, waarvan ik in de gedrukte brief aan pater Grandami *) bewezen heb dat deze in de lichamen zelf zit, voor het bewaren van eenheid van aangrenzende delen in de wereld, om het dichtstbijzijnde lichaam op zijn plaats te houden, steeds als er bij verwijdering ervan niet iets anders in de plaats kan komen. Daar is in de tweede brief ook uitgelegd het ijler maken, zonder dat er leegtes komen, of een fijnere substantie tussen de deeltjes van een dichtere. II. Als de aandrijving ophoudt, het mondstuk gesloten is, en het vat van de hevel afgenomen, wanneer dit dan daarna door draaien aan de kraan in de oude toestand teruggebracht wordt: wat is het dat met een zo grote kracht de lichamen erbuiten naar het vat trekt, waaruit de lucht is weggehaald door aandrijving van de pomp? Dit kan beslist niet gedaan worden door enkel het uitsluiten van de substantie die daar tevoren in zat; doch een overblijfsel van een substantie, dat achtergebleven is in het vat, kan dit heel goed, als het bij de al te gewelddadige uitrekking dat weer voor zichzelf vult; en daarom, als het na opening van het gat zich weer verzamelt, haalt het met de kracht waarmee het zijn natuurlijke indeling herstelt, als het zich in een kleinere ruimte samentrekt naar zich toe wat er buiten staat, om de ruimte te vullen die erdoor nog overgelaten wordt. Als het mondstuk echter wordt geopend in water, wordt, naar gelang van de verschillende omvang en verdeling van de zich samentrekkende lucht, naar de open weg in de hals op alle mogelijke manieren en van alle kanten water aangetrokken, dat in zo'n omgeving afwisselend verdeeld wordt en schuim maakt. III. Wat er boven het aangetrokken water in het vat overblijft, op een aparte plaats verzameld en wat heen en weer geduwd wordt als het water in beroering wordt gebracht bij beweging van het vat, en door dit bewegende water binnen het vat (al is het van kleinere inhoud) ook niet met onderduiken verwijderd kan worden, zodat het niet meer te zien zou zijn kan niet vacuüm zijn, dat op geen enkele manier weerstand zou bieden aan iets dat die plaats zou gaan innemen; het is dus een restje lucht, dat er nog was na het uithalen met de pomp, en dat zich verzamelt als op de bovengenoemde manier water naar binnen getrokken wordt. Zelfs wordt door het zojuist gezegde bewezen, dat een dergelijk iets niet tevoren binnen het vat geweest is, ijler gemaakt met toelating van leegtes tussen zijn delen; want het water, in de plaats komend van de leegtes, zou de deeltjes van dat iets van elkaar gescheiden en volkomen verstrooid hebben. Daardoor weet men dat er iets aaneensluitends geweest is, met zijn delen onderling samenhangend, *) Brief aan Grandami (Magno amico) over de experimenten met kwikbuizen, afgedrukt in Nova de machinis philosophia (1649), 101-115. Zie ook hierna [>]. |
[ 465 ] | |||
dat na de voorafgaande gewelddadige uitrekking zijn natuurlijke toestand herstelt, en langs de (door draaien aan de kraan) geopende weg het water aantrekt in de wijdere ruimte die geleidelijk erdoor wordt opgegeven. IV. In het laatste experiment na het uithalen van lucht uit het koperen vat, wordt duidelijk bewezen dat in de door lucht verlaten ruimte daarbinnen een ijle en geestachtige [spiritosus] substantie aanwezig was, die na het draaien van de kraan in de hals daarvan, terwijl het water uit het erboven gezette glazen vat erin daalde, daar doorheen opsteeg, ingesloten door grotere bellen en volgens aaneensluitende leidingen als glanzende stralen; ze kunnen immers niet op deze manier vertoond worden door vacuüm, binnen het vat met pompkracht gemaakt door uithalen van lucht. Zelfs wordt erdoor bevestigd wat ik gezegd heb in het boven aangehaalde aan pater Grandami, over het gevuld worden van de bovenste gedeelten in buizen, die vrijkomen