Chr. Huygens | Oeuvres II > | Brontekst

1657: april , dec.  |  1658: jan. , juni , juli , sept. , okt. , nov. , dec.  | 
1659: jan. , febr. , maart , april , mei , juni , juli , aug. , sept. , okt. , nov. , dec.  |  1660



Vertaling van de

Briefwisseling met Ismaël Boulliau


[ 28 ]

No 387.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

27 april [1657].

Brief in Leiden, coll. Huygens.

A la Haye le 27 Avril au soir.  

    Monsieur

  U zult mij verontschuldigen, naar ik me verzeker, voor de bezigheden waarin ik me bevind, die me belet hebben u het beleefdheids­bezoek te brengen dat ik u verschuldigd ben, en u de erkentelijkheid te betuigen die ik blijf houden voor de eer die u me aandeed gedurende uw verblijf in Parijs, waar u zo goed was me enkele malen te bezoeken [<]. In afwachting van het voldoen aan deze plicht schrijf ik u dit briefje, en ik zend u een exemplaar van mijn boek 'Over spiralen' 1). U zult het ontvangen als blijk van de hoogachting die ik heb voor u, en de eer van uw vriendschap; ik verzoek u dan ook te geloven dat ik blijf

Monsieur
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur
 a) Boulliau.    
A Monsieur
Monsieur Hugens.


spiraal in verdeelde cirkela)  1657.  [Chr. Huygens].
1)  Zie brief No. 279  [De lineis spiralibus demonstrationes novae, 1657; fig. p. 55].


[ 108 ]

No 442.

Ism. Boulliau aan [Jannot 1)].

[december 1657 2).]

Stuk in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord
: No. 443.


Extraict d'une lettre de Monsieur Boulliau a).

  Ik vraag u aan mijnheer Christiaan Huygens te zeggen dat mijnheer de Groothertog 3) aan een uurwerk laat werken, dat hetzelfde effect moet hebben als het zijne, en de tijd altijd gelijkmatig meten. En dat het, zonder opwinden met de hand, zich vanzelf opwindt door middel van water.

  Ik verzoek u hem namens mij te groeten, en hem te verzekeren van mijn dienst.


a)  aan Meneer Jannot.  [Chr. Huygens.]
1)  De heer Jannot was Frans consul te den Haag.     2)  Zie brief No. 443.
3Fernando de Medicis. Zie No. 236, n.2.



No 443.

Christiaan Huygens aan Ism. Boulliau.

26 december 1657.

Brief in Parijs, Bibliothèque Nationale. [BNF Ms. Fr. 13029, f. 189.]
Samenvatting in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 442. Boulliau's antwoord: No. 449.
Gepubliceerd door Ch. Henry in 'Huygens et Roberval'. [1880.]


    A Monsieur Boullau
26 Dec. 1657.    
Samenvatting:  Over mijn waarneming van Saturnus en zijn vorm die ik hem stuur, en zijn satelliet die niet het vlak volgt van de ring die Saturnus omgeeft. Verbod om mijn hypothese bekend te maken.
Over het uurwerk van de Groothertog. Dat de uitvinding misschien van hier gekomen is, als het dezelfde is, wat ik wil weten. Over het grote uurwerk te Scheveningen. En of men ze nog niet in Parijs maakt.

A la Haye le 26 Dec. 1657.  

    Monsieur

  Een edelman uit het gevolg van mijnheer de ambassadeur 1) van wie ik de naam niet weet, bracht me gisteren nieuws van u, en vroeg me namens u of ik


1)  Jacques Auguste de Thou. Zie brief No. 366 [p. 1, noot 3].

[ 109 ]

niet de samenstand had waargenomen die zich heeft voorgedaan van Saturnus en Venus, op 14 november naar wat mijn almanak me zegt. Ik beken dat ik er niets van wist; maar wanneer ik het wel geweten had, zou toch het slechte weer dat er deze hele afgelopen maand is geweest me verhinderd hebben erop te letten. Als u in Parijs meer geluk hebt gehad, zou ik heel blij zijn als u me op de hoogte stelde van de werkelijke tijd van deze ontmoeting. De laatste eclips is me ook ontgaan, daar de hemel geheel bewolkt was.
Op 17 december heb ik Saturnus gezien met mijn grote kijker, voor de eerste maal nadat hij de zon gepasseerd is, en ik verheugde me dat ik hem aantrof met precies de vorm die ik had voorspeld, volgens mijn hypothese van de ring. U weet hoe deze hypothese is, en wanneer u haar vergeten zou zijn zou de figuur*) van dit laatste verschijnsel u haar opnieuw kunnen leren:

Saturnus

De ring die de bol van Saturnus omgeeft, vertoont zich zoals u ziet in de vorm van een vrij smalle ellips, die zich echter wel veel verbreed heeft sinds de laatste occultatie, zodat men nu de hemel er doorheen ziet. De satelliet schijnt niet altijd hetzelfde vlak van deze ring te volgen, dat evenwijdig is aan de evenaar, maar een ander; zodat hetzelfde ermee gebeurt als met onze maan.°)
Ik zou me gelukkig prijzen als ik u nog als getuige had van deze waarnemingen, en hoop steeds dat de lente u naar ons zal kunnen terugbrengen. Ondertussen verzoek ik u aan niemand mee te delen wat u weet van de Saturnische wereld, en zelfs niet de figuur te laten zien die ik zojuist voor u getekend heb, totdat ik het gehele systeem gepubliceerd zal hebben.

Mijnheer Jannot toonde me gisteren wat u hem geschreven had 2) aangaande het uurwerk waaraan mijnheer de Groothertog liet werken, dat in uitwerking op het mijne moet lijken. Als men u sindsdien andere bijzonderheden erover heeft bericht, zult u me zeer verplichten me ervan op de hoogte te stellen, opdat ik kan weten of zij zich ook van de slinger bedienen.
Het was gisteren precies een jaar geleden dat ik het eerste model maakte van dit soort uurwerken. En in de maand juni begon ik de constructie ervan te tonen aan allen die me er naar vroegen; van wie misschien iemand erover bericht heeft naar Italië. Hoewel het ook, zonder dat het een wonder is, gebeurd kan zijn dat iemand anders dezelfde gedachte heeft gehad als ik.


[ *)  Originele tekening in BNF Ms. Fr. 13029, f. 189. Vergelijk de figuur in T. 15, p. 57 en die op p. 21 van Systema Saturnium, beide: 17 dec. 1657.]
[ °)  De helling van het baanvlak van Titan t.o.v. de Saturnus-evenaar is maar 0,35°.]
[ 2)  Zie No. 442.]

[ 110 ]

Zeer binnenkort zullen we een zeer groot dergelijk uurwerk zien in de kerktoren van het dorp dat dichtbij de zee ligt, een halve mijl hier vandaan 3). De slinger zal 21 voet lang zijn, en ongeveer 40 of 50 pond wegen. Bericht me alstublieft of men ze nog niet te Parijs maakt, hetzij met uw kennis, hetzij met die van een ander.
Ik ben van ganser harte

Monsieur    
Vostre treshumble et tresaffectionnè serviteur  
Chr. Huygens de Zulichem.    


3)  Scheveningen. [Zie p. 125.]



[ 117 ]

No 448.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

4 januari 1658 1).

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 443.

A Paris le 4 Janvier 1658.  

    Monsieur

  Ik zeg u duizendmaal dank voor de eer die u me betoond hebt door me nieuws van u te geven, en me de waarneming mee te delen die u gedaan hebt aan Saturnus, waarvan de ring zich breder begint te laten zien dan we hem de afgelopen zomer zagen. Ik heb nagedacht over uw hypothese, en ik bevind dat ze stand kan houden. Als ik er de tijd voor kan hebben zal ik me wat op deze theorie toeleggen. Ondertussen geef ik u mijn woord van eer dat niemand zal zien en mededeling zal krijgen van wat u mij hebt willen meedelen met zoveel goedheid en hoffelijkheid. Ik was tot mijn grote spijt door wolken verhinderd de laatste maansverduistering 2) waar te nemen, waarop ik me zo goed had voorbereid. De gehele herfst was, samen met het eind van de zomer en het begin van de winter, buitengewoon regenachtig en vochtig.

  Ik zal doen wat ik kan om te vernemen of het uurwerk waaraan mijnheer de Groothertog laat werken voorzien is van een slinger, en ik zal trachten de andere bijzonderheden ervan te weten te komen. Dat grote uurwerk waarover u me spreekt zal mooi zijn om te zien, en het moet heel precies zijn. Als ik terugkom in Holland ga ik het bekijken.

  Ik heb 3 maanden geleden bericht gezonden naar Polen over de nieuwe uitvinding van uw uurwerk, naar men me schrijft hebben de koningin 3) en de geheimschrijver 4) van hare majesteit 5) opdracht gegeven ze voor hen aan te schaffen.


1)  In zijn 'Verhandeling over Huygens', p. 85 [1814; 1817, p. 111] zegt van Swinden dat het jaartal 1659 moet zijn; uit brief No. 443 volgt dat dit niet zo is.
2)  Die van 20 december 1657.     3Maria Louisa de Gonzaga ... [1611 - 1667].
4)  Des Noyers (= Nucerius), van wie hierna nog sprake zal zijn. [1607-ca 1692]
[ Damien Mallet, 'Pierre Des Noyers, a Scholar and a Courtier', in Kwartalnik Historii Nauki, T. 64 (2019) 139-146.
Brieven aan Boulliau, ed. Berlin, 1859, p. 353 (17 nov. 1657) en p. 360: "We hebben al naar Holland geschreven om het uurwerk of slinger van Christiaan te krijgen." (1 dec. 1657).]

5Johann Casimir II ... [1609-1672; Desnoyers was secretaris van de koningin.]

[ 118 ]

Als er zich iets vertoont dat voor u het weten waard is, zal ik niet verzuimen u ervan in kennis te stellen. Ik groet de heren van Leiden, onze goede vrienden, en ik blijf

Monsieur    
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

  Ik groet mijnheer Bernard 6), ik zal hem op de achtste schrijven.
  Ik vraag u mij niet aan te duiden als koninklijk bibliothecaris, want ik heb niet de eer het te zijn.

A Monsieur    
Monsieur Christian Huygens
    A la Haye.


6)  Edward Bernard [1638-1697], student te Oxford in juni 1655, werd in 1658 Fellow of St. John's College; in april 1673 benoemd tot Savilian professor of Astronomy, als opvolger van Chr. Wren. Hij bestudeerde vooral oosterse handschriften, en bezocht daartoe Leiden, waar hij er veel aanschafte.
[ Waarschijnlijker: iemand van de Franse ambassade, zie No. 562a hierna.]



[ 183 ]

No 490.

Christiaan Huygens aan [Ism. Boulliau].

13 juni 1658.

Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.  [Orig. BNF, Ms. Fr. 13029, f. 190.]
Boulliau's antwoord: No. 492.

A la Haye ce 13 Juin 1658.  

    Monsieur

  U weet, daar meneer de Ambassadeur de moeite heeft genomen u erover te schrijven, dat ik in Frankrijk gegadigde ben geworden om privilege te verkrijgen op mijn nieuwe Uurwerk-uitvinding. En hijzelf verzekerde ons eergisteren dat u daartoe al een verzoekschrift had opgesteld. Toen ik dit vernam vond ik dat ik verplicht was u dank te zeggen dat u zo goed was u bezig te houden met deze zaak, en u te vragen ermee door te gaan met dezelfde zorg en dezelfde genegenheid; tenminste als het zo is dat het u voorkomt dat we erin kunnen slagen, en vooral dit vraag ik u mij te melden.
Het is waar dat ik lange tijd er niet aan gedacht heb me op deze manier mijn uitvinding ten nutte te maken, en ik zou het nooit in mijn hoofd hebben gehaald zonder de ingeving van enkele vrienden, die volhouden dat het mij even geoorloofd is er voordeel uit te trekken, zo mogelijk, als eertijds aan Thales om een monopolie op olijven te maken*), om te laten zien dat als hij wilde, zijn wetenschap voor hem niet zonder vrucht was. Ik zal u binnenkort de gedrukte beschrijving toezenden van mijn uurwerk, met de figuur, die u alstublieft geheim zult houden totdat de zaak de ene of de andere uitslag zal hebben.


[ *)  Aristoteles, Politica I, XI.]

[ 184 ]

Wat er ook van komt, ik zal niet nalaten uw nieuwsgierigheid te bevredigen door u kijkerglazen te laten krijgen, daar mijnheer Jannot me namens u verzekerd heeft*) dat u ze nog steeds wilt hebben, nadat u teruggekeerd bent naar uw kijker°) van de Groothertog. Ik zou zeer verheugd zijn ze u zelf te kunnen geven, als ik zou zien dat u terugkeert naar dit land; wat sommigen me doen hopen. U zult me zeggen of ik hen moet geloven. En weest u er steeds van verzekerd dat ik werkelijk#) ben

Monsieur    
Vostre treshumble et tresaffectionnè serviteur  
Chr. Huygens de Zulichem.    


[ *)  Origineel: "daar ik weet".]
[ °)  Zie p 511 hierna (Boulliau, 21 nov. 1659): "Kijker van XI voet lengte die meneer de Groothertog mij bijna 9 jaar geleden heeft gegeven".]
[ #)  Origineel: "van ganser harte".]     [ Meer verschillen hier.]



[ 185 ]

No 492.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

21 juni 1658.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 490. Huygens' antwoord: No. 503.

A Paris le 21 Juin 1658.  

    Monsieur

  Ook al ben ik op het ogenblik dat ik u schrijf verkouden en heb ik koorts, ik zal niet nalaten te antwoorden op uw brief van de 13e van de lopende maand, die te beleefd en te verplichtend is om u niet te getuigen van de gevoelens die ik erover heb.

  Ik ben er zeer ontstemd over dat de dringende verzoeken die ik heb laten indienen bij mijnheer de Kanselier 1) om het privilege te verkrijgen dat u wenst, geen succes hadden. Hij heeft tot driemaal toe geweigerd het toe te kennen, en hij heeft steeds geantwoord dat hij niet alle meester-klokkenmakers van Parijs op stang wilde jagen; en dat het zelfs zou kunnen gebeuren dat iemand dit zelfde maaksel van klokken had gevonden. Als er een middel was geweest om het gedaan te krijgen, hadden die welke ik heb toegepast het wel gedaan.


1)  Pierre Seguier ... [1588 - 1672], 'Chancelier de France' ...

[ 186 ]

U staat sterk op grond van voorbeeld en van de rede, maar aangezien deze gunst geheel en al afhangt van meneer de Kanselier, en hij deze moeilijkheden en hindernissen ziet, is er toch geen middel om het ten einde te brengen.

  Ik ben u zeer verplicht dat u zo goed bent mij de beschrijving van uw uurwerk te willen meedelen, die ik verborgen zal houden, in die mate en zo lang als u me zult opdragen. U wilt aan deze verplichting er nog een toevoegen, die van die kijkerglazen die u me wilt geven. Zeker, mijnheer, dit is teveel hoffelijkheid en welwillendheid ten opzichte van mij, waarvan ik nauwelijks de waarde en de verdienste zal kunnen erkennen. Maar ik zal geen enkele gelegenheid ooit voorbij laten gaan waarbij ik blijken van mijn dankbaarheid kan geven.
Ik weet niet na hoeveel tijd ik kan terugkeren naar Holland, noch zelfs of ik er zal terugkeren, omdat ik hier zaken te doen heb, en omdat mijn krachten sterk verminderd zijn door de strengheid van de afgelopen winter, en door de wisselvalligheid van de lente. Op welke plaats en in welke toestand ik me ook bevind, ik zal steeds met genegenheid zijn

    Monsieur  
Mr. Hugens. Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens
      A la Haye.



No 493.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

28 juni 1658.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord
: No. 503.

A Paris le 28e Juin 1658.  

    Monsieur

  Ik zend u hierbij een belofte gedaan door een onbekende aan degene die de problemen oplost die hij voorstelt 1); als het u zint om eraan te werken, er zijn goudstukken te winnen. Ik voor mij kan er geen tijd voor vrijmaken. Wanneer u


1)  Dit zijn de beroemde problemen, gegeven door Blaise Pascal, onder het pseudoniem Dettonville, die nog vaker genoemd gaan worden. Zie Aanhangsel No. 494.

[ 187 ]

de oplossing ervan gevonden zult hebben, zendt u hem alstublieft aan mij, opdat ik deze laat paraferen door twee notarissen, en in handen geef van meneer Carcavi. Een dezer dagen heeft men me gevraagd naar een boek van u, dat naar men zegt getiteld is 'Exetasis quadraturae circuli Christiani Hugenii' 2). Uw boekhandelaren zouden er enkele exemplaren van naar hier moeten zenden. Ik ben van ganser harte

    Monsieur  
Mr. Hugens. Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

  Ik verzoek u het ingeslotene te doen toekomen aan de heer van Schooten.


2)  Het werk dat genoemd is in brief No. 95, noot 1. [T. 1, p. 146: Theoremata de quadratura hyperboles, ellipsis, et circuli, ex dato portionum gravitatis centro ... 'Exetasis' ..., Leiden 1651; Ned.]



[ 196 ]

No 499.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

19 juli 1658.

Brief in Leiden, coll. Huygens.

A Paris le 19. Juillet 1658.  