als iets zwaars daalt, ofschoon er geen uitwendig iets in de buizen binnenkomt. *) Tot zover pater Zucchi. Hij voegt er aan het eind van de brief dit aan toe: Ik zou willen dat uw eerwaarde het laatste experiment nog eens zou laten proberen, maar dat de kraan van de hals in het koperen vat open gedraaid werd in het donker, en dat dan het water uit het glazen vat erin daalde, zodat opgemerkt zou kunnen worden of in die glanzende stralen zich een of ander lichtverschijnsel zou vertonen. *) In het genoemde boek, p. 116-144: 'Weerlegging van wat tegen de voorafgaande brief is ingebracht', zie p. 123. over het nieuwe experiment. | |||
HIerboven aan het eind van § IV [<] heb ik gezegd dat, terwijl het experiment in de stad Würzburg herhaaldelijk vertoond werd, vaak met mij aanwezig geweest is pater Melchior Cornaeus, professor in de theologie aan de universiteit van Würzburg, en dat hij het zeer zorgvuldig onderzocht heeft, en er een zeer geleerde discussie over geschreven heeft, die ook ter beschikking komt in zijn Curriculum Philosophiae Peritateticae, dat nu ter perse is [^], boek 4 'Physicorum Disput.', 3 'de Loco & Vacuo', quaest. 4, Sect. 2. Aangezien deze discussie het zeer verdient zo spoedig mogelijk in de aandacht van meer mensen te komen, heeft hij het zich laten welgevallen dat men gedaan kreeg dat deze door mij op deze plaats zou worden ingevoegd. Wat ik doe in dezelfde woorden waarmee ze door hem is geschreven, en op de genoemde plaats door hem gepubliceerd zal worden. Er staat dus het volgende. | Discussie van Melchior Cornaeus over nieuw experiment. |
[ 466 ]
I. Hoe dit experiment wordt aangepakt. [ . . . ]
|
[ 467 ] 1. Als de glazen kolf een vierkante vorm heeft is hij niet bestand tegen het geweld en de heftigheid van het leegmaken, maar bij een tikje springt hij met een enorme en vreselijke knal en gerinkel in stukken uiteen. Zo delen de ontwerpers mee. 2. Als de kolf echter bolvormig is, en als hij maar dik genoeg is, breekt hij niet, maar wordt hij zelfs steviger door het leegmaken. Zodat toen een kolf die op de voren genoemde manier leeggemaakt was bij een nogal ernstige val van een wagen op het plaveisel stortte, deze ongeschonden bleef; terwijl hij vol en niet leeg zonder twijfel verbrijzeld had moeten zijn. En althans één van de Vacuïsten heeft tegenover mij uitdrukkelijk beweerd dat zo'n leeggemaakte kolf, ook al werd hij van een zeer hoge plaats hard naar beneden gegooid op stenen eronder, helemaal niet stuk geslagen zou worden, of door enige menselijke kracht stuk geslagen kon worden. Hij gaf er ook een redenering bij uit de natuurfilosofie (want in de andere ['artificialis'] was hij niet gevormd), die nog niet zo vreemd was. Want delen van het glas, bij de gelijkmatige omtrek overal omgeven door vacuüm, proberen dit wel te vullen, maar door de bolvorm houden ze elkaar tegen en zitten ze elkaar in de weg; en zelfs: hoe heviger ze zich inspannen om naar het midden te gaan, oftewel naar het vacuüm dat in hun binnenste is opgesloten, des te steviger is de band waarmee ze zich verenigen; net zoals een gewelfde stenenboog des te steviger staat, naarmate er van boven een zwaardere massa op drukt. En ook al dacht ik dat volgens deze redenering de delen van het glas van de kolf hoe dan ook stevig aaneen gaan zitten, ik geloofde toch niet dat ze zo onbreekbaar zouden worden dat, als iemand er met krachtige hand op zou slaan met een enorme slag van een ijzeren hamer, of als hij van een zeer hoge plaats op een plaveisel van keien neer zou storten, hij niet in stukken zou springen. Dus kunnen de heren vacuïsten misschien eens een proef nemen met één kolf. Voor mij is het maar al te zeker dat ze van het hele vat alleen stukjes zullen oprapen. 3. Voor het leegmaken en uitpompen van de kolf is niet één man nodig, maar minstens twee zijn nodig, ... [ 468 ] ... 4. Als de kolf, nadat hij op de genoemde manier leeggepompt is, op een weegschaal onderzocht wordt, ... 5. Maar als het mondstuk van de kolf geopend wordt, stort de buitenlucht zich naar men zegt met zoveel onstuimigheid er in, dat zelfs iemand die er dichtbij in de weg staat meegesleurd kan worden. Men heeft me in het paleis van Würzburg een bekend man genoemd die, toen hij vrij dichtbij stond toen het mondstuk geopend werd van een kolf die eerst leeggemaakt was, gedwongen was hulp van de omstanders te vragen om hem vast te houden, opdat hij niet de kracht zou ondervinden van het geweld van de lucht die door de kolf werd aangetrokken. Een ander vertelde dat hij zijn openstaande mond bij de opening van een leeggemaakte kolf had gebracht, en plotseling buiten adem (omdat de kolf die naar zich toe trok) bijna bewusteloos was neegestort. Over een ander beweren ze dat hij een vinger in de opening van de kolf durfde te steken, op een tijdstip dat het mondstuk half open was en lucht opnieuw werd binnengelaten, en dat hij een geweldige pijn verdroeg en het voelde, toen huid en vlees bijna losgerukt werden. 6. Wat nu volgt heb ik gezien. Toen een leeggemaakte kolf omgekeerd in water werd gestoken, ... ... [ 470 ] ANtw. Nee. Bewijs 1. Omdat met het oude gezag van de antieken, en een ermee overeenstemmende ervaring van zoveel eeuwen, door wijze mensen gemeend is dat een vacuüm niet kan bestaan door krachten van de natuur; en met dit experiment wordt het tegendeel niet voldoende bewezen, zoals hieronder aangetoond zal worden. Dus moet de oude mening van de Peripatetische school niet opgegeven worden, of zomaar afstand gedaan worden van het bezit van de waarheid, die zij in een zo lange tijd verkregen en voorgeschreven heeft. Ik prijs de vindingrijkheid van die mensen bij het onderzoeken van de waarheid, maar ik prijs niet een al te gemakkelijk opgeven van Aristoteles. Alles wat nieuw is geeft gewoonlijk vreugde, maar een oude waarheid is beter. Bewijs 2. In die bol is na het leegmaken nog licht te zien, zoals tevoren, en wat daarin gekleurd is zendt zichtspeciën [<] naar het oog, zoals tevoren. Dus is er een lichamelijk subject in, waaruit deze eigenschappen voortkomen. Dus is de kolf niet leeg zonder iets er in. Hierover heeft me iemand van de Vacuïsten gezegd dat licht niet een eigenschap is die een subject ontbeert, maar een substantie, en dat dus niets deze totale leegte van de kolf in de weg staat. Ik weerleg het evenwel als volgt. Als licht een substantie is, is het een materiële en lichamelijke substantie, daar het door het oog en het lichamelijke zintuig van nature wordt waargenomen; dus is er in de kolf een lichamelijke en materiële substantie. Dus is de kolf niet vrij van elk lichaam. Eveneens, als licht een een lichamelijke substantie is, bestaat er dus doordringing van lichamen, te weten licht met lucht, en water, en de hemel. De gevolgtrekking is van nature onmogelijk. Daarom. Bewijs 3 van antw. Een klokje dat erbinnen is opgehangen aan een ijzeren draad geeft geluid, ook nadat de kolf op de genoemde manier is leeggemaakt. Erbinnen is dus lucht, waarvan het aanslaan geluid voortbrengt. Het voorafgaande staat door ondervinding vast. Want toen ik aan een van de leegmakers een belletje had gegeven, en gevraagd of hij (omdat het toen in elk geval niet in mijn aanwezigheid kon gebeuren) het een andere keer voor het leegmaken in de kolf wilde doen, heeft hij dit gedaan, en toen ik daarna hem ernaar vroeg heeft hij toegegeven dat het na het leegmaken ontegenzeglijk een zacht geluid gegeven had, zo'n geluid als het belletje ook gewoon in de lucht gaf. ... [ 474 ] ... Zo'n overwinning van de natuur heb ik 37 jaar geleden gezien te Paderborn. De