    Monsieur

  Ik zend u een blaadje 1) afkomstig van degene die het probleem van de Cycloïde voorstelt, dat hij heeft toegevoegd aan zijn eerste geschrift. Er is er ook een voor meneer van Schooten, en ik verzoek u het hem te doen toekomen en hem namens mij te groeten. Meneer Mylon, die ze mij in handen gegeven heeft, biedt u en meneer van Schooten zijn ootmoedige groeten aan. Ik ben

    Monsieur  
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens
      A la Haye.


1)  Zie Aanhangsel No. 500.



[ 200 ]

No 503.

Christiaan Huygens aan Ism. Boulliau.

25 juli 1658.

Concept in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op No.
492, 493.

A la Haye le 25 Juillet 1658.  

    Monsieur

  Na uw brief van 21 juni te hebben ontvangen, waarin u me bericht hoe weinig waarschijnlijk het was, het privilege te kunnen verkrijgen dat ik had gevraagd, heb ik er niet meer aan willen denken. Ik vond het alleen jammer dat u nodeloos de moeite hebt genomen, en dat in een tijd waarin rust voor u noodzakelijk was voor het herstel van uw gezondheid.
U meldt me in uw laatste brief niet dat u deze herkregen hebt, maar dat neem ik aan, omdat u slechts het gebrek aan tijd aanvoert dat u verhindert de oplossing te zoeken van die problemen van de onbekende.
Ze lijken me voor het merendeel zo moeilijk, dat ik er sterk aan twijfel of degene die ze voorgesteld heeft ze zelf allemaal zou kunnen oplossen, en ik zou wel willen dat hij ons dit had verzekerd in datzelfde drukwerk. Anders is het heel makkelijk onmogelijke problemen te vinden. Wat betreft de afmeting van het oppervlak CZY, ik heb er niet lang naar behoeven te zoeken.

[ 201 ]

cycloide
Er is een geval dat eenvoudiger is dan de andere; dat is wanneer ZY CG middendoor deelt, want dan is het oppervlak CZY driemaal de driehoek COY. Hieraan zal men gemakkelijk zien dat ik ook alle andere ken.
Ik heb bovendien het zwaartepunt gevonden van het gehele oppervlak ACD, en van BCQ, als BQ door het middelpunt van de cirkel CF gaat, of er niet door gaat. En tenslotte de lichamen die deze oppervlakken maken, als elk om zijn basis gedraaid wordt*). Maar het is niet noodzakelijk dat ik ze hier bepaal, en nog veel minder dat ik het bewijs eraan toevoeg, daar ik de rest van de problemen niet gevonden heb, om te kunnen dingen naar de prijs die de schrijver uitlooft.
Hij had een meer exacte definitie van de Cycloïde moeten geven, opdat men zou weten of hij alleen bedoelt te spreken over die waarvan hij ons de figuur afbeeldt, of ook over de andere soorten. Want als hij ze allemaal omvat, lijkt me dat hij niet de volmaakte afmeting kan vragen van de omvatte ruimte, zonder tegelijkertijd de kwadratuur van de cirkel te vragen.
U zult me verplichten als u me hierover enige opheldering geeft, en zo mogelijk ook aangaande de naam van deze onbekende. Maar vooral als u me namens hem kunt verzekeren dat wat hij ons voorstelt iets is dat al gevonden is, of althans vindbaar. Want dan zal ik, als ik het niet ten einde kan brengen, tenminste deze hoop hebben dat ik er op een dag over ingelicht zal moeten worden door de geschriften die hij ons belooft. Ik blijf van ganser harte

Monsieur    
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur  
Chr. Huygens de Zulichem.    


[ *)  Vgl. brief No. 511 aan R. F. de Sluse.]
[ BNF Ms. Fr. 13050, f. 261: Fr. van Schooten aan Boulliau, 22 juli 1658: geen tijd voor deze problemen; Huygens genoemd, onderaan f.261v. Deze brief werd door Huygens gelezen en doorgestuurd, zie No. 501.]



[ 220 ]
No 516.

Christiaan Huygens aan Ism. Boulliau.

19 september 1658. 1)

Concept in Leiden, coll. Huygens. [Brief in Göttingen, NSUBG, Philos. 182.]
Antwoord op No. 492, 493.

A la Haye le 25 Juillet 1658.  

    Monsieur

  Ik verwacht nog uw antwoord op mijn laatste brief 2) waarin ik u vroeg mij de naam te laten weten van de schrijver van de problemen over de Cycloïde, of dat hij me op zijn minst ervan zou willen verzekeren dat alle genoemde problemen oplosbaar waren. Het scheelt maar weinig of ik geloof het tegendeel, wegens uw stilte, en bijgevolg heb ik me er niet verder op willen toeleggen, voordat ik eerst van deze twijfel af ben.

omwenteling van cycloide
Ik heb alleen gevonden, behalve wat ik u meedeelde in mijn vorige brief, dat het lichaam van de cycloïde dat ontstaat door omwenteling om de basis AD ervan, als het in tweeën wordt gedeeld met het vlak AEDG dat door AD gaat, dat dan het zwaartepunt van een van deze helften, te weten het lichaam AEDGC, op de loodlijn FC te vinden is, door te nemen: zoals AF staat tot FC, zo staat deze tot FH, en door FK gelijk te nemen aan 133/216 van FH. Want dan is K het genoemde zwaartepunt.
Waarmee duidelijk is dat als men KL evenwijdig aan FA trekt, het zwaartepunt van het lichaam AECG (dat is wat het laatste drukwerk ons voorlegt) op deze lijn KL zal zijn. Maar ik weet nog niet hoe het deze verdeelt, en ik zou graag weten of iemand het gevonden heeft. Meneer de Carcavi zal u kunnen zeggen hoe het ermee staat, aan wie ik er 3).

titelpagina Horologium   Ik laat deze brief vergezeld gaan door een korte verhandeling die ik heb gemaakt over mijn uurwerk 4), waarvan ik een exemplaar stuur.


1)  Met een exemplaar van zijn Horologium [Adversaria].
2)  Brief No. 503.
3)  De rest van de zin ontbreekt.
4)  Zie brief No. 511, n.2. [Horologium (Den Haag 1658), Ned., Engl.]

[ 221 ]
Na aan deze uitvinding een eind te hebben gemaakt ga ik nu helemaal werken aan de uitgave van het systeem van Saturnus, en eveneens aan de kijkers die ik u verschuldigd ben, met behulp 5) waarvan u evenals ik in deze nieuwe wereld zult kunnen wandelen. Ik ben


5)  Voeg toe: met behulp. Deze twee zinnen zijn onbegrijpelijk geworden als gevolg van veel doorhalingen.


[ 226 ]
No 519.

Ism. Boulliau aan [Christiaan Huygens].

27 september 1658.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 516. Huygens' antwoord: No. 545.

A Paris le 27. Septembre 1658.  

    Monsieur

  Ik verzoek u mij te verontschuldigen als ik geen antwoord heb gegeven op uw voorgaande brief, de zaken die ik heb gehad, en de afwezigheid van meneer Carcavi zijn er de oorzaak van dat ik het niet heb kunnen doen, noch enige opheldering van hem krijgen, hetzij wat betreft de naam van de schrijver, die niet bekend wil zijn, zoals de genoemde heer Carcavi me eerder heeft gezegd; hetzij wat betreft de stand van alle problemen. Bij zijn terugkeer in de stad zal ik te weten komen wat hij me erover zal kunnen of willen zeggen.

  Ik bedank u er van ganser harte voor dat u mij deelgenoot hebt gemaakt van de vondst van het zwaartepunt van de segmenten van het lichaam beschreven door de cylcoïde. Ik zal die meedelen aan meneer Carcavi en ik zal van hem te weten komen of iemand het gevonden heeft.

  Ik bedank u ook voor uw drukwerk dat de beschrijving van uw Uurwerk bevat, waarvan de uitvinding bewonderenswaardig is; ik zal het vanaf morgen bekijken en bestuderen en aan meneer Chapelain het exemplaar geven dat u hem toestuurt.

  Ik zal u hier berichten dat meneer Prins Leopoldo van Florence 1) mij de eer heeft aangedaan me bericht te geven via meneer de Abt van Bonzi 2), resident van meneer de Groothertog 3) aan dit hof, dat ze in een van de kabinetten van Zijne Hoogheid hadden gevonden de 4 laatste boeken van de Conica van Apollonius van Perga, die ze gingen laten drukken. Meneer de Abt van Bonzi heeft me niet kunnen zeggen in welke taal; maar toen ik, op deze gunst die meneer de Prins Leopoldo mij heeft bewezen door me dit bericht te geven, hem schreef en hem ervoor bedankte, heb ik Zijne Hoogheid verzocht zo goed te zijn me te laten weten in welke taal het is gevonden onder de manuscripten van zijne hoogheid meneer de Groothertog; het antwoord zal ik krijgen tegen de 20e oktober, en ik zal niet nalaten u te doen weten wat ik erover vernomen heb.

  Ik bezweer u dat u zo spoedig mogelijk uw systeem van Saturnus in het licht geeft, opdat het publiek van uw bevindingen kan genieten.


1)  Leopoldo de Medici ... [1617-1675] ... bekostigde met zijn broer, groothertog Ferdinando II, de oprichting van de 'Accademia del Cimento' in 1657. In 1667 werd hij kardinaal.
2)  Monseigneur Bonzi (geb. eind 16e eeuw), kleinzoon van kardinaal Bonzi [Jean de Bonsi]; er is een verband met Galileï [Le opere (1909), T. 20, p. 396: Francesco Bonsi, 1597-1668; T. 14, p. 119].
3)  Fernando II de Medici. Zie brief No. 236, n.2.

[ 227 ]
Ik ben u zeer verplicht voor het voortzetten van uw welwillendheid en voor de gunst die u mij wilt bewijzen door me glazen te geven om een grote Kijker zoals de uwe in te richten; de herinnering eraan, en de voor een zo uitmuntende gift verschuldige dankbaarheid, zal ik mijn hele leven bewaren; want ik zie me niet in staat u enige dienst te kunnen bewijzen die zo'n hoffelijkheid kan evenaren.

  Meneer Golius heeft me via meneer Bigot ervan verwittigd dat ze de ster zien die zich in 1601 vertoonde, onderaan de hals van de Zwaan 4), waargenomen door de sterrenkundigen 5) van die tijd, en die sindsdien zo zwak was geworden en zo onduidelijk dat ik hem zonder Kijker niet kon ontdekken.
Het is waar dat hij nu verschijnt en ik zie hem heel duidelijk, van de 3e grootte. 12 dagen geleden merkte ik hem op bij het kijken naar het sterrenbeeld Zwaan, maar ik heb er verder niet over nagedacht. Er is reden om te geloven dat, omdat deze ster zich in de Melkweg bevindt, de lichtgevende materie hiervan zich zal hebben samengebald rondom deze ster, en het is heel waarschijnlijk dat deze Melkweg de materie levert voor zulk ontstaan.
We hebben er een voorbeeld van in de ster van 1572 6) en in die van 1604 7), die verschenen in deze mooie lichtgevende band; en ik geloof, voorzover mensenkennis er zeker van kan zijn, dat de laatste Komeet van deze materie was, die door de aandrijving van een of andere beweger uit de zuidelijke Melkweg komt om in de noordelijke te komen; en het is een mooie opmerking dat deze, als hij zijn weg vervolgd heeft, is verdwenen op de plaats van de ster van 1572.
Men moet dagelijks deze ster waarnemen, die niet nieuw is, maar die meer lichtgevend is geworden, en waarnemen of hij nog een keer zal afnemen. Als de heren Chiaramonti 8)


nieuwe ster P-Cygni 4)  Zie No. 518, n.10. [P Cygni, figuur: "Nova Stella Anni 1600", op Blaeu-globe in Planetarium Zuylenburgh.]
5)  Zie o.a. Joh. Kepler, De Stella tertii honoris in Cygno ..., Praag 1606 [p. 164].
6)  De nieuwe ster in het sterrenbeeld Cassiopeia. Tycho Brahe, De nova et nullius aevi memoria prius visa stella anno 1572 ..., Hafniae 1573.
7)  De nieuwe ster in de voet van Serpentarius. Joh. Kepler, De Stella nova in pede Serpentarii ..., Praag 1606.
8)  Scipione Chiaramonti ... [1565-1652], professor in de wiskunde te Pisa, wonend in Cesena; tegenstander van Galileï ...

[ 228 ]
en Liceti 9) nog leefden, wat zouden ze dan kunnen aanvoeren om de meningen van Aristoteles 10) te redden over de onveranderlijkheid en ongeschapenheid van de hemelen; en wat zullen degenen zeggen die hem voor onfeilbaar houden in natuurlijke zaken. Als we een voldoende scherp zicht zouden hebben, geloof ik dat we veranderingen aan de hemel vaak zouden zien. Ik wens u alle geluk en ik ben

    Monsieur  
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur  
Boulliau.    


9)  Fortunio Liceti ... [1577-1657], professor in de logica en filosofie o.a. te Pisa, in de geneeskunde te Padua [bevriend met Galileï] ...
10)  Zie van Chiaramonti: Antitycho ..., Ven. 1621. Apologia ... pro Antitychone suo, Ven. 1626. Difesa ... al sua Antiticone ..., Fir. 1633.
Van Liceti: De Terra unico centro motus ..., Utini 1640.



[ 252 ]
No 536.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

18 oktober 1658.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord
: No. 545.

A Paris le 18 Octobre 1658.  

    Monsieur

  Met dit briefje zal ik u bericht geven dat meneer de Prins Leopoldo van Florence mij de eer heeft aangedaan me te schrijven en me te laten weten dat de boeken van de Conica van Apollonius van Perga die zij hebben gevonden in het Arabisch zijn. In de titel worden acht boeken genoemd, maar in werkelijkheid zijn er maar zeven gevonden. Wat het achtste wordt genoemd is niet van Apollonius en behandelt andere materie. Men 1) heeft er een vertaling van gemaakt en men gaat ze laten drukken 2).

  Ze hebben ook een werkje van Archimedes gevonden, vertaald uit het Grieks in het Arabisch, waarvan de titel en het begin zijn, in het Latijn vertaald [1661, p. 385]:
  In nomine Dei misericordis miseratoris cujus opem imploramus.
  Liber assumptorum Archimedis interprete Thebith Ben-Kora, & exponente doctore Almocohasso 3) Abilhasan Hali Ben-Ahmad Nosuensi Propositiones XVI.
  Asserit Doctor Almocohasso 3) hunc librum referri ad Archimedem in quo sunt propositiones pulcherrimae paucae numero, utilitatis vero maximae de Principiis Geometriae, optimae atque elegantissimae, quas annumerant professores 4) huius scientiae summae intermediorum quae legi oportet inter librum Euclidis & Almagestum &c.

In de naam van de barmhartige God die zich ontfermt, wiens hulp wij aanroepen.
Boek van Lemma's van Archimedes, vertaald door Thabit ibn Qurra en uiteengezet door doctor Almochtasso Abilhasan Hali Ben-Ahmad Nosuensi.
XVI Proposities.

Doctor Almochtasso verklaart dat dit boek wordt toegeschreven aan Archimedes, waarin heel mooie proposities staan, weinig van aantal, maar van het grootste nut, over de Beginselen van de Meetkunde, heel goede en heel elegante, die professoren 4) in deze wetenschap beschouwen als de hoofdzaak van wat gelezen behoort te worden tussen het boek van Euclides, en de Almagest; enz.


1)  Abraham Ecchellensis, een geleerde Maroniet [1605- 1664] ...
2Apollonii Pergaei Conicorvm Lib. V. VI. VII. ... Archimedis Assumptorum Liber ... Flor. 1661.
3)  Lees: Almochtasso [i.p.v. Almocohasso].
4)  Giovanni Alfonso Borelli ... [1608-1679], beroemd medicus en fysicus.

[ 253 ]
  Men zal ook dit werkje van Archimedes laten drukken 5).

  Ik verzoek u mij nog twee gedrukte exemplaren te sturen van de beschrijving van uw uurwerk, datgene dat u me had gegeven heb ik naar Florence gestuurd.

  Meneer Petit 6), die u de hierbij gevoegde brief 7) schrijft, is een man die meer moeilijkheden voorlegt dan iemand kan oplossen, wilt u hem alstublieft antwoord geven. Ik groet de heren Golius, Schooten en Gronovius en ik blijf

    Monsieur  
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.


5)  Archimedis liber Assumptorum interprete Thebit Ben-Kora, exponente Almochtasso. Ex Codice Arabico manuscripto Sereniss. Magni Ducis Etrvuriae, Abrahamus Ecchellensis Latinè vertit. Jo: Alfonsus Borellus Notis illustravit. [Flor. 1661].
6)  Pierre Petit ... [1594/98-1677] ... ging in 1633 van Montluçon naar Parijs en werd ingenieur, raadgever en geograaf van de Koning, daarna algemeen intendant van fortificaties. In de geschillen die Descartes had met Fermat en anderen, stond Petit naast de eerste; hij was zeer verbonden met Pascal, en was steeds bezig toestellen uit te vinden voor alerlei doeleinden.
7 Zie brief No. 537.


[ 269 ]

No 545.

Christiaan Huygens aan [Ism. Boulliau].

[oktober 1658.] 1)

Brief in Parijs, Bibliothèque Nationale.  [BNF Ms. Fr. 13029, f. 192.]
Antwoord op No. 519, 536. Boulliau's antwoord: No. 547.

    Monsieur

  Ik bedank u wel zeer voor het nieuws dat u me hebt willen geven in twee opeenvolgende brieven aangaande de Conica van Apollonius, die we naar het schijnt binnenkort in het licht zullen zien, aangezien Prins Leopoldo zich ermee bemoeit. Ik had gehoopt dat ze in het Grieks waren, omdat u me berichtte dat men klaar was om ze te laten drukken. Maar het maakt niet veel uit, mits de vertaling goed is. Meneer Golius zal misschien niet zo blij zijn dit te vernemen, omdat hij steeds heeft geloofd dat hij het enige exemplaar ter wereld had. Ik kan me niet voorstellen dat Archimedes


1)  Met twee exemplaren van Horologium (Adversaria).

[ 270 ]
dit boek geschreven zou hebben, dat u noemt Assumptorum 2) (wat wil zeggen Lemma's naar ik geloof), omdat ik het onder zijn werken nooit vermeld heb gezien; en omdat het niet iets was voor een verstand als dat van hem om gewone dingen te schrijven, die slechts dienden als inleiding op de werken van een ander. Het valt echter te bezien.

Toen ik uw brief ontving en die van meneer Petit 3) was ik bezig aan uw kijker te werken, en ik ben vastbesloten ermee door te gaan totdat ik ermee klaar ben, zonder me te laten onderbreken. Daarom zal ik pas met de volgende gewone post kunnen antwoorden aan meneer Petit, en hem bedanken voor de eer die hij me aandoet. Omdat zijn brief lang is en vol met opmerkingen waarbij een beetje vrije tijd nodig is alvorens er weerwoord op te geven. Ik vraag u deze bijgesloten brief naar meneer Chapelain 4) te laten brengen en blijf

Monsieur    
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur  
Chr. Huygens de Zulichem.    

  Wat u me hebt laten weten over de nieuwe of liever weer verschijnende ster in de Zwaan: ik heb hem zo gevonden als u zegt en vind het alleen jammer dat ik hem niet heb bekeken toen hij nog weinig helder was.
Ik voeg hierbij de 2 exemplaren die u hebt gevraagd.


2 Zie brief No. 536, n.5.     3)  No. 537.
4)  Deze brief is niet gevonden.


[ 274 ]
No 547.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

8 november 1658.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 545. Huygens' antwoord: No. 548.

A Paris le 8 Novembre 1658.  

    Monsieur

  Het heeft er veel schijn van volgens uw juiste beoordeling dat dit boek 1), waarvan de proposities Lemma's zijn, niet van Archimedes is, zoals het betiteld wordt in het Arabische manuscript dat in Florence is. Als Archimedes lemma's heeft gegeven, is dit geweest om enkele scherpzinnige en sublieme proposities te bewijzen, en niet om te dienen voor het werk van een ander, en wat mij overtuigt is, dat in dat fragment 2) dat ik u heb gestuurd wordt vermeld dat deze proposities moeten worden gelezen na de Elementen en voor de Almagest van Ptolemaeus.

  Ik bedank u ootmoedig voor de gunst die u mij hebt bewezen door me


1)  Zie brief No. 536, n.5.     2)  Zie No. 536.

[ 275 ]
nog twee exemplaren te sturen van uw Horologium. Naar aanleiding daarvan zal ik u zeggen dat een van mijn vrienden, een man van eer en aanzien, me heeft gevraagd u te schrijven en u te verzoeken een uurwerk volgens uw uitvinding te laten maken door uw vakman, en mij de prijs ervan te berichten die men u zal doen toekomen. Daarom vraag ik u meneer, deze gunst te bewijzen aan die vriend van me, die met mij u er zeer nauw verplicht voor zal blijven.

Ik ben u wel erkentelijk voor al uw gunsten, maar die welke u voor mij voorbereidt is een onschatbare goede daad, want die kijkerglazen, waarvoor u zelf de moeite neemt ze te vervaardigen, zijn dingen die zo waardevol zijn dat ik ze hoger schat dan diamanten en robijnen; en ik hoop ze nuttig te gebruiken, en als ik daarmee een of andere nieuwigheid aan de hemel zou ontdekken, zou de erkenning ervoor geheel aan u te danken zijn.

  Ik heb aan meneer Chapelain de brief 3) gegevn die u hem schrijft, en ik heb hem gevraagd aan meneer Petit te zeggen dat u werkt aan een antwoord 4) aan hem, dat u hem zo spoedig mogelijk zult sturen.

  Ik zou zeer wensen dat meneer Golius allang de 7 boeken van Apollonius had gepubliceerd die hij in het Latijn heeft vertaald naar het Arabisch 5), hij zou een eer gekregen hebben die hij nu dreigt te verliezen. Ik zal u niettemin zeggen dat zijn werk gezag en nut zal kunnen hebben, omdat zijn vertaling beter geslaagd kan zijn dan die welke in Italië wordt gemaakt; en de tekst kan verschillend zijn van die van Florence; zo zal hij door te laten drukken wat hij heeft, toch de dank en de vruchten kunnen inoogsten die hij verdient. Ik ben van ganser harte

    Monsieur  
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

  De nieuwe ster blijft verschijnen.
  Ik verzoek u me de gunst te willen bewijzen mijn ootmoedige groeten te doen aan de heren Golius en Schooten, en meneer Schooten ervan te verzekeren dat ik in het afgelopen jaar het boek waarmee hij me had belast persoonlijk aan meneer Chanut heb overhandigd.

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.


3)  Deze brief is niet gevonden.     4)  Zie brief No. 546.
5)  Deze vertaling is nooit gepubliceerd.


[ 276 ]

No 548.

Christiaan Huygens aan [Ism. Boulliau].

21 november 1658.

Brief in Parijs, Bibliothèque Nationale.  [BNF Ms. Fr. 13029, f. 205.]
Antwoord op No. 547. Boulliau's antwoord: No. 553.

A la Haye 21 Nov. 1658.  

    Monsieur

  U hebt mij geschreven een uurwerk te verschaffen voor een van uw vrienden, zonder me te zeggen in welke uitvoering hij het wenst, te weten met een veer of met een contragewicht; dat het de uren slaat, of ze alleen maar laat zien. Zodra u me er bericht van hebt gegeven, zal ik me zeer gaarne bezig houden met het uivoeren van uw opdrachten.
Ik heb met succes gewerkt aan het grote glas dat ik voor u heb gemaakt, zo kan ik u verzekeren, na het te hebben getest bij het kijken naar de planeten Saturnus Jupiter en Mercurius*). Het is beter geperfectioneerd dan het mijne dat u hebt gezien, maar het maakt de kijker anderhalve voet korter, zodat ik nog aarzel welk van de twee ik voor mezelf zal nemen.
Ik heb me erover verbaasd dat de laatste glazen altijd korter zijn geweest dan de voorgaande; maar nu weet ik wat de oorzaak ervan is, namelijk dat de ijzeren slijpvormen meer slijten bij het midden dan bij de randen, wat maakt dat ze holler worden dan tevoren, hoewel hun vorm altijd volmaakt sferisch wordt.
Langs welke weg wilt u nu dat ik u de glazen toestuur. Het beste zou mijns inziens zijn te wachten totdat iemand van hier naar Frankrijk gaat, aan wie men ze zou kunnen toevertrouwen, want het pakket zou een beetje dik zijn voor de post, omdat het nodig zou zijn deze breekbare waar te beschermen met een vrij stevige doos. Maar ik zal uw raad opvolgen en bij het versturen zal ik niet vergeten u enige inlichting te geven aangaande de buis 1) van blik, en ander toebehoren.

  Men heeft mij gezegd dat meneer Pascal alle problemen heeft opgelost van uw onbekende schrijver, en dat hij er een blad van heeft laten drukken 2). Het waren mensen die het gezien hadden. Ik ben verbaasd dat niemand het me heeft toegestuurd, en ik verzoek u navraag te doen. Ik heb ook meneer Chapelain gevraagd me een andere kopie te sturen van de tekening van meneer de Roberval voor een uurwerk met een slinger,


[ *)  Saturnus, Jupiter en Mercurius.]
1)  Hier is de brief gescheurd [leesbaar: "can", waarschijnlijk van: "canon"].
2)  Nog niet met de oplossing van de problemen over de cycloïde, maar onder het pseudoniem Dettonville 'Réflexions sur les prix ...', 7 okt. 1658 [Oeuvres, T. 5 (1779), p. 142-155];  'Annotata ...', 9 okt. 1658;  'Historia Trochoidis sive Cycloidis; gallice la Roulette ...', 10 okt. 1658.

[ 277 ]
daar de eerste met zijn brief verloren was gegaan*). U zult me verplichten als u hem eraan herinnert, aangezien hij me deze heeft beloofd, en ik met ongeduld de tekening wens te zien. Ik ben van ganser harte

Monsieur    
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur  
Chr. Huygens de Zulichem.    

A Monsieur    
Monsieur Bouillau &c.


[ *)  Genoemd in No. 543, Chapelain aan Huygens, 30 okt. 1658.]


[ 286 ]
No 553.

Ism. Boulliau aan [Christiaan Huygens].

6 december 1658.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 548. Huygens' antwoord: No. 562a.

A Paris le 6e jour de Decembre 1658.  

    Monsieur

  Ik ben u mateloos verplicht voor zoveel hoffelijkheden die ik van u ontvang, en voor de gunst die u me bewijst door u met zoveel inschikkelijkheid te belasten met de zorg en moeite, door uw vakman een uurwerk te laten vervaardigen volgens uw uitvinding voor deze vriend van mij, die het vraagt tegen de prijs waarvoor ze verkocht worden. Daar hij zich niet nader heeft verklaard over de keuze van die met een veer of met contragewicht, en daar ik ook niet heb gedacht aan dit verschil, heb ik u niet aangegeven van welke van de twee soorten hij het wenst. Ik verwacht hem tussen dit tijdstip en dat waarop ik mijn pakket afsluit, en als hij komt zal ik in een postsriptum toevoegen wat hij me erover zegt.

  Verder overstelpt u mij, meneer, met wellevendheid en goede daden, aangezien u de goedheid hebt gehad te werken aan de glazen van kijkers volgens uw uitvinding, waaraan ik evenveel waarde zal hechten als aan mijn ogen, en ik zal niet nalaten die in een mooie en goede buis te vatten. Voor het vervaardigen hiervan zult u mij een bijzondere gunst bewijzen door me in te lichten over datgene waarop noodzakelijk gelet dient te worden om goed te slagen.

  Het verschil dat u hebt gevonden tussen het oude en het laatste glas komt ongetwijfeld daarvan dat de slijpvorm bij het midden holler wordt dan bij de randen, doordat hij meer slijt in deze bodem van de holte dan bij de randen, die men vermijdt, uit vrees buiten de vorm te springen, en het glas te breken of te bekrassen.

  Ik vraag u mij de tijd te laten weten van uw waarneming van Mercurius [Mercurius]. Als u hem in de avond hebt kunnen zien, enige dagen na zijn grootste uitwijking, zult u ook hebben kunnen gewaarworden wat de fasen ervan zijn.
Eén ding heb ik altijd opgemerkt: wanneer de Zon aan het eind van de Pisces [Vissen] was en in het hele teken Aries [Ram], verscheen Mercurius 's avonds minder helder dan in de tijd dat we hem ook 's avonds zien wanneer de Zon aan het eind van de Taurus [Stier] is en van de Gemini [Tweelingen]. Dit heb ik eveneens waargenomen: hij verschijnt helderder in de ochtend wanneer de Zon in de Libra [Weegschaal] is en voorin de Scorpio [Schorpioen], dan wanneer de Zon in de Sagittarius [Schutter] is. Ongetwijfeld zullen uw kijkers u daarvan iets hebben laten zien.

  Ik ben er wel verlegen mee een keus te maken voor de weg waarlangs u de moeite neemt ze mij toe te sturen. De port schrikt me niet af, maar aangezien men in Peronne de pakketten losmaakt, en ze messteken geven in de pakketten om te zien of er geen geld of edelstenen in zitten, zou ik vrezen, en ongetwijfeld zou het zo gebeuren, dat als ze zouden zien dat wat u me zou sturen in een houten kist zat, ze de nieuwsgerigheid zouden hebben die te openen en de glazen te zien en misschien te ontvreemden.

[ 287 ]
Wat maakt dat ik uw mening deel, die zou zijn het me toe te sturen via een vriend. Zeker als u een aan u bekende schipper hebt die naar Rouen komt, dan zou u het pakket kunnen adresseren aan meneer Jacques le Tellier 1), handelaar in de Rue de la Magdelaine te Rouen, die het mij heel veilig zou doen toekomen met de bode, en het zou opgevuld moeten worden met papier om het dikker te maken. Zo niet, dan zult u gebruik maken van iemand van uw kennissen. Maar om bepaalde redenen moet u niet gebruik maken van degenen die meneer de Thou uit zijn huis zou kunnen terugsturen. Maar wel als meneer de Thou iets aan iemand zou toevertrouwen voor mevrouw de Thou, dan zou u de glazen erbij kunnen doen en ze aan haar adresseren.

  Ik heb al lange tijd niet over meneer Pascal horen spreken, ik zal informeren of hij een blad 2) heeft laten drukken dat de oplossing bevat van de problemen van de onbekende.
Wat betreft meneer de Roberval, hij heeft iets doms gedaan bij meneer de Montmor, die een man van eer en aanzien is, zoals u weet, hij is zo onbeleefd geweest hem in zijn eigen huis te zeggen, toen hij boos was geworden over één van de meningen van meneer Descartes die meneer de Montmor goedkeurde 3), dat hij meer verstand had dan hij en dat hij niets minder had dan hij, dan het inkomen en het ambt van Meester van de verzoekschriften, en dat, als hij Meester van de verzoekschriften zou zijn, hij honderd maal meer waard zou zijn dan hij. Meneer de Montmor, die heel wijs is, zei hem dat hij beleefder in de omgang zou kunnen en moeten zijn, dan met hem ruzie te maken en hem met verachting te behandelen in zijn eigen huis. Het hele gezelschap vond de lompheid en betweterij van meneer de Roberval zeer vreemd.

  Wat betreft het uurwerk dat hij in gedachten heeft, ik betwijfel sterk dat de uitvinding iets waard is, omdat hij heel arm is aan uitvindingen, en tot dusver hebben we niets van de voortbrengselen van zijn verstand gezien dat heel uitstekend is. Ik wil u niet vleien, maar ik betwijfel dat enige andere uitvinding het kan halen bij de uwe. Ik vraag God dat hij u lange jaren voor ons behoudt in kracht en gezondheid, opdat u aan het publiek uitvindingen geeft die niet alleen heel scherpzinnig zijn, maar nog meer heel nuttig. Ik vraag u ook te geloven dat ik ben

    Monsieur  
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur  
Boulliau.    


1)  Jacques le Tellier had in Rouen een winkel voor natuurkundige instrumenten.
2)  Zie brief No. 548, en n.2 daarbij.
3)  Lees: approuvoit [i.p.v. approuuoient].


[ 288 ]
No 554.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

13 december 1658.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord
: No. 562a.

A Paris le 13 Decembre 1658.  

    Monsieur

  Ik stuur u dit briefje om u te zeggen dat degene die het uurwerk vraagt, waarvoor ik u heb verzocht zorg te willen drageen om het te laten maken, het wenst met contragewicht en zonder slagwerk. Ik verzoek u ook mij de prijs te laten weten, wat niet zal beletten dat u eraan laat werken.
Verontschuldigt u mij als ik zo vrij met u omga, en als ik u deze moeite geef; maar ik ben zo zeker van uw goedheid en goede wil, dat ik hoop dat u mij zult verontschuldigen; ook weet ik dat ik moeite zou hebben me te richten tot iemand met meer intelligentie en die beter in staat zou zijn mij deze gunst te bewijzen dan u.

  Ik ben nog niet te weten kunnen komen of meneer Pascal iets heeft laten drukken, ik zal er zonder ophouden naar informeren. Ondertussen blijf ik

    Monsieur  
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.



[ 308 ]
No 561.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

3 januari 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord
: No. 565.

A Paris le 3. Janvier 1659.  

    Monsieur

  Ik had er moeite mee te vinden wat er aan nieuws is gedrukt over de cycloïde, en over de problemen voorgelegd door de onbekende. Gisteren tegen de avond nam meneer de Carcavi

[ 309 ]
de moeite mij enige exemplaren over dit onderwerp te brengen, zonder me de naam van de schrijver te zeggen, maar ik geloof dat het meneer Pascal is die de onbekende is en de schrijver van deze stukken 1), die ik u toestuur, met de randen afgesneden om port te besparen. U zult zien dat hij ons binnenkort verscheidene oplossingen belooft. Het is waar dat hij heel diep doordenkt en heel scherpzinnig is. Al deze drukwerken bevatten slechts de geschiedenis van de cycloïde.

  Ik verzoek u mij de prijs te melden van uw uurwerken, zowel met slagwerk als zonder slagwerk, met gewicht en met veer; en ik verzoek u me het bericht zo spoedig als u mogelijk is te geven. Ik verwacht ook uw glazen bij de eerste gelegenheid.
Ik wens u en uw hele huis een goed jaar en nog verscheidene andere in goede gezondheid en met alle voorspoed die u verlangt. Met deze wensen blijf ik

    Monsieur  
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.


1)  'Historia Trochoidis' (zie brief No. 568, n. 10) en waarschijnlijk 'Reflexions sur les prix', 'Annotata', die grotendeels dezelfde dingen bevatten, en tenslotte 'le Récit de l'Examen'. Zie brief No. 548, n.2, en No. 560, n.32.


[ VIII, 558 ]

No 562a.

Christiaan Huygens aan Ism. Boulliau.

9 januari 1659.

Brief in Haarlem, Hollandse Maatschappij der Wetenschappen. 1)
Antwoord op No. 553, 554. Boulliau's antwoord: No. 568.

A la Haye ce 9 Jan. 1659.  

    Monsieur

  Ik heb opdracht gegeven aan de klokkenmaker, zodra ik uw laatste brief had ontvangen, voor uw vriend een werk te maken zoals hij het wenst, dat u op dezelfde tijd en langs dezelfde weg zal worden toegestuurd als meneer Petit het zijne 2) zal ontvangen. En ik geloof dat het de correspondent van de genoemde klokkenmaker is die ze hier zal komen ophalen, met andere uurwerken die hij voor zijn rekening heeft laten maken. Meneer Petit kent hem en ik ben van plan u bij deze zelfde gelegenheid de glazen te sturen waarvan u weet. Meneer Bernard 3) van bij meneer de Thou 4) bracht mij gisteren nieuws van u, en hij zei me dat de ambassadeur nu iemand van zijn mensen naar Frankrijk terugstuurde, maar wegens het bericht dat u me hebt gegeven 5) zal ik het niet aan hem overlaten.

Meneer Heinsius heeft me laatst gezegd dat u hem had laten hopen dat u zelf hierheen komt 6), en ik zou wensen dat dit waar zou zijn, niet alleen om u deze glazen zelf te overhandigen, en u mondeling de dingen te leren waarop gelet moet worden om ze in het werk te stellen, maar ook om verscheidene dingen te bespreken aangaande de wetenschap waarin u uitblinkt en die te lang zijn voor behandeling per brief.
Toch moet ik uw advies vragen betreffende twee passages die ik tegenkwam bij Riccioli. Hij zegt in deel 1 van Almagestum, pag. 712, kol. 1 aan het eind, dat Saturnus van de 2e januari 1650 tot de 3e zuidelijker was geworden, aangezien hij teruggaand voortging langs zijn 'orbita'.


1)  De brief bevond zich niet in de Leidse collectie; hij werd aangekocht op een veiling in Berlijn.
2)  Brief No. 558 [bij n.3].     3)  Zie No. 448, n.6 [hierboven].
4)  Jacques Auguste de Thou, ambassadeur van Frankrijk in de Nederlanden, zie No. 366, n.3.
5)  Zie brief No. 553.
6)  De reis van Boulliau naar Holland vond pas plaats in nov. 1661. Zie No. 920 en 921.

[ VIII, 559 ]
Het is waar dat zijn breedte*), die zuidelijk was, zou zijn toegenomen als Saturnus in zijn 'orbita' had gelopen en teruggaand was. Maar hij moest weten dat de schijnbare weg van de planeten niet in één enkele cirkel blijft die hun 'orbita' zou zijn, zoals hier duidelijk is uit het feit dat Saturnus in deze tijd een afnemende zuidelijke breedte had, zoals de Ephemeriden laten zien°). Wat zullen we dus zeggen over deze waarneming van Grimaldi.
Er is een andere passage op pag. 723, 2e Scholium over de schaduw en vorm van Saturnus enz. Hij wil bewijzen met de waarneming van Grimaldi, gedaan in 1650 op 18 maart, dat de grote diameter van Saturnus toen niet evenwijdig was met de ecliptica. Nu weet u dat het zijn mening is, die hij tevoren met veel andere waarnemingen bevestigt, dat deze lijn van de hengsels van Saturnus altijd evenwijdig is met de equator; en zelfs had hij deze mening juist in het genoemde Scholium herhaald.
Ik vraag dus, aangezien Saturnus in die tijd dichtbij het begin van Cancer [Kreeft] was, hoe hij de genoemde grote diameter door de hengsels kon krijgen met een helling ten opzichte van de ecliptica en evenwijdig met de equator, terwijl het zeker is dat deze plek op de ecliptica beschouwd moet worden als evenwijdig met de equator, omdat hij naar de ene kant niet schuiner staat dan naar de andere kant. Wat zullen we opnieuw zeggen van deze waarneming van pater Grimaldi?
Wat de zaak zelf betreft, ik weet zeker dat de lijn of diameter van de hengsels altijd evenwijdig is met de equator; en ik ben verbaasd dat Riccioli niet heeft gemerkt dat hij zichzelf tegenspreekt.

  Wat u me hebt geschreven 7) over de buitensporigheid van meneer de Roberval bracht mij aan het lachen en eveneens degenen aan wie ik het heb verteld. Ik zou wel willen weten of men hem na deze mooie toespraak nog in de vergadering toelaat. Ik ben van ganser harte

    Monsieur  
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur  
Chr. Huygens de Zulichem.    

  Ik verzoek u zorg te dragen voor de ingesloten brief aan meneer Petit 8).


[ *)  De afwijking van het eclipticavlak, zie 'Astronomisch coördinatenstelsel'. ]
[ °)  B.v. Lorenz Eichstädt, 1639, Jan. 1650, 'Motus Planetarum', Saturnus: Saturnus, Lat: latitudo (breedte), M: merid. (zuidelijk), D: decresc. (afnemend).]
7)  In brief No. 553.
8)  Zie over deze brief, die niet gevonden is, de brieven No. 573 en 575.


[ 313 ]

No 565.

Christiaan Huygens aan [Ism. Boulliau].

16 januari 1659.

Brief in Parijs, Bibliothèque Nationale.  [BNF Ms. Fr. 13029, f. 204.]
Antwoord op No. 554 en 561. Boulliau's antwoord: No. 575.
Gepubliceerd door Ch. Henry in: 'Huygens et Roberval', 1880.

A la Haye ce 16 Jan. 1659.  

    Monsieur

  Ik ontving uw brief de dag na die van de post, zodat ik u niet eerder het bericht heb kunnen geven dat u vraagt aangaande de prijs van de uurwerken.
  Die met contragewicht die 30 uur lopen worden verkocht voor 48 gulden.
  Met contragewicht die 8 of 10 dagen lopen 60 gulden.
  Met contragewicht en slagwerk die 30 uur lopen 80 gulden, dezelfde die 8 dagen lopen voor 130 gulden.
  Met veer en 30 uur voor 80 gulden.
  Met veer en slagwerk die 30 uur lopen voor 120 gulden, met veer die 8 dagen lopen maar zonder slagwerk voor 130 gulden.

[ 314 ]
  Aldus de kopie van het briefje van onze klokkenmaker dat ik nog hiervoor aan meneer Chapelain heb gestuurd, die van plan was een werk te laten komen, maar sindsdien heeft hij me er niet meer over geschreven.

  Ik bedank u er zeer voor dat u me eindelijk de drukwerken hebt verschaft over het onderwerp van de Cycloïde 1), waarin ik een bewonderenswaardige vondst 2) van een zekere Engelsman Wren heb gevonden, en veel andere mooie dingen; ik heb het wenselijk gevonden daarover aan meneer de Carcavi te schrijven, voor wie ik u de bijgaande brief toevertrouw 3), waarin ook iets staat van mijn vondsten die u misschien vrij redelijk zult vinden.
Wat betreft de glazen, ik zal geen gelegenheid voorbij laten gaan om ze u toe te sturen, en ik zal zelfs niet wachten tot die welke ik heb genoemd in mijn voorgaande brief 4) als zich eerder een andere aanbiedt. Ik ben van ganser harte

Monsieur    
Vostre treshumble et tresaffectionné serviteur  
Chr. Huygens de Zulichem.    


1)  We hebben er melding van gemaakt in brief No. 548, n.2. en No. 560, n.32.
Ch. Henry heeft in zijn publicatie [p. 17] een noot toegevoegd over stukken bij BNF:
a)  'Lettera a Filaleti di Timauro Antiate Della Vera Storia della Cicloide ...' [C. R. Dati, 1663].
b)  'Propositio trigesima sexta excerpta ex quarto libro de Cycloide Antonii Laloverae nondum quidem edito viris tamen doctrina et fide insignibus ante aliquot menses communicato', 4 blz., figuur [9 jan. 1659].
c)  'Cum circa ea quae de Cycloide orta esse dubia ... centrum gravitatis assignari postulamus', 2 blz. [begin en eind van Pascal's 'Addition aux problèmes', juli 1658, zie No. 500; en No. 499 hierboven].
d)  'Propositio trigesima sexta excerpta ex quarto libro de Cycloide Antonii Laloverae ...', anders dan b): met een appendix en een antwoord aan Pascal [15 febr. 1659].
e)  'Récit de l'examen et du jugement des escrits envoyés pour les prix proposés publiquement sur le sujet de la Roulette ...' [25 nov. 1658], 4 blz.
f)  'Historia trochoidis ...' [10 okt. 1658], 8 blz. [Continuatio, 12 dec. 1658.]
g)  'Histoire de la Roulette ...' [10 okt. 1658], 8 blz.
h)  'Antonii Laloverae S. J. Propositiones geometricae sex' [VI Eidus decemb. (8 dec.) 1658], 4 blz., 3 fig.
j)  'Suite de l'Histoire de la Roulette ...' [12 dec. 1658, 20 jan. 1659], 8 blz.
k)  'De Cycloide Galilaei et Torricellii Propositiones viginti Autore Lalovera S. J. ...' [XII Kal. Aug. (21 juli) 1658], 8 blz, 7 fig.
l)  'Celeberrimi de Centro Oscillationis problematis Solutio. Viro Sapientissimo salutem dat Stephanus Gillet', 8 blz.

2)  De rectificatie van de Cycloïde. Zie 'Historia Trochoidis'. [P. 6 en aan het eind.]
[Juist op 16 jan. 1659 ontving Huygens een lange brief van Wallis (No. 560) waarin Wren's werk aan de cycloïde wordt genoemd, zonder vermelding van deze vondst (p. 307); Huygens zegt in zijn antwoord van 31 jan. (p. 330): "waarvan Wren de lengte gevonden heeft, en ik het zwaartepunt".]

3)  Zie No. 566 [Ned., samenvatting; Huygens vindt zich genoemd in de 'Historia', zie p. 5: "Eugenii Batavi", Fr. p. 5: "Mr Hugens Hollandois", die als eerste een stuk van het oppervlak heeft gevonden, zoals ook Wren bijna tegelijk].
4)  De brief van 8 januari ... [No. 562a, bij n.6.]


[ 318 ]
No 568.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

17 januari 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 562a 1).

A Paris le 17 Janvier 1659.  

    Monsieur

  Ik bedank u heel ootmoedig voor uw brief van de 9e van deze maand 1) en ik ben u zeer verplicht voor de zorg die u zo goed was te nemen om bij de vakman 2) die uw uurwerken maakt er één te laten maken voor die vriend van mij die het wenst. U zult het alstublieft goedvinden dat ik u nog verzoek dat uurwerk dat ik vraag apart te laten zetten en het af te sluiten en te verzegelen, opdat het


1)  De brief ... [staat in het Supplement van T. 8, zie hierboven].
Er was een brief bij voor P. Petit, zie No. 573, n.1 en No.575, n.4.

2)  Salomon Coster.

[ 319 ]
getrouw wordt geleverd en het niet veranderd wordt. Omdat degene 3) die naar Holland moet gaan om die uurwerken op te halen er één voor in de plaats zou kunnen stellen dat niet evenveel waard zou zijn als datgene dat u hebt besteld. Ik verzoek u ook mij de prijs te melden, omdat ik niet geloof dat het redelijk is dat degene die het me zal brengen, en die er hier in wil handelen, er op mij aan verdient, aangezien ik het daar laat maken. Ik verzoek u ook mij te zeggen aan wie ik hier het geld voor dit uurwerk zal geven.

  Het is waar dat ik aan meneer Heinsius heb geschreven dat ik naar Holland zou kunnen gaan met mevrouw de Thou 4), en als haar gezondheid haar toestaat erheen te gaan zal ik de reis maken, en dan zal ik de eer hebben u te bezoeken en met u te spreken. En als ik tussen nu en die tijd de Kijkerglazen ontvang die u mij wilt geven, zal ik u verslag uitbrengen van wat ik heb gezien en ontdekt.
Ik weet niet of u gelet hebt op de nadering van Venus naar een van de sterren van het sterrenbeeld Capricornus [Steenbok]. Ik zal voor u hier mijn waarneming zetten 5).
Als u deze samenstand hebt opgemerkt, of als iemand van de heren in Leiden deze heeft waargenomen, verzoek ik u mij er deelgenoot van te maken. Het is met een Verrekijker die precies de hele schijf van de maan omvangt, dat ik deze heb waargenomen.

  Ik heb de twee passages van pater Riccioli gezien en beschouwd, in deel 1 van zijn Almagest 6). De 1e op p. 712: om de waarneming 7) van Grimaldi 8) goed te begrijpen, moet gezegd worden dat de betekenis van deze woorden "is zuidelijker geworden dan de ster", moet zijn "verscheen zuidelijker", maar als de pater heeft bedoeld dat de breedte van Saturnus zuidelijker geworden zou zijn van 2 tot 3 januari 1650, vergist hij zich.
En de reden die hij hiervoor geeft, en dit is geloof ik zijn gedachte, die is niet goed, en tegengesteld aan de hele astronomie, zowel de oude als de moderne, volgens de hypothesen waarvan een planeet nooit terug loopt langs de 'orbita', dat wil zeggen de deferent van de Excentriciteit in de hypothese van Ptolemaeus, of langs de 'orbita's in de hypothesen van Copernicus en van Tycho. In werkelijkheid wordt hij alleen maar teruggaand door een epicykel in de oude hypothese. Maar in die van Tycho wordt ook de hele 'orbita' door de Zon vooruit gebracht. En welke hypothese men ook kan verzinnen, een planeet is langs zijn 'orbita' nooit teruggaand. Ik ben van mening dat er reden is te denken, zoals u heel goed hebt opgemerkt, dat deze goede pater zich heeft vergist op die plaats.

  Wat betreft de 2e plaats, op p. 723, Scholium 2: hij legt het niet voldoende uit, want terwijl de grote diameter van Saturnus [Saturnus] evenwijdig blijft met de equator, en Saturnus zich bevindt op het 1e punt van


3)  Hanet, die bij Coster in Den Haag had gewerkt. Zie brief No. 550, n.7.
4)  De echtgenote van de ambassadeur van Frankrijk in Den Haag.
5)  Zie Aanhangsel No. 569.     6)  Zie het werk van No. 280, n.7.
7)  Zie op die p. 712 een waarneming van Grimaldi, 3 jan. 1650 [in No. 562a hierboven].
8)  Francesco Maria Grimaldi ... [1618-1663] ...

[ 320 ]
Cancer [Kreeft], raakt de grote diameter van deze planeet de Ecliptica en bijgevolg is hij in het Ecliptica-vlak zelf. Als men hem doortrekt, is hij ook in het vlak van de Kreefts-keerkring, dat de Ecliptica raakt in het 1e punt van Cancer en bijgevolg als men het vlak van de Kreeftskeerkring doortrekt, die een van de cirkels is evenwijdig met de equator, zal deze grote diameter van Saturnus op de gemeenschappelijke snijlijn van deze twee vlakken liggen, en bijgevolg zal hij niet hellend zijn ten opzichte van het ene of het andere.
Maar mijns inziens heeft pater Riccioli bedoeld dat deze diameter hellend was ten opzichte van de Dierenriem, niet ten opzichte van het vlak, zoals hij het is buiten de punten van de keerkringen, maar ten opzichte van de cirkel, op een zodanige manier dat de diameter van Saturnus zich bij verlenging des te meer verwijdert van de Dierenriem aan de uiteinden, en dan zijn ze beide noordelijk in breedte als Saturnus op de Kreeftskeerkring is, en zuidelijk als Saturnus is in 0.0. Capricornus [Steenbok].

Zeker is dat de pater het duidelijker had moeten uitleggen. Hij had de snijding moeten weergeven van de twee doorgetrokken vlakken van de Dierenriem en van de keerkring en van het vlak dat gaat door het middelpunt van Saturnus en door zijn dwarsdiameter en ten opzichte van datzelfde doorgetrokken vlak van de keerkring. Dan had hij gevonden dat er geen enkele helling is van de grote diameter van Saturnus ten opzichte van het doorgetrokken vlak van de Dierenriem, maar dat terwijl de Dierenriem onder het vlak van de keerkring komt, en zich buiten en onder de gemeenschappelijke snijlijn van de vlakken bevindt, de uiteinden van die grote diameter van Saturnus zich zoals gezegd noordelijk bevinden in Cancer, 0.0. En met een dergelijke redenering zijn de uiteinden zuidelijk in Capricornus, om hun evenwijdigheid met de equator te behouden.
U hebt de vergissing van de eerwaarde pater gedeeltelijk besproken en het lijkt mij dat tenminste het bovenstaande erbij opgemerkt moet worden. U zult vervolgens meer opheldering kunnen geven bij deze moeilijkheden.

  Meneer de Roberval heeft zich, sedert de onenigheid die hij heeft gehad met meneer de Montmor 9), ervan onthouden naar hem toe te gaan en zich in zijn vergaderingen te vertonen.

  Ik heb u de Historia Trochoidis 10) gestuurd met de laatste gewone post, als ik me niet vergis; wanneer meneer Pascal zijn oplossingen aan het licht heeft gegeven zult u die zeker krijgen.
Ik verzoek u namens mij te groten de heren Golius en van Schooten, en ze te verzekeren van mijn dienst; ik ben ook van ganser harte

    Monsieur  
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.

9)  Zie brief No. 553.
10)  Zie het werk aangehaald in No. 560, n.32 [en p. 314 hierboven].


[ 321 ]
No 569.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

[december 1658.]

Stuk in Leiden, coll. Huygens.

  In het jaar 1658, 17 december, dag van Mars [dinsdag], 5 h. 30' 1) in de avond, stond Venus 33' van de ster van de 5e grootte 2) die de tweede is op de rug van Capricornus [Steenbok]. Venus was van zuidelijker breedte dan de vaste ster, en van azimuth 8' westelijker. De vaste ster was 31' hoger boven de horizon dan Venus. Toen was de vaste ster in Aquarius [Waterman] op 12°, 56'  3) zuidelijk 1° 16½'.

Een berekening volgens de Astronomia Philolaica heb ik nog niet uitgevoerd, maar op die tijd heeft Eichstadt volgens de Tabulae Rudolphinae Venus in Aquarius op 12° 25' met een zuidelijke breedte van 1° 28'*), wat heel goed met de hemel overeenkomt.


1)  We schrijven nu 30' [i.p.v. '30].
2)  De ster i Capricorni [tussen γ en θ].
3)  Voeg toe: met de breedte.
[ *)  Ephemeridum Novarum ... pars tertia (Amst. 1644), p. 230, bij 17-18 dec. 1658 (Stylo Novo):]

Venus
Dec.
St. N. 
Long.
 Aquarius
Lat.
Merid. 
17 12° 12' 1° 30'
18 13°  4' 1° 23'



[ 331 ]
No 575.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

31 januari 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 565. Huygens' antwoord: No. 591, 593.

A Paris le 31 Janvier 1659.  

    Monsieur

  Ik geef antwoord op uw brief van de 16e van de afgelopen maand 1) die mij pas werd geleverd op de 26e, omdat het pakket van meneer de Thou was kwijtgeraakt in het postkantoor van deze stad. Ik heb aan meneer Carcavi de brief 2) geleverd die u hem hebt geschreven, ik geloof dat hij die aan mij zal laten zien nadat hij hem heeft gelezen en bekeken.

  Ik bedank u heel ootmoedig voor die memorie van uw klokkenmaker aangaande de prijs van de klokken 3). De vriend die me er een heeft gevraagd, heeft die gezien en wenst vandaag een slaand uurwerk dat 30 uur loopt voor 80 gulden; daarom vraag ik u er een van die prijs te willen bestellen; en er een oogje op te willen houden en het te bekijken, en het te laten inpakken en verpakken zoals ik u al heb geschreven, opdat het goed is en goed bewaard wordt.


1)  Boulliau vergist zich, want deze brief is van 16 januari 1659.
2)  Brief No. 566 [Ned. samenvatting].     3)  Lees: montres [i.p.v. monstres].

[ 332 ]
  De vondst van de Engelsman meneer Wren is zeker mooi, en de beschouwing van alle gedeelten van de cycloïde en van de eigenschappen ervan zal verscheidene mooie dingen laten zien.

  Ik was op deze plaats van de brief toen die vriend me kwam bezoeken en zeggen, na nog eens te hebben nagedacht over het uurwerk en de vraag die ik u hiervoor heb gesteld, er een voor hem te laten maken zonder slagwerk en van 30 uur, hij denkt dat het nu al klaar zal zijn, en omdat hij zo ongeduldig is er een te hebben, neemt hij zijn eerste voornemen weer op van een niet slaand uurwerk. Ook moeten alstublieft alle minuten en seconden erin zijn zoals bij het uwe en bij de andere.
De brief 4) die u aan meneer Petit heb geschreven heb ik laten afleveren, meneer Miron 5), die me heeft opgedragen u zijn heel ootmoedige groeten te doen, heeft daarvoor gezorgd. Ik ben

    Monsieur  
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.

4)  Zie brief No. 568, n.1.
5)  Als Boulliau niet Mylon heeft willen aanduiden, gaat het hier misschien om Robert Miron, oudste zoon van een vader met dezelfde naam, die overleed op 4 juli 1662. Hij was meester van de rekeningen.


[ 357 ]

No 591.

Christiaan Huygens aan [Ism. Boulliau].

23 februari 1659.

Brief in Parijs, Bibliothèque Nationale.  [BNF Ms. Fr. 13029, f. 199.]

A la Haye le 23 Febr. 1659.  

    Monsieur

  Ik ben wel blij eindelijk deze gelegenheid te hebben gevonden u uw glazen veilig toe te sturen. Het is meneer de abt Brunetti*) aan wie ik heb gevraagd zich ermee te willen belasten, en die juist op dit moment naar Rotterdam gaat om zich in te schepen, zodat ik niet de tijd heb u hier de nodige instructies te geven aangaande het maken van de buizen. Maar over 4 dagen zal ik u uitgebreid erover schrijven 1) via de post, welke brief u nog veel eerder zult ontvangen dan deze.
Dit is nu het grote glas dat u de maan van Saturnus heeft laten zien toen u hier was°), en ik heb geen ander gehad sinds twee maanden geleden, toen ik u liet weten dat het werk goed gelukt was. De 2 andere moeten geplaatst worden op 3 vingerbreeden van het oog en tegen elkaar. Ik vraag u, meneer, dit breekbare cadeau te aanvaarden, en het met zorg te bewaren, opdat het u lange tijd doet denken aan degene die altijd zal zijn

Monsieur    
Vostre treshumble et tres obeissant serviteur  
Chr. Huygens de Z.    


{ *)  Zie over Cosimo Brunetti p. 179 (in No. 487, Huygens aan de Sluse) en T. 22, p. 532, n.29 met bijvoegsel.]
1)  Zie brief No. 593.
[ °)  Zie Systema Saturnium (1659), p. 21, bij 1657: "18 mei heeft Boulliau met mij de satelliet waargenomen iets ten westen van Saturnus, en op middelmatige afstand".]


[ 361 ]

No 593.

Christiaan Huygens aan Ism. Boulliau.

5 maart 1659.

Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.  [Orig. BNF Ms. Fr. 13029, f. 200.]
Antwoord op No. 575. Boulliau's antwoord: No. 600.
[Gepubliceerd in: Ch. Henry, Huygens et Roberval (1880), p. 18.]

Samenvatting:  beslaen. plaets van binden. alleen opsetten. hoofd [kerf?] van 't catrol.
point de jour. si avez couleur. il faut qu'il n'y ait point de nuée.

[A la Haye]*) le 5 Mars 1659.  

    Monsieur

  Ik stuurde u 10 of 12 dagen geleden 1) uw glazen, gebruik makend van de gelegenheid die zich aanbood door het vertrek van meneer de abt Brunetti, [een edelman] uit Florence, die nu al is aangekomen in Parijs, naar ik geloof, want hij heeft een gunstige wind gehad. Hij beloofde mij dat hij meteen meneer Pascal ging opzoeken om te informeren waar hij u zou vinden, zodat ik er niet [meer] aan twijfel dat u ze al hebt ontvangen. Ik ben er althans wel zeker van dat een man van de Kerk en daarbij een goede Jansenist me niet zal [willen] teleurstellen.
Ik had in het briefje dat ik bij de glazen deed beloofd, dat ik u 4 dagen daarna zou schrijven aangaande de manier van gebruik, maar ik was op die dag van de post buiten de stad. Hier is [nu] dus wat ik u te zeggen had.

  Als u goede vaklieden hebt in blik, raad ik u aan de buis te maken van deze stof, want die is sterk genoeg om zichzelf te ondersteunen; als u hem in plaats daarvan van dun hout maakt, zal nog een andere goot nodig zijn om hem te steunen en recht te houden. cirkel De mijne is gemaakt van slechts drie grote stukken die anderhalve voet in elkaar schuiven, en een kort stuk van 2 voet aan de kant van het oog, om de kijker gemakkelijk te kunnen verlengen als het maar weinig nodig is.
Hij is van binnen bekleed met papier dat een beetje dikker is dan dat waarvan men speelkaarten maakt, dat getint is met inkt, en dat hierdoor de kijker voldoende donker maakt, zo goed dat het niet nodig is er afscheidingen of cirkels in te doen, die zijn dan ook niet nodig [zouden alleen maar het zicht belemmeren]. Dit papier wordt in elk stuk blik gedaan naar gelang de vakman ze aan elkaar vastmaakt,


1)  Zie brief No. 591.
[ *)  Tussen vierkante haken wat in het origineel staat en niet in het concept.]

[ 362 ]
en opdat het niet verknoeid wordt bij het uittrekken en weer dichtdoen van de kijker soldeert men cirkels van blik, één bij de ingang van elk van de grote stukken, en een andere op anderhalve voet erbinnen, zodat wanneer het ene in het andere gaat het papier niet wordt aangeraakt.

  De opening die aan het grote glas wordt gelaten is van de grootte van deze cirkel hiernaast 2). U hebt gezien dat ik dit glas insluit in een apart stuk, om het uit de grote buis te kunnen nemen zonder gevaar het te breken. Om daarin te kunnen voorzien is het ook noodzakelijk dat het glas niet aan het uiteinde van de buis is, maar 3 of 4 vingerbreedten erin.

oculair De twee kleine glazen F en E moeten van het oog gezet worden [tegen elkaar] op de afstand FG, met de platte kant van allebei naar het oog gekeerd. Elk van beide is in een kleine buis van anderhalve duim, waarvan de ene in de andere gaat, en samen gaan ze in een andere, ABCD, die bij de opening BC juist de maat heeft van het oog dat men er [helemaal tegen] aan zet. Tenslotte wordt dit stuk gedaan in dat stuk waarvan ik heb gezegd dat het van twee voet is, wanneer men wil waarnemen.

  Voor het optillen en makkelijk naar objecten richten van de kijker, heb ik ten eerste een toestel zoals ik hier voor u weergeef [op de volgende bladzijde], dat tegen weinig kosten te maken is, want het zijn maar drie dunne staken, aan elkaar vast­gemaakt. Deze piramide*) is zo licht, dat ik hem zelf in mijn eentje omlaag kan halen om bovenin de katrol [S] eraan te bevestigen met het touw [dat erdoor gaat], en hem dan weer op te richten.

  Als dit gedaan is maak ik de kijker vast op 1/3 van zijn lengte, genomen vanaf het grote glas [en niet bij het midden], opdat hij des te beter recht blijft, en [daarna] trek ik hem omhoog zoveel als nodig is. Ik laat het andere uiteinde steunen op de voet X 3), wat heel makkelijk is, want de stok YZ kan hoger en lager gezet worden, die glijdt langs de andere, X, en zet zich op elke plaats stevig vast zodra de hand die loslaat. En over de hele lengte van YZ beweegt men het uiteinde van de kijker zijwaarts.


2)  Zie de figuur op de vorige pagina [in het origineel ca. 1/3 van de breedte van het blad].
[ *)  Een tekening van 1658 van zo'n driepoot staat in T. 22, p. 181: ook 17 voet, "om de verkijcker bij op te halen"; met in het vervolg meer over Huygens' belangstelling voor piramiden.]
3)  In de figuur op de volgende pagina staan niet de letters X, Y, Z; de betekenis is wel duidelijk.

[ 363 ]

[ Fig. BNF.  "17 pieds des nostres ou de Leyden",  "2½ pi.",  "7½ p.",  "Y 1 pi. 8 p. Z",  "X",  "6 pieds".]
statieven voor kijker BORDER=0
Zodat ik niet geloof dat er een eenvoudiger of geschikter instrument is dan dit, om met de kijker de beweging van de hemellichamen te volgen.
Bij waarnemen gebeurt het vaak en bijna altijd, althans in dit land, dat zich op het grote glas dauw hecht van gecondenseerde lucht, ofschoon het zeer helder weer is; wat maakt dat de objecten [langzamerhand meer] donker verschijnen. Bijgevolg moet men daar op letten en de kijker omlaag halen om het glas of te vegen, zodra men begint te twijfelen. Bij de kleine glazen gebeurt dit maar zelden.
Maar als al uw glazen goed schoon zijn en u toch de planeten niet duidelijk genoeg ziet, of als ze gekleurd verschijnen, wees er dan zeker van dat óf de kijker niet over de hele lengte [goed recht en] goed open is, óf niet goed uitgetrokken is tot zijn juiste lengte, óf dat er tenslotte een ander euvel is. Want ik kan u verzekeren dat de glazen zonder gebrek zijn en echt even goed als die welke ik voor mezelf heb gehouden.

  Ik behoef u niet te zeggen dat deze grote kijkers overdag en voor objecten op aarde onbruikbaar zijn. De oorzaak ervan schrijf ik toe aan uitwasemingen [die overdag dichter zijn dan 's nachts], hoewel ik niet goed weet waarom ze grote kijkers zoveel meer benadelen dan kleine. U zult ondertussen hetzelfde bemerken wanneer er [bij het waarnemen van de planeten] maar de geringste mist of lichte nevel aan de hemel is, te weten

[ 364 ]
dat het deze kijker veel meer verduistert dan die van [maar] 6 of 8 voet.
[Maar wanneer het helder is, en de planeet die u bekijkt ver genoeg van de horizon is, moet deze heel duidelijk verschijnen en zonder stralen, behalve bij Venus en Mercurius. Om deze te verwijderen, zoals die van de vaste sterren, moet u het glas dat bij het oog is heel even in de kaarsvlam houden alvorens het op zijn plaats te zetten. Ik ben van ganser harte]

Monsieur    
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur  
Chr. Huygens de Zulichem.    

  Ik had de glazen in een doos gedaan die ik verzegeld had.
  Mijn systeem van Saturnus zal weldra gedrukt zijn.



[ 365 ]
No 595.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

7 maart 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.

A Paris le 7 Mars 1659.  

    Monsieur

  Ik voeg deze brief toe aan die welke meneer Carcavi u schrijft 1), waarin u zult zien dat hij mij zes exemplaren in handen heeft gegeven van het boek van meneer


1)  Brief No. 594.

[ 366 ]
Pascal 2) om die aan u te geven, opdat u ze verdeelt zoals hij het in zijn brief aangeeft. Ik zal ze u sturen via een handelaar 3) die weldra ermee terug zal keren naar Den Haag en vandaar naar Amsterdam. Ik zal ze adresseren aan meneer de Ambassadeur 4) opdat hij ze u veilig doet toekomen.
Meneer Carcavi heeft mij die brief 5) meegedeeld die u hem hebt geschreven, waarin de Theorema's staan aangaande de oppervlakken van Conoïden, die mooi zijn en het bewijs ervan moet heel scherpzinnig zijn. U zult deze mooie vondsten wel moeten publiceren, en ze niet misgunnen aan de Wiskundigen van deze eeuw.

  Ik verzoek u te geloven dat het niet aan mij heeft gelegen dat uw brief van de maand oktober 6) die u mij hebt willen schrijven, niet is gezien door de heren Pascal en Carcavi. Wij hadden in dit huis de grootste ziekteramp die u zich kunt voorstellen. Meneer Carcavi was buiten de stad en meneer Pascal heeft zich teruggetrokken ik weet niet waar, op een Jansenisten-plaats voor denkers 7) die ik nog niet ken, zodat ik de brief niet kon laten zien.
Ik verzoek u te geloven dat ik u te zeer vereer en dat ik te veel achting voor u heb, om iets tot uw nadeel te willen doen. Het zou mijn eer te na zijn, ik erken immers dat ik uw dienaar en bewonderaar ben. Ik wacht op nieuws van u, over kijkers, en over uurwerken, en ik blijf

    Monsieur  
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.

2Lettres de A. Dettonville [1659]. Zie brief No. 560, n.32.
3)  Flournoi. Zie brief No. 601.
4)  J.A. de Thou, ambassadeur in Den Haag.
5)  Zie No. 566 [16 jan.; en No. 582 aan Fr. van Schooten, 7 febr. 1659].
6)  Deze brief is niet gevonden. Zie No. 583, n.1.
7)  [Add. p. 636:]  Port-Royal des Champs.  [Orig.: phrontistere; zie ook phrontistery.]


[ 372 ]

No 598.

Christiaan Huygens aan Ism. Boulliau.

13 maart 1659.

Brief in Parijs, Bibliothèque Nationale.  [BNF Ms. Fr. 13029, f. 203.]
Boulliau's antwoord: No. 601.

A la Haye le 13 Mars 1659.  

    Monsieur

  Ik hoop dat u de glazen voor uw kijker hebt ontvangen, en de brief die ik u daarna heb geschreven, namelijk met de gewone post 1), waarin ik alles heb gezet waarvan ik dacht dat het voor u zou kunnen dienen om ze nuttig te maken, met hetzelfde effect als u ze hier in Den Haag hebt gezien.
Deze brief dient slechts om u ervan op de hoogte te stellen dat uw uurwerk of dat van uw vriend onderweg is. U zult het herkennen aan het feit dat het de seconden aanwijst, want er is geen ander onder die welke er tegelijk mee komen dat zo gemaakt is. Ik heb het werk eraan meer dan eens aanbevolen aan onze vakman, zodat ik hoop dat uw vriend de voldoening krijgt die hij wenst.
Meneer de Thou heeft een briefje gegeven aan de klokkenmaker 2) die ze naar Frankrijk brengt, alsof ze zouden toebehoren aan meneer de graaf van Brienne 3) om ze vrij de douane te laten passeren, zonder bezichtiging. U betaalt de 50 fr. aan deze zelfde klokkenmaker, zoals ook meneer Petit, maar hij 10 fr. meer omdat zijn uurwerk van een nieuwe uitvoering is. Ik verzoek u zo spoedig mogelijk de bijgaande brief 4) aan hem te sturen, opdat hij die ontvangt voordat zijn uurwerk aankomt. Ik blijf van ganser harte

Monsieur    
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur  
Chr. Huygens de Zulichem.    


1)  Brief No. 593.     2)  Hanet.
3)  Misschien Henri Auguste de Loménie ... [1595-1666] ... die veel manuscripten verzamelde ... of diens zoon Henri-Louis de Loménie ... [1635-1698] ...
4)  Deze brief is niet gevonden.


[ 375 ]
No 600.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

14 maart 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 593. Huygens' antwoord: No. 603.

A Paris le 14 Mars 1659.  

    Monsieur

  Ik ben u zo nauw verplicht voor de gunst die u me hebt bewezen, door de glazen voor een ver ziende Kijker die u mij cadeau doet in handen te geven van meneer de abt Brunetti, dat ik de gevoelens van dankbaarheid die ik daarvoor heb niet kan betuigen zoals ik zou willen. Als de woorden me ontbreken om ze u te verklaren, zult u nog gemakkelijker, naar ik hoop, mijn onvermogen verontschuldigen om met enige verrichting of dienst u een werkelijk getuigenis te kunnen geven, naar verhouding van de kostbare en uitgelezen schemking die u mij doet.
De herinnering eraan en de erkentelijkheid ervoor die ik mijn hele leven zal behouden, en de voorliefde die ik altijd zal hebben om u te dienen, zullen de onmiskenbare tekenen zijn dat u zich niet hebt vergist door mij te begunstigen met een zo goede daad, en ik zal ook de blaam vermijden die ondankbaren terecht oplopen.

  Wanneer meneer de abt Brunetti in Parijs zal zijn aangekomen 1), en hij me


1)  Dat was op 30 maart. Zie brief No. 605.

[ 376 ]
de glazen gegeven zal hebben, zal ik niet nalaten u er dadelijk over te berichten, en de voorschriften in praktijk te brengen die u me geeft voor de bouw van de buis, en voor het gebruik van de Kijker. De beschrijving van alle onderdelen is zo nauwkeurig, dat ik heel goed begrijp hoe er gehandeld moet worden.

  De zes exemplaren 2) die ik heb om aan u te sturen, volgens het bericht 3) dat ik u ervan heb gegeven, kunnen niet zo spoedig via de handelaar 4) gaan over wie ik u sprak, omdat hij naar Genève gaat voor huishoudelijke zaken, en niet zo spoedig terug zal zijn; zodat ik een andere snellere weg zal zoeken.

  Woensdag 5) toen ik niet thuis was kwam iemand om me ervan te verwittigen dat er klokken volgens uw uitvinding uit Holland zijn gekomen, maar de portier kwam niet op het idee hem te vragen waar hij woonde, zodat ik niet weet waar hij te vinden is, en ook niet of hij me nog eens zal komen opzoeken. Wat me zeer bezorgd maakt. Ik zal doen wat mij mogelijk zal zijn om het te achterhalen.

  Ik heb nog geen tijd gehad het boek van meneer Pascal 2) goed te bestuderen, daar ik bezoeken had af te leggen voor noodzakelijke en belangrijke dingen bij enige personen aan het Hof.

  Er is onverwachts een grote verdeeldheid 6) gekomen in de Académie Française, toen zich twee partijen hadden gevormd voor toelating of uitsluiting 7) van meneer Boileau 8). Ik vind het spijtig dat dit de oorzaak is geweest van de breuk tussen de heren Chapelain en Menage. De eerste is voor de heer Boileau, de laatste zet mensen tegen hem op, omdat hij slecht door hem is behandeld in gedrukte geschriften 9). Meneer Pelisson 10) is leider van degenen die tegen Boileau zijn, aangespoord door Mad.lle de Scudéry 11),


2)  Van Lettres de A. Dettonville. Zie No. 560, n.32.     3)  Zie No. 595.
4)  Flournoi. Zie No. 601.     5)  12 maart.
6)  De strijd over de vacante plaats (van G. Colletet) werd beslist ten gunste van Gilles Boileau.
7)  Lees: exclusion [i.p.v. inclusion].     8)  Gilles Boileau ... [1631-1669] ...
9)  Zie brief No. 605, n.12.     10)  Paul Pellisson ... [1624-1693] ...
11)  Madeleine de Scudery ... [1607-1701] ...

[ 377 ]
omdat Boileau een Satire heeft gemaakt tegen Sappho en Herminius, die Mad.lle de Scudéry en meneer Pelisson zijn in Clélie. Ik vind erop aan te merken dat deze Damoizelle haar vriend Herminius heeft genoemd, in plaats van Phaon.
De groten van het Hof kiezen partij in deze ruzie, en ze bemoeien zich ermee. Meneer de Kanselier 12) heeft, al is hij leider van de Académie, verklaard dat hij de volgende maandag 13) niet aanwezig wil zijn, dat men deze zaak onder het tapijt moet schuiven; de abt van Boisrobert 14) had hem terstond gevraagd er wel te zijn, meneer Ménage heeft aangedrongen op het tegengestelde en verklaard aan allen die voor Boileau zouden zijn, dat ze zijn vriendschap zouden verliezen.
Degenen met mijn bevattingsvermogen, die op de grond kruipen, zien vanaf de voet van de Parnassus de bliksems en de stormen die deze grote geesten er voortbrengen. De lichtflitsen die ervan komen verblinden hen. Omdat deze tweedracht plaats zal maken voor een wrede oorlog, die zal maken dat de ene partij de andere achtervolgt, zullen we de dichters en proza-schrijvers de lucht in zien vliegen terwijl ze Satires, verweerschriften en andere vuurkorven naar de aarde lanceren die de ongelukkigen op wie ze terecht komen zwart zullen maken. Wat een geraas en kabaal zal men van alle kanten horen, moge God elke stok en vuurwapen uit zijn baan halen, omdat ik voorzie dat ze handgemeen zullen raken, zelfs dat ze tot vuistslagen zullen komen als ze geen andere wapens hebben.

Ondertussen zal ik wel blij zijn als we uw Systeem van Saturnus kunnen zien, waar de Vogels van de Academie niet heen zouden kunnen vliegen of er komen. Bij de oprichting*) hebben ze van hun stichter en Psapho 15), kardinaal Richelieu 16), niets anders meegekregen dan overal rond te zingen dat hij God was. Ik ben werkelijk en van ganser harte

    Monsieur  
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    


12)  Pierre Séguier. Zie No. 492.     13)  17 maart.
14)  François le Métel de Boisrobert .. [1592-1662] ...
[ *)  Paul Pellisson, Relation contenant l'histoire de l'Académie françoise, Paris 1653; The history of the French Academy, London 1657, txt.]
15)  Psapho, inwoner van Libië had [volgens een verhaal uit de 2e eeuw] aan papegaaien de woorden 'Psapho is een grote God' geleerd en ze losgelaten in het bos, waar alle soortgenoten ze overnamen. Het werd een wonder en hij werd vereerd als een God.
16)  Armand Jean du Plessis, graaf van Richelieu ... [1585-1642] ...

[ 378 ]
  Toen mijn brief geschreven was heeft meneer Mylon mij de eer aangedaan me te bezoeken en me te zeggen dat hij het is die mij is komen verwittigen, dat u meneer abt Brunetti had belast met het uurwerk, wat me van bezorgdheid bevrijdt.

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.



No 601.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

21 maart 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 598. Huygens' antwoord: No. 603.

A Paris le 21 Mars 1659.  

    Monsieur

  Ik heb de brief ontvangen die u mij de eer aandeed te schrijven op de 13e van deze maand, waarin u me bericht geeft dat u het uurwerk hebt gegeven aan iemand die het aan mij moet geven, en dat het geadresseerd is aan meneer de Brienne, opdat er geen bezichtiging bij de douane is. Ik bracht gisteren uw brief 1) naar meneer Petit, die me vanmorgen is komen bezoeken, en die me heeft gesproken over wat u hem schrijft over zijn uurwerk, en ook over enkele dingen betreffende glazen van Kijkers. Ik ben er heel ongerust over dat meneer abt Brunetti niet verschijnt, ik weet niet wat hem overkomen kan zijn.

  Ik ben u zeer nauw verplicht voor de moeite en de zorg die u voor mij hebt genomen, ik zou in staat willen zijn u dankbaarheid te betuigen met enige dienst; maar bij het weinige dat ik kan doen, zal ik niet nalaten heel mijn leven de dankbaarheid ervoor te behouden die ik u verschuldigd ben.

  Ik vind het vervelend dat de heer Flournoi 2) niet zo snel naar Holland terugkeert dat u zo spoedig mogelijk de boeken 3) kunt ontvangen die meneer Pascal u stuurt.


1)  Deze brief is niet gevonden.
2)  Flournoi is de handelaar die eerst naar Zwitserland zou gaan. Zie No. 600 [n.4].
3)  Zie brief No. 595 [n.2].

[ 379 ]
Ik zal oplettend blijven om een snellere gelegenheid te vinden.
Ik verzoek u dat we weldra uw systeem van Saturnus kunnen zien. Ik heb een gelegenheid voorbij laten gaan hem te zien dichtbij een ster van het sterrenbeeld Maagd, ongeveer de 13e van deze maand. Jupiter zal niet de nevel in de Kreeft kunnen bereiken, daar zijn teruggang gaat eindigen, het zou een vrij mooi schouwspel zijn geweest hem heel dichtbij die opeenhoping van sterren*) te zien.

  De heren van de Academie hebben de beslissing over de zaak van meneer Boileau opgeschort tot over 15 dagen om te trachten de geesten te herenigen. Deze zaak heeft zoveel ophef gemaakt dat meneer de Kardinaal, meneer de Kanselier en verscheidene andere personen van het Hof zich ermee hebben bemoeid. Mademoiselle de Scudery profiteert ervan met een pension van 500 écus dat zijne Eminentie haar heeft gegeven. Ik ben

    Monsieur  
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.


[ *)  De open sterrenhoop Praesepe.]


[ 381 ]

No 603.

Christiaan Huygens aan Ism. Boulliau.

[27 maart 1659.]

Samenvatting in Leiden, coll. Huygens.*)
Antwoord op
No. 600, 601. Boulliau's antwoord: No. 605.

Aan Boulliau.

  Pas ontvangen 1).
  Verwonderd dat hij de glazen niet heeft ontvangen 2). Of hij iets kan vernemen over Pascal.
  Het uurwerk naar de graaf van Brienne 3). Hanet.
  Burgeroorlog. Boileau 4) aan Brienne. Pellisson.


[ *)  Op een blad met 'Oratio pro Agricultura' 3 July 1640. annor. XI. Zie noot bij T. 22, p. 401.]
1)  Brief No. 601.
2)  De lenzen kwamen pas aan op 31 maart, via Brunetti. Zie No. 605.
3)  Zie brief No. 598, n.3.     4)  Zie No. 600 en 605.


[ 382 ]
No 605.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

4 april 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 603. Huygens' antwoord: No. 615.

A Paris le 4e Avril 1659.  

    Monsieur

  Om te antwoorden op uw brief van de 27e van de afgelopen maand, zal ik u zeggen dat meneer de abt Brunetti zondagavond 1) eindelijk in Parijs is aangekomen, en dat hij de dag daarop de moeite nam mij te komen bezoeken en me de doos te geven met de mooie en uitstekende Kijkerglazen, die u me hebt gestuurd; het geheel was goed verzegeld, en in goede staat. Ik ben u zeer verplicht, meneer, voor dit rijke en kostbare geschenk, dat u mij met een heel buitengewone grootmoedigheid hebt gegeven. Ik verzoek u ook te geloven dat ik de herinnering eraan en dankbaarheid ervoor altijd zal behouden, zonder een gelegenheid voorbij te laten gaan waarbij ik u ervan getuigenis geef, voorzover mijn krachten me die zullen kunnen leveren.
U hebt de moeite genomen uw naam en de mijne rondom op het grote glas te graveren, dat is een bijzondere eer die u mij hebt aangedaan, en ik hoop dat dit in de toekomst een bewijsstuk zal zijn dat voor mij zeer voordelig zal zijn, wanneer men zal weten dat iemand van uw verdienste me heeft laten deelnemen aan zijn vriendschap, en dat hij me er met zo illustere kentekenen blijk van heeft gegeven.

  Ik heb van de heer Anet 2) het uurwerk opgehaald waarvoor u de moeie hebt genomen het door uw vakman voor mij te laten maken. Uit de proefneming die ik sinds enkele dagen ermee doe, zie ik dat het heel gelijkmatig loopt; ik heb hem 20 rijksdaalders betaald en nog iets voor de moeite en de zorg die eraan heeft besteed om het in zeer goede staat aan mij te leveren. Dat is nog een verplichting die ik aan u heb, die ik niet als iets gerings reken, temeer daar uw goedheid en hoffelijkheid op een zo hoog punt is, dat die niet overschat kan worden.


1)  Die zondag was op 30 maart.     2)  Hanet, zie brief No. 550, n.7.

[ 383 ]
  Ik doe elke dag navraag of ik niet een vriendenweg kan vinden om u de 6 exemplaren van de boeken van meneer Pascal te sturen, omdat het er niet op lijkt dat ze u per post gestuurd moeten worden.

  Afgelopen maandag 3) was het resultaat van de vergadering van de heren Academici, dat het besluit waarmee meneer Boileau niet wordt toegelaten, van kracht en in werking zou blijven. Zo hebben de heren Pellisson en Menage de overhand. De zaak werd gloedvol behandeld, en meneer de Montmor, meester van de verzoekschriften bleek zo gekant te zijn tegen meneer Pellisson, dat deze hem zei dat hij eerherstel zou moeten geven in het Châtelet 4) van Parijs.
Om uw nieuwsgierigheid te bevredigen zal ik u zeggen dat meneer Pellisson zoon is van een Raadsman 5) van het Gemengd Gerechtshof 6) van Castres en protestant van religie. Hij is zeer gericht op wat in de mode is, hij heeft een zeer mooie en heel keurige stijl. Hij is bij meneer de Procureur-generaal 7), die hem brieven laat opstellen aan verscheidene personen die met hem te maken hebben. Hij is zeer onbevallig van gezicht 8), en een grote vriend van mademoiselle de Scudéry, die ook op hem lijkt in schoonheid van geest en van gezicht, beide zijn heel erg lelijk.
Wat betreft meneer Boileau, hij is zoon van iemand 9) die een eerbaar man was, griffier van de Grote Kamer van dit Parlement, en hij heeft een broer 10) die deze plaats nu bezet. Hij is advocaat van beroep, en hij is ook rijk van geest, maar spotziek en satirisch. Hij is vriend van meneer Chapelain, en vroeger was hij het van meneer Menage, bij wie hij kwam; maar daar hij een van diegenen is die liever een vriend verliezen dan een geestig gezegde, liet hij tegen de heren Menage en Costar 11) een zeer venijnig


3)  31 maart.
4)  In het Châtelet bevonden zich de gevangenis en het hof van justitie.
5)  Jean Jacques Pellisson, protestant, was getrouwd met Jeanne de Fontanier.
6)  De 'Chambre mi-partie' (genoemd naar het edict van Castres) was een gerechtshof dat de (streng protestestantse) bevolking van Castres verkreeg in 1595 ...
7)  Nicolas Foucquet ... [1615-1680] ...
8)  Als gevolg van een zware aanval van pokken.
9)  Gilles Boileau ...[ 1584-1657] ...
10)  Nicolas Boileau-Despréaux ... [1636-1711] ...
11)  Pierre Costar ... [1603-1660] ...

[ 384 ]
geschrift 12) drukken, waarmee hij beweerde aan te tonen dat deze twee heren, die op de eerste stoelen van de Parnassus zitten, plagiaat plegen, en dat ze goedkoop boeken maken, zich heel nuttig bedienend van het werk van een ander.
Ik ben wel stoutmoedig, te ondernemen over de grote geesten te spreken, en ik moet wel vrezen dat ze de Cither uit de handen van Apollo nemen om die op mijn hoofd in stukken te slaan; ik vraag u dan ook mij niet te verraden.
Ik groet met uw goedvinden meneer Heinsius, en als meneer Vossius geen wrok meer tegen mij heeft, en mijn groeten wel wil ontvangen, zult u me toestaan ze hem hier aan te bieden.

  Ik heb uw brief 13) aan meneer Chapelain laten bezorgen dadelijk nadat ik hem had ontvangen. Ik vergat u te zeggen dat maandag meneer de Montmor en de vrienden van meneer Boileau, ten getale van 9, woedend de vergadering verlieten, en ze verzekeren dat ze er niet meer zullen terugkeren. Ik ben van ganser harte en werkelijk

    Monsieur  
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.


12)  G. Boileau, Advis a Monsieur Menage sur son Eglogue intitulée Christine, avec un remerciment à Monsieur Costar. Paris 1656.
[ Gedichtjes over plagiaat: p. 10, 12.  G. Ménage, Christine Eglogue, 1654.]

13)  Brief No. 602, die dus moet zijn gestuurd samen met No. 603, waarvan we alleen de samenvatting hebben.


[ 402 ]

No 615.

Christiaan Huygens aan Ism. Boulliau.

8 mei 1659.

Brief in Parijs, Bibliothèque Nationale.  [BNF Ms. Fr. 13029, f. 191.]
Antwoord op No. 605.

8 maj. 1659.  

    Monsieur

  Ik heb zojuist van meneer Carcavi met de post een exemplaar ontvangen van het boek van meneer Dettonville. Ik vraag u toch mij ook zo spoedig mogelijk de andere exemplaren 1) te sturen om ze uit te delen.

  Ik verwacht nieuws van u en hoe het gaat met de lange kijker. Bewijst u mij de gunst deze ingesloten brief 2) aan meneer Chapelain te sturen en neemt u mij deze kortheid niet kwalijk, de tijd dwingt me ertoe. Ik ben

Monsieur    
Vostre treshumble et tresobeissant serviteur  
Chr. Huygens de Z.    


1)  De 6 exemplaren die Boulliau hem tenslotte eind mei heeft gestuurd, door Huygens op 5 juni ontvangen. (Zie No. 620 en 622).
2)  Deze brief is niet gevonden.


[ 403 ]
No 616.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

9 mei 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord
: No. 618.

A Paris le 9. May 1659.  

    Monsieur

  Dit is om u te berichten dat de hemel voor mij niet zo gunstig was bij de laatste eclips 1), de Maan die door dichte wolken bedekt was, heb ik alleen kort voor het einde kunnen zien, dat ik nauwkeurig waarnam:
Met het onderste van de Rand van de Maan op een hoogte van 14.° 38' dat is. met de correctie van parallax en breking toegepast en de halve diameter toegevoegd, op een hoogte van 15° 44', waaruit volgt het tijdstip 9 h 31'. Het einde van de bijschaduw was met het middelpunt van de Maan op een hoogte, na toepassing van de correctie, van 16°, waaruit volgt het tijdstip 9 h 35'. De Tabulae Philolaicae*) geven het einde te Parijs op het tijdstip 9 h 36'. Wat niet te ver van de waarheid is.
U zult me de gunst bewijzen mij te laten krijgen wat waargenomen is door u en door uw heren van Leiden. Als zij een heldere en serene hemel hebben gehad zullen ze de twee hemellichten tegelijkertijd aan de horizon hebben gezien, hoewel de aarde ertussen was geplaatst.

  Ik heb eerder 2) aan meneer prins Leopoldo van Florence een exemplaar gestuurd van de gedrukte beschrijving van uw Uurwerk 3). Zijne Hoogheid heeft me de eer aangedaan te antwoorden op mijn brief, en daarin is iets dat u aangaat; ik dacht u van dienst te moeten zijn door het u te laten weten 4), opdat u ervan op de hoogte bent en van het bericht dat ik u geef gebruik maakt zoals u passend zult vinden.

  Ik heb daarop aan zijne doorluchtige hoogheid geantwoord dat ik wist dat u het als eervol zou beschouwen en dat u zult geloven roem te verdienen, als u op dezelfde gedachte bent gekomen die Galileï heeft gehad. En dat u zo'n man van eer bent en zo oprecht, dat u nooit de faam van een ander zult afnemen om die aan uzelf toe te kennen. U hebt een buitengewoon vruchtbare geest op het gebied van heel mooie vondsten, en dus hebt u geen vondsten van een ander nodig om u tevreden te stellen, en om beroemdheid te verkrijgen.

  Ik verzoek u nog de goedheid te hebben mij een slingeruurwerk volgens uw uitvinding te laten maken, met de onrust horizontaal, zoals dat wat u me al gestuurd hebt; en dat 30 uur loopt, met een veer en met slagwerk, dat volgens uw memorie [<] 120 pond kost, en als het klaar is wilt u dan alstublieft de moeite nemen het me te berichten.


1)  De maansverduistering op 6 mei 1659.
[ *)  Ism. Boulliau, Astronomia Philolaica (1645), p. 458-460: 'Praeceptum XXIII. Eclipseos Lunaris calculum absolvere'.  Zie ook L. Eichstadt 1644, p. 234: Finis Uraniburgi erit 10 h 28'.
Boulliau stelde (p. 460) het tijdsverschil tussen Uraniborg en Parijs op 48 minuten (zie hierna p. 414). Dan geeft de berekening van Eichstadt: einde in Parijs om 9 h 40'.
Maar J. Picard, 'Voyage d'Uranibourg' (1680), p. 28, gaf 42 minuten voor dit tijdsverschil. Dan was volgens Eichstadt het einde in Parijs om 9 h 46'.]

2)  Zie brief No. 536 [p. 253] en No. 592a [n.3]. Het in No. 536 genoemde exemplaar voor Florence was schijnbaar niet voor prins Leopoldo [Add. T. 3, p. 585].
3)  Zie het werk van No. 511, n.2.     4)  Zie Aanhangsel No. 617.

[ 404 ]
Ik vraag u ook mij uw mening te willen zeggen, welke de beste en meest gelijkmatige zijn, die met een gewicht lopen of die met een veer. Ik groet met uw goedvinden de heren Heinsius en Vossius en de heren Golius, van Schooten en Gronovius. Ik ben ook

    Monsieur  
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.



No 617.

Leopoldo de Medici aan Ism. Boulliau.

[31 maart 1659].

Aanhangsel bij No. 616.

Kopie in Leiden, coll. Huygens. 1)

  Aangaande het Uurwerk gereguleerd door een slinger, het is zeker dat het een mooie uitvinding is, maar niet als die iets moet afdoen aan de eer die verschuldigd is aan onze voor altijd bewonderenswaardige heer Galileo, die al in 1636, als ik me niet vergis 2), deze zo nuttige uitvinding voorstelde aan de Heren Staten van Holland, en ik heb daarvan een model terug­gevonden, hoewel ten dele verschillend in de opstelling van de raderen, dat al gemaakt is door dezelfde heer Galileo.

En het is nu drie jaar geleden dat, als studie over hetzelfde onderwerp, er een gemaakt is door een meester, dat naar ik hoop, netjes teruggebracht tot zijn bouw, zal blijken van niet minder gemak en juistheid te zijn dan het door Christiaan Huygens weer gevondene. En bevestigend aan u mijnheer enz.


1)  De kopie is van de hand van Ism. Boulliau [opgenomen in No. 616].
[Add. T. 3, p. 585: brief No. 604a in Parijs, BNF.]

2)  Zie brief No. 618.


[ 405 ]

No 618.

Christiaan Huygens aan Ism. Boulliau.

14 mei 1659.

Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 616. Boulliau's antwoord: No. 623.

14 Maj. 1659.  

    Monsieur

  Daar ik tot dusver geen waarneming heb ontvangen van de eclips, zal ik u alleen de mijne zeggen. Ik heb gebruik gemaakt van mijn uurwerk dat perfect overeenkwam met de zon, om de ware tijd van het einde te weten, en ik heb de maan zonder enig teken van schaduw gevonden om 9 uur 38*), wat niet zó veel van het uwe verschilt als het verschil van de meridianen zou vereisen (dat volgens uw tabellen zo'n 9 of 10 minuten in tijd bedraagt).
Volgens de berekening van Eichstadt zou deze eclips hier moeten eindigen omstreeks 10 uur°), al kan de tijdsvereffening hem verontschuldigen; ik weet ook niet of u deze hebt toegepast. Maar nog steeds is uw methode hierbij voor mij een beetje verdacht.

  Ik bedank u zeer voor het uittreksel uit de brief van prins Leopoldo 1), en nog meer voor het feit dat u voor mij hebt willen antwoorden. Ik heb al nagevraagd bij verscheidene personen die er kennis van zouden moeten hebben, als Galileï ooit een dergelijke uitvinding van een uurwerk had voorgesteld aan onze Staten. Van hen weet niemand het minste of geringste ervan, maar wel van zijn uitvinding van de lengtebepaling met behulp van de Mediceïsche Planeten, waarover gehandeld werd in het jaar 1636°).
Toch kan het wel zijn dat Galileï deze zelfde gedachte heeft gehad als ik, zoals u zegt, en wat betreft de scherpzinnigheid van de uitvinding is het weinig, vergeleken bij wat deze grote man heeft laten verschijnen over andere onderwerpen. Meneer de Roberval heeft zoals u weet ook dit zelfde plan gehad, waarvan meneer Chapelain me een beschrijving heeft gestuurd, maar er was niets om de beweging van de slinger te laten voortduren door de kracht van het uurwerk, wat toch het voornaamste is.
Evenzo heeft meneer Hevelius mij beloofd 2) op een dag iets uit te brengen wat hij over dit onderwerp heeft beraamd, en meneer Wallis heeft me ook geschreven 3) dat er in Engeland mensen waren die een middel hadden gevonden om slingeringen te tellen met een of ander instrument.
Zodat de gedachte vrij algemeen lijkt te zijn geweest, maar men kan niet ontkennen dat mijn model het eerst is geslaagd;


[ *)  T. 15, p. 63: bij het midden ongeveer 8 vingerbreedten — van de 12, zie hier.]
[ °)  Zie voor Eichstadt, Ephem. 1644 de extra noot nij No. 616. Den Haag ligt ca. 2° oostelijker dan Parijs, het is er ca. 8 minuten later.]
1)  No. 617 [hierboven].
[ °)  Zie de brief van Galileï aan de Staten-Generaal, vertaald in: P.J.H. Baudet, Leven en werken van Willem Jansz. Blaeu (1871), met op p. 141-142 een "volmaakt uurwerk".  En de brief aan Martinus Hortensius (die ook al correspondeerde met Boulliau), 15 aug. 1636, en die aan Diodati, 16 juli 1637 over het 'Jovilabe'.]
2)  No. 540.     3)  No. 560 [na n.22].

[ 406 ]
want tenslotte, als die van Galileï geen enkel nadeel heeft gehad, is het geenszins geloofwaardig dat hij een zo nuttig iets niet in praktijk zou hebben gebracht, of zelfs na hem de doorluchtige prins Leopoldo, toen hij dat model vond.
Als ik de eer had meer bekend te zijn aan Zijne Hoogheid en als ik stoutmoedig genoeg was, zou ik hem verzoeken er een figuur van te krijgen, om te zien waarin het verschilt van het mijne; indien het alleen maar is in de raderen, is het niet veel; maar indien de slinger anders is bevestigd dan ik heb gedaan, zoals indien hij misschien draait om een as, zou het succes ervan niet zo goed kunnen zijn.
Maar tenslotte, meneer, wat moet er gedaan worden om deze Prins af te brengen van de mening die hij over mij schijnt te hebben opgevat, alsof ik de uitvinding van een ander aan mezelf zou toeschrijven en dat ik zou lijken op die Simon Marius 4). Ik zou me zeker het leven onwaardig vinden, maar aangezien het tegendeel toch moeilijk te bewijzen is, zie ik niet welke andere verdediging ik zou kunnen aanvoeren bij Zijne Doorluchtige Hoogheid dan hem in alle oprechtheid te verklaren dat noch ik, noch ooit iemand in dit land, naar ik heb kunnen vernemen, over deze uitvinding heeft horen spreken voordat ik die naar voren bracht. Ik vraag u het zo aan te leggen dat hem dit van mijn kant wordt bevestigd, zonder dat ik een zo eminent iemand moet aanspreken om hem zijn mening te betwisten.

Ik heb u 15 dagen geleden een brief gestuurd voor meneer Chapelain 5); men gelooft hier dat hij ziek is, ik vraag u daarnaar te informeren.
Ik heb een bestelling gedaan bij een Neef die uit Parijs terugkeert naar Holland, om u te gaan vragen om de exemplaren van het boek van meneer Dettonville, waarvan ik er één via de post heb gekregen, zoals ik u heb bericht 6).
Ik heb u ook nieuws gevraagd over uw kijker, en ik verbaas me erover dat u mij er niets over schrijft. Ik ben


4)  Simon Mayr (Marius) ... [1573-1624] ... wiens werk [over de wereld Jupiter, 1614] werd beschouwd als plagiaat. ...
5)  Waarschijnlijk vergist Huygens zich hier: hij zal bedoelen de brieven van 8 mei. Zie No. 615.
6)  Zie No. 615.


[ 409 ]
No 620.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

16 mei 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.

A Paris le 16e May 1659.  

    Monsieur

  Ik zal de gelegenheid te baat nemen van de terugkeer naar Holland van de secretaris van meneer de Thou, om u de zes exemplaren te sturen die meneer Carcavi mij heeft toevertrouwd sinds de tijd dat ik het u heb laten weten [<]; en als ik eerder een gelegenheid had gevonden, had ik ze u allang doen toekomen. Ik heb uw brief 1) aan


1)  De brief, ingesloten bij No. 615 (zie n.2), is niet gevonden.

[ 410 ]
meneer Chapelain, die meneer Menage niet meer bezoekt, en deze heeft ons in het kabinet verklaard dat hij wilde afzien van het frequente bezoek van alle schrijvers, zich verwijderen uit het land van de schone letteren, en uit het Latijnse land, om zich slechts toe te leggen op conversatie met personen van stand, en des te liever als ze zullen zijn uit het binnenste van het moeras van de tempel 2), zonder andere literatuur dan die van de Grote Cyrus 3), Cloelie en minzame brieven aan Chloris enz.
Vorige week kwam het tot hoge woorden tussen heren van de Academie van de partij van meneer Boileau, en meneer de Kanselier, die hen uit zijn huis dreigde te verjagen, omdat ze zijn leiderschap betwistten, en vooral in de zaak van meneer Boileau, waarin ze de beoordeling en de beslissing aan hem hebben overgedragen, en hij zei hun dat hij de Academie dolend en zwervend zou maken.
Dit zijn minder gevaarlijke oorlogen dan die welke in het Noorden 4) plaats vinden, en dan de onze met Spanje die 24 jaar heeft geduurd en waaraan men een einde maakt met de vrede 5) die al ver gevorderd is.
Ik groet met uw goedvinden de heren Golius, van Schooten, Gronovius, Heinsius en alle andere illustere mensen die mij bekend zijn. Ik ben

    Monsieur  
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

  Ik heb nog niet de tijd gehad om een buis te laten maken voor de glazen die u mij hebt gegeven, ik zal er dadelijk aan werken en ik zal niet nalaten u verslag te doen van alles.

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.

2)  Madeleine de Scudery woonde in de Rue de Beauce, au Marais.
3)  G. de Scudery, Artamène ou le Grand Cyrus, Paris, 1649-1653. 10 delen. Artamène is niemand anders dan de grote Condé.
    G. de Scudery, Clélie, Histoire Romaine, Paris, 1656, 10 delen. De geschiedens van de Fronde.
Deze werken kwamen uit onder de naam G. de Scudery, maar zijn opgesteld door zijn zus Madeleine.

4)  Boulliau heef het over de oorlog tussen Denemarken en Zweden, waarbij de Verenigde Provinciën betrokken raakten.
5)  De vrede van de Pyreneeën werd gesloten op 7 november 1659.


[ 413 ]
No 623.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

6 juni 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 618. Huygens' antwoord: No. 628a.

A Paris le 6. Juin 1659.  

    Monsieur

  Ik heb een uittreksel uit uw brief van de 14e van de afgelopen maand 1) aan meneer prins Leopoldo van Florence gestuurd, opdat Zijne Doorluchtige Hoogheid de oprechtheid en onschuld zou zien waarmee u hebt gehandeld bij de publicatie van uw uitvinding van de uurwerkslinger. Ik geloofde dat ik uw gedachte niet zo netjes en duidelijk in het Latijn zou kunnen uitleggen, als u het zelf in het Frans hebt gedaan.
Ik geloof dat u er wel blij mee zult zijn; en als u uzelf de eer wenst te geven aan deze Prins te schrijven, zult u bij hem een weergaloze goedaardigheid en hoffelijkheid ondervinden; u kunt hem uw brieven sturen via Frankfurt, ze komen in 14 dagen in Venetië aan, en op de 4e dag erna worden ze in Florence afgeleverd. Die Prinsen van Florence hebben achting voor alle mensen met talent en kennis, en twijfelt u er niet aan dat ze u waarderen zoals u het verdient.

  Ik bedank u ervoor dat u mij uw waarneming hebt meegedeeld van de laatste Maansverduistering; ik zou wel willen dat u kenbaar had gemaakt of het gaat om het einde dat u heb waargenomen van de echte schaduw, of het einde van de Bijschaduw, en ik vind het wel jammer dat u niet nauwlettender bent geweest om deze Eclips waar te nemen vanaf de opkomst van de Maan.


1)  Zie brief No. 618 [en in T. 3 brief No. 637a, n.4].

[ 414 ]
  Wat betreft het verschil van de meridianen van Parijs en van Uraniborg, die ik in mijn Tabellen heb gesteld op 48' [tijdsverschil], het is waar dat ik dit 8' of hoogstens 9' te groot heb genomen, en het is de waarneming van Martinus Hortensius 2) die ik aanhaal en waarop ik me heb gebaseerd*), die me een fout heeft doen begaan. Want nadat ik daarna verscheidene waarnemingen van meneer Hevelius had vergeleken met de mijne, hebben we hoogstens een uur en 6 of 7 minuten verschil gevonden tussen onze meridianen van Parijs en Dantzig, en hij heeft me verzekerd dat men met verscheidene goede waarnemingen eerder heeft geverifieerd dat de afstand tussen Uraniborg en Dantzig die van 28' was en dan zou er tussen Uraniborg en Parijs maar 39' verschil zijn. Sinds de uitgave van mijn boek heb ik geleerd dat meneer Hortensius niet goed kon waarnemen. Als ik meneer Hevelius had gekend, had ik deze fout niet begaan.

  Voor wat betreft de tijdsvereffening die ik heb gebruikt, en die ik in mijn Astronomia heb vastgesteld°), ik kan u verzekeren dat die op goede gronden berust, en dat mijn Tabellen beter met de hemel overeenkomen dan alle andere. En deze laatste komt er niet slecht mee overeen, want mijn Tabellen geven het einde om 9 uur 36 te Parijs, met de afstand tot Uraniborg gesteld op die van 40', en mijn waarneming heeft het einde om 9 uur 29', en dus verschillen mijn Tabellen maar 7' van de hemel. Als u voor het einde van de Eclips neemt wanneer de Maan uit de kernschaduw komt, liggen onze Meridianen maar 9' uiteen.
Ik zou nog wel willen dat u de hoogte van de Maan had opgenomen of van een ster. Ik schrijf aan meneer Hevelius en ik stuur hem mijn waarneming om de zijne te krijgen als hij die heeft kunnen doen.

  U moet nu de 6 exemplaren hebben ontvangen 3) van de Meetkunde van meneer Pascal 4) die ik aan meneer de Thou heb gestuurd om ze u in handen te geven. Ik heb ze 5) gegeven aan de heer Gaultier 6) die vroeger bij hem in dienst is geweest, en die is teruggekeerd naar Holland voor een betrekking die men hem heeft verschaft bij een Prins naar men me heeft gezegd.
Ik zal u weldra nieuws geven over het effect van de glazen die u me zo goedgunstig hebt gegeven. Ik groet al onze vrienden en ik blijf van ganser harte

    Monsieur  
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    


2)  Martinus Hortensius (Maarten van den Hove) ... [1605-1639] ... werd in 1634 professor in de wiskunde te Amsterdam.
[ *)  Zie Astronomia Philolaica (1645), p. 97 (zie brief Hortensius, 20 maart 1637), p. 429-430 en Tabulae, p. 2-4.]
[ °)  Astronomia Philolaica, p. 88 e.v. met fig. op p. 90; Tabulae: p. 9.]
3)  Huygens had ze op 5 juni inderdaad ontvangen. Zie brief No. 622 [aan van Schooten].
4)  Zie het werk van brief No. 560, n.32.     5)  Lees: les [i.p.v. l'ay].
6)  François de Gaultier, heer van Saint-Blancard ... [ca. 1635-1703] ...

[ 415 ]
  Ik verzoek u mij te laten weten of de uitgave van uw Saturnus al ver gevorderd is.

  Ik vraag u alstublieft nieuws te geven over het uurwerk dat ik u heb gevraagd.

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.


[ 577 ]

No 628a.

Christiaan Huygens aan Ism. Boulliau.

19 juni 1659.

De brief is niet gevonden.
Antwoord op
No. 623. Boulliau's antwoord: No. 633. 1)

De brief, 3 pagina's in-4o, werd gekocht op de veiling Charon van 7 februari 1844, Rue Neuve Saint-Augustin, Parijs, door een boekhandelaar te Lyon, sindsdien overleden.
In de veilingcatalogus wordt de inhoud als volgt beschreven:

  Innemende en wetenschappelijke brief. Hij verontschuldigt zich voor zijn nalatigheid bij de waarneming van de laatste eclips, en meldt hem dat hij de zes exemplaren van het boek van Pascal heeft ontvangen, enz.


1)  Zie No. 633, n.1.


[ 430 ]
No 633.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

4 juli 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 628a. Huygens' antwoord: No. 640.

A Paris le 4. Juillet 1659.  

    Monsieur

  Om te antwoorden op de brief die u me de eer aandeed te schrijven, van de 19e van de afgelopen maand 1), zal ik beginnen met de mededeling die ik u wil doen van wat de laatste brief van meneer prins Leopoldo van Florence bevat en wat u aangaat; u zult zien dat uw faam hen heeft bereikt, en dat ze u veel achting voor u hebben, het zijn de eigen woorden: 2)

  Zo kunt u oordelen dat de opdracht 3) die u van uw geschrift van Saturnus aan hem doet, door zijne Hoogheid zal worden aanvaard met alle goede ontvangst en alle gunst die betoond kan worden aan een persoon die men hoogacht.

  Na enkele andere waarnemingen te hebben vergeleken, die ik heb gekregen van Leiden in 1652, vind ik de Meridiaan van Leiden maar 8' 1/3 verwijderd van die van Parijs, en die van Brussel 8' 3/4. Als ik dergelijke waarnemingen had gehad toen de Astronomia Philolaica werd gedrukt, zou ik niet die van wijlen meneer Martinus Hortensius hebben gevolgd.

  Ik ben heel blij dat u de 6 exemplaren van het boek van meneer Pascal 4) hebt ontvangen, en dat u een snelle gelegenheid hebt gevonden 5) om ze in Engeland te doen toekomen aan degenen voor wie ze bestemd waren.

  Ik ben drie of vier keer meneer Caracvi gaan zoeken zonder hem te kunnen aantreffen, als u hem schrijft zal ik hem de brief 6) laten leveren op de plaats waar hij zich zal bevinden als hij buiten de stad is.

  Ik bedank u meneer voor de goedheid die u hebt gehad, bij de vakman het uurwerk te bestellen dat ik u vroeg hem te laten maken, ik verzoek u ootmoedig er de hand aan te willen houden dat het goed en heel nauwkeurig gemaakt wordt.

  Meneer Petit is zoals wijlen meneer Mersenne, hij stelt altijd verscheidene vragen en toch lost hij er weinig van op; en als u op zijn vragen en problemen ingaat en een beantwoording wilt ondernemen, zult u nooit het eind zien. Dit advies geef ik u en ik vraag u het geheim te houden.


1)  De brief [No. 628a] is niet gevonden. Maar zie No. 618.
2)  Zie Aanhangsel No. 634.
3)  Zie brief No. 635. [5 juli 1659, in Systema Saturnium, Ned.]
4Lettres de A. Dettonville, zie brief No. 560, n.32.
5)  Zie No. 625, Chr. Huygens aan J. Wallis [9 juni].
6)  Deze was bestemd voor Pascal; zie brief No. 637, n.5.

[ 431 ]
Ik zal u hier alleen één vraag stellen, te weten: of de slinger de beweging van de raderen regelt op zo'n manier dat de beweging hiervan altijd gelijkmatig blijft, daar de beweging van een vrije slinger altijd gelijkmatig is tijdens zijn slingeringen, ook al gaan ze langs grotere of kleinere gedeelten van bogen van dezelfde cirkel.
Mijn reden om te twijfelen is, dat al naar gelang de verschillende impuls, gegeven aan welke slinger dan ook, zijn beweging sneller of minder snel zal zijn. Als dus de slinger in een uurwerk van de beweging van de raderen de impuls ontvangt, waardoor zijn beweging doorgaat, is er geen reden te betwijfelen dat een sneller voortgaand rad ook de slinger sneller zal doen bewegen. En bijgevolg is wat men van de slinger kan krijgen naar mij toeschijnt, dat hij de gelijkmatigheid van de raderen kan onderhouden die vooraf beperkt en bepaald is door de juistheid van het gewicht.
Ik zal meneer Petit als ik hem ontmoet op de hoogte stellen van wat u wenst.

  Ik heb buizen klaar om uw glazen te gebruiken, maar ik zoek nu een plaats om het toestel neer te zetten, daar ik geen geschikte plek heb in dit huis.
Ik zal wel blij zijn de Geometria 7) van meneer Descartes te zien die meneer van Schooten heeft laten drukken, met die mooie vondsten van kromme lijnen gelijk aan rechte. Ik ben van ganser harte en werkelijk

    Monsieur  
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.


7)  Het werk van brief No. 306, n.3. [Geometria, Amst. 1659, Met H. van Heuraet, 'Epistola, de Curvarum Linearum in Rectas transmutatione'.]



No 634.

Leopoldo De Medici aan Ism. Boulliau.

[22 mei 1659.]

Aanhangsel bij No. 633.

Kopie in Leiden, coll. Huygens. 1)

  Toen ik er op wees dat de uitvinding van het aanpassen van de Slinger al lang geleden was gevonden door onze heer Galileo, bedoelde ik niet te zeggen dat de heer Christiaan Huygens deze niet eveneens uit zichzelf kon hebben gevonden, daar ik heel goed bekend ben met de uitstekendheid van zijn verstand en kennis, waaruit wel geconcludeerd kan worden dat deze grote Virtuoos die kan hebben gevonden en nog grotere dingen zal vinden.


1)  Deze kopie is gehaald uit Brief No. 633, het is de tweede alinea ervan.
[ Add. T. 3, p. 585: De brief staat in T. 3 als No. 621a.]


[ 441 ]

No 640.

Christiaan Huygens aan [Ism. Boulliau].

24 juli 1659.

Brief in Parijs, Bibliothèque Nationale.  [BNF Ms. Fr. 13029, f. 197.]
Antwoord op No. 633. Boulliau's antwoord: No. 645.
Gepubliceerd door Ch. Henry in 'Huygens et Roberval'. [1880.]

A la Haye le 24 Jul. 1659.  

    Monsieur

  Wat u mij hebt willen meedelen van de brief van prins Leopoldo 1) bevestigt geheel de verzekeringen die u me eerder hebt gegeven van zijn hoffelijkheid en wellevendheid en ik was zeker verbaasd in de woorden van Zijne Hoogheid zulke verplichtende termen te vinden en veel meer loftuitingen dan ik verdien, in plaats van de redenen die ik tot mijn verdediging had aangevoerd verworpen te zien.
Ik zal niet nalaten hem ervoor te bedanken, wanneer ik mijn boek over Saturnus 2) stuur, dat helemaal klaar is, en slechts wacht op een goede gelegenheid.

Ik geloof dat uw uurwerk al 5 of 6 dagen geleden is vertrokken, dat de heer Elsevier het heeft meegenomen om het in te pakken bij een baal boeken. Het werk was wel naar mijn zin, in het bijzonder omdat de slinger erin vrij zwaar was. Als hij zeer licht zou zijn, dan zou er op de een of ander manier de moeilijkheid kunnen zijn die u voorlegt; maar nu hij zwaar is, en de werking van de gaffel heel weinig kracht heeft, is er in het geheel niets te vrezen.
Als grond voor uw twijfel stelt u, dat naar gelang de verschillende impuls gegeven aan welke slinger dan ook, zijn beweging meer of minder snel zal zijn. Wat evenwel niet waar is, tenzij wanneer het een grote kracht is die deze impuls geeft, maar niet wanneer deze alleen voldoende is om de slingeringen te onderhouden. Zoals bijvoorbeeld als u een slinger vrij ophangt en niet bevestigd aan een uurwerk, ter lengte van een voet, met een bol van één of twee ons: nadat u hem eenmaal met de hand hebt laten gaan, zult u zijn beweging gemakkeliijk kunnen onderhouden door slechts bij elke slingering erop te blazen. Maar ook al probeert u hem sneller te laten gaan door sneller te blazen, het zal u nooit lukken, zolang u de slinger de genoemde lengte laat hebben.
Als nu deze zelfde slinger wordt aangebracht in een uurwerk, werkt de gaffel QR 3) niet met grotere 4) kracht op deze slinger, dan uw adem eerst deed, omdat de gaffel ook alleen maar juist zoveel kracht heeft als nodig is om de slingeringen met gelijke breedte te laten doorgaan.


1)  Zie No. 634.
2)  Cristiani Hugenii Zulichemii, Const. F. Systema Saturnium, sive De causis mirandorum Saturni Phaenomenôn, et Comite ejus Planeta Novo. Hagae-Comitis, Ex Typographia Adriani Vlacq. M.DC.LIX. in-4o. De opdracht is van 5 juli 1659.
3)  Zie de figuur naast p. 254.  [Vergelijk de uitleg in No. 546 aan Petit.]
4)  Voeg toe: plus [plus grand].

detail uit Horologium
Detail uit Horologium, 1658.

[ 442 ]
Ook al wil dus het uurwerk door een of andere ongelijkmatigheid van het werk sneller gaan, er kan niets van komen wegens de slinger die aan de gaffel is bevestigd, en waarop deze gaffel niet méér vermag om hem zijn gewone gang te doen verhaasten, dan u had door erop te blazen.
Als u bij tot de academie bij meneer de Montmor behoorde, zou ik u vragen deze redenen er te laten zien, omdat meneer Chapelain bericht 5) dat men er nog onlangs bezwaren heeft gemaakt die lijken op het uwe. Maar het is voor mij genoeg als ik u heb voldaan, daar de proef alleen al voldoende is om anderen te overtuigen. Ze zullen ermee bevinden dat de slinger, aangebracht in uurwerken, nog nauwkeuriger is dan wanneer hij ervan gescheiden is, wegens de gelijke breedte van de slingeringen.

  Ik vind het jammer dat Jupiter en Saturnus deze keer aan u zijn ontsnapt voordat u uw kijker hebt kunnen opstellen. Maar daar er zoveel mooie plaatsen en mooie tuinen in Parijs zijn, en een groot aantal belangstellende personen, geloof ik dat u weldra een geschikte plek zult vinden om die te plaatsen, en ik ben ervan overtuigd dat u alleen al bij het zien van de maansikkel uzelf niet zult beklagen over de moeite die u gaat nemen. Ik ben geheel

Monsieur    
Vostre tres humble et tres obeissant serviteur  
Chr. Hugens de Z.    


5)  Deze brief is niet gevonden.


[ 448 ]
No 645.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

1 augustus 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 640. Huygens' antwoord: No. 648.

A Paris le 1. Aoust 1659.  

    Monsieur

  Ik zeg u ootmoedig dank voor uw brief die u me de eer aandeed mij te schrijven op de 24e van de afgelopen maand, waarvoor ik u zeer verplicht ben, en voor zoveel zorg en moeite die u hebt genomen om het uurwerk te laten maken dat ik u heb gevraagd; en dat u ook nog de goedheid hebt gehad het toe te vertrouwen aan meneer Elsevier, het kon niet beter komen dan in een baal boeken.

  Ik bedank u eveneens voor de opheldering die u me hebt gegeven betreffende de gelijkmatigheid van de slingerbeweging. Ik zal niet nalaten aan iemand van de vergadering van meneer de Montmor het antwoord te laten weten dat u me hebt gegeven over de twijfel die ik had voorgelegd, aangezien het dezelfde is die in deze Acadenie is geuit.

  Ik heb een sterk verlangen uw Saturnus 1) te zien, ik hoop dat meneer Elsevier er exemplaren van zal meebrengen. We zullen de mogelijkheid krijgen uw hypothese te stellen tegenover die van meneer Hevelius; daar uw kijkers beter zijn dan de zijne hebt u opgemerkt wat hij niet heeft kunnen zien. Ik zal mijn best doen om weldra uw glazen te gebruiken, in elk geval zal ik de Maan zien.

  Wij hebben niets nieuws op het gebied van de Meetkunde. Meneer Du Laurent 2) die u hebt gezien in Den Haag, secretaris van meneer de Thou, biedt zich aan om met nieuwe Algebra*) te laten zien de vinding van twee middelevenredigen met vlakken, wat meneer de Roberval hem betwist. Deze heeft meneer du Laurent bij een ontmoeting behandeld met een ondraaglijke lompheid en onwellevendheid. Weliswaar geloof ik niet dat meneer Du Laurent kan slagen met zijn plan, maar men moet niet tot beledigingen komen.
Ik groet met uw goedvinden meneer Heinsius en ik blijf hartstochtelijk

    Monsieur  
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    


1Systema Saturnium. Zie brief No. 640, n.2.
2)  Dulaurens. Zie brief No. 599, n.3. [Chr. Huygens ging op 2 dec. 1660 in Parijs een du Laurent bezoeken, waarschijnlijk François Dulaurens, van Specimina mathematica, Par. 1667, met o.a. p. 224: Mesolabum. Zie ook T. 6, No. 1786 over "deux moyennes proportionnelles entre deux lignes droites".]
[ *)  Algebre spécieuse, de 'Algebra speciosa' van François Viète.]

[ 449 ]
  Ik heb zelf de brief 3) afgegeven die u aan meneer Carcavi hebt geschreven, hij heeft me beloofd u antwoord te geven.

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.


3)  Deze brief is niet gevonden. Zie No. 637, n.3 [n.5] en No. 650. Er was een andere bij, bestemd voor Pascal.


[ 453 ]

No 648.

Christiaan Huygens aan [Ism. Boulliau].

7 augustus 1659.

Brief in Parijs, Bibliothèque Nationale.  [BNF Ms. Fr. 13029, f. 194.]
Antwoord op No. 645. Boulliau's antwoord: No. 654.
Gepubliceerd door Ch. Henry in 'Huygens et Roberval'. [1880.]

A la Haye le 7 Aoust 1659.  

    Monsieur

titelpagina Systema Saturnium   Ik heb zojuist uw brief ontvangen, waarin u mij dank wilt betuigen waartoe ik geen aanleiding heb gegeven, ik heb alleen mijn plicht gedaan. Het is 10 dagen geleden dat de klokkenmaker het uurwerk dat hij voor u gemaakt heeft naar de heer Elsevier heeft gebracht, om het in te pakken bij zijn boeken. En bij deze zelfde gelegenheid heb ik tien exemlaren van mijn verhandeling over Saturnus gestuurd 1).


1)  In de Adversaria [HUG 10, f.22v] staat de volgende lijst:
Systema Saturni 1659.
Leopoldo Principi
  [19 Aug. par poste].