onzen hadden in het college een put gemaakt met een heel ontzaglijke diepte, waaruit met werktuigen en veel raderen, en met noeste inspanning, water werd opgehaald. Daarom is gestreefd naar een makkelijker manier, en er is een pomp geconstrueerd, van onder op de bodem opgericht, met hele bomen die tot buizen uitgehold en met elkaar verbonden waren. Omdat echter de diepte van het water groter was dan volgens de gewone natuurlijke maat, en te groot om de lucht eruit te halen met stampers en kleppen, hebben ze die met geen enkele kracht in beweging kunnen brengen. En pas toen veel zeer sterke mannen met zowel spierkracht als werktuigen zich tot het uiterste inspanden, hebben ze dit bereikt, dat de buizen (ook al waren ze heel dik, gemaakt van boomstammen) met een verschrikkelijk geraas gekraakt zijn, en een doorgang voor lucht open gemaakt hebben. ... [ 484 ] ... ... Alle geleerden moeten de vrijheid hebben zich over deze zaak een mening te vormen en een oordeel vast te stellen; het mag geen gelegenheid zijn met minachting te spreken over Aristoteles en de hele Peripatetische school. Tot zover pater Melchior Cornaeus. 469: 3. Hoe de Vacuïsten pogen uit dit experiment vacuüm te bewijzen? 477: 4. [4.2] Wat nu te denken van dat leegmaken van de kolf, en hoe het gaat? 477: 5. Of dus water en lucht anders dan door warmte verdund, en door koude verdicht kunnen worden? 480: zelf proeven gedaan met ijs: zelfde gewicht na smelten, groter volume na bevriezen. 480: 6. Of in water en vloeistoffen lucht is ingesloten, of damp? 481: 7. Hoe de argumenten van de Vacuïsten zijn te weerleggen? 483: lamp van Cardano [<]; fles met nauwe opening loopt niet leeg. 483-4: wijn uit vat halen zonder zegel te verbreken. |
Andere bronnen |
|
Robert Boyle, New experiments physico-mechanicall, touching the spring of the air and its effects (1660). |
|
Anton Deusing, Disquisitio physico-mathematica gemina De vacuo itemque De attractione (1661), p. 145-: 'Experimentum novum Magdeburgicum'. Een brief van Deusing, 16 juni 1663, staat in G. Schott, Technica curiosa, p. 234-245. [Engl.] Zo'n honderd jaar later werd uit Deusing's werk geciteerd door Samuel Christian Holman, in een artikel over de geschiedenis van het begrip 'aantrekking' (Comment. Societ. Reg. Gotting. Tom. IV, p. 273), zie de vertaling in Uitgezogte Verhandelingen [>], 1, p. 27. Deusing was een "hevige Bestryder van het Ledige", zoals ook Franciscus Linus (p. 30).
|
|
Robert Boyle, A continuation of new experiments physico-mechanical (1669), plate I, II, III-.
Guericke'Communicatio Guerichiana. Continens Experimentum Novum Magdeburgicum De Vacuo Spatio' [1668], opgenomen in: Stanislaw Lubieniecki, Theatrum Cometicum, p. 243-. Ottonis de Guericke Experimenta nova (ut vocantur) Magdeburgica de vacuo spatio : Primum a R. P. Gaspare Schotto ... nunc vero ab ipso Auctore perfectius edita ... (1672). |
|
|
Catalogue of the special loan collection of scientific apparatus at the South Kensington Museum (London 1876-77), p. 158: "Otto von Guericke's Air Pump ... has been preserved unaltered, with the exception of the lever and the piston attached to it ...", Collegium Carolinum, Brunswick. Vacuüm
|
De morbis libri XIIII, Lyon 1558, p. 151, ex. UCM (1e ed. Florence 1556).
Het was voor die tijd een opmerkelijke uitspraak, zoals blijkt uit de onderstreping (de enige in dit exemplaar van het boek), en ook uit de aantekening die Isack Beeckman ervan maakte in 1618 (I, 220). Al eerder was hij tot eenzelfde conclusie gekomen:
Idem, stelling bij proefschrift, 1618 (IV, 44):
|
Giovanni Battista Baliani, brief aan Galilei, 24 okt. 1630:
Joannes Elephantutius (Giovanni Fantuzzi), Eversio Demonstrationis ocularis (1648).
In: Brunschvicg & Boutroux, Oeuvres de Blaise Pascal (1908-14), T. 2, p. 28.
Tweede 'De vacuo narratio', 1648 [<], vijfde experiment (ibid. p. 325-6):
In 1663 zag Balthasar de Monconys een proef met de luchtpomp van Boyle, waarbij een in water zwemmende vis omhoog ging toen de lucht boven het water werd weggepompt (Voyages 2, p. 27). Dit verschijnsel staat ook in Nollet, Natuurkundige lessen, 3-2 (1761), p. 138.
1e: "Varsaviae anno 1647. die 12. Septemb." van Magni? Laatste: Pierius tegen Magni. Zie ook Etienne Noël: aanvullingen bij p. 20 en 32.
Idem, Lettres sur le vide, aan Noël (29 okt. 1647).
Idem, aan Jacques Le Pailleur (1648).
Etienne Noël, Le plein du vuide (1648): Het lichaam [de ether] waarmee het schijnbare vacuüm van de nieuwe experimenten wordt gevuld. Gevonden met andere experimenten en daardoor bevestigd, aangetoond met fysische redenen.
Blaise Pascal en Florent Perier, Recit de la grande experience (1648): Verhaal van het grote experiment van het evenwicht van vloeistoffen op een van de hoogste bergen van Auvergne.
Appendix (na Philosophia Epicuri), p. iij: 'Over het pas gedane experiment met lege ruimte'.
Zie: Bernard Rochot, 'Comment Gassendi interprétait l'expériene du Puy de Dôme', Revue d'histoire des sciences et de leurs applications, 16 (1963) 53-76.
P. 101-115: herdruk van 'Magno amico Nonnemo ... Experimenta vulgata non vacuum probare' (de bekende experimenten bewijzen het vacuum niet), anoniem pamflet uit 1648 [^] [van Zucchi, zie p. 116: "met het masker afgetrokken beschrijf ik ..."].
Zucchi gaf in 1656 zijn mening over het 'experiment van Magdeburg': geen vacuüm, maar een ijle substantie. Zie de brief aan Schott hierboven [<].
De lucht wordt opgevat als een lichaam, zoals een spons maar dan met luchtledige poriën, gekleefd aan een hemelsfeer van kristal.
Technica Curiosa, Iconismus X
... nauwelijks los van de pek daalt hij, en als een fontein vormt hij zijn parabool. Als lucht toegelaten wordt, en er wordt weer rook opgewekt, gaat deze onmiddellijk omhoog naar de bovenkant van de bol. ...(Engl. 1684, p. 48, fig. naast p. 45.) De proef wordt al op 1 aug. 1660 genoemd in een brief van P. Guisony aan Chr. Huygens, zie O.C. III, 104. Tekening bij brief aan Boulliau (1660): BNF, ms Fr. 13039, f. 171. Pierre Perrault, De l'Origine des fontaines, 1674/78. Oordeel over G. Schott (p. 130):
Perrault besluit zijn werk met een lange brief aan Huygens over experimenten, met in het begin (p. 325-6):
Een opmerkelijke uitspraak voor iemand die zo dicht stond bij ontwikkelaars van de moderne natuurwetenschap: broer Claude Perrault was evenals Huygens lid van de Académie Royale des Sciences, en in juli 1673 zagen de drie mannen elkaar bijna dagelijks [^]. Maar de genoemde verklaring met de vrees voor vacuüm werd alleen gegeven bij gebrek aan een betere (en niet opgenomen in het boek, zie het eind van de brief, p. 352): Huygens had nog een probleem met de resultaten van zijn vacuümproeven met de hevel en met de twee plaatjes metaal die hij niet anders kon verklaren dan met druk van een subtiele materie [<].
In 1671 werden in Frankrijk de aanhangers van 'horror vacui' bespot in een 'Requeste' van Fr. Bernier (1671), zie de Nederlandse versie (1676), p. 3:
Museum Boerhaave: Samuel van Musschenbroek, Maagdenburger halve bollen, 1670-1680 (diameter 20 cm) en luchtpomp, 1675. Mooi overzicht: 'Horror vacui?' (IMSS). Boek: Edward Grant, Much ado about nothing: Theories of space and vacuum from the Middle Ages to the Scientific Revolution (Cambridge 1981). C. Webster, 'The discovery of Boyle's law', in Arch. Hist. Exact Sci., Vol. 2 (1965) 441-502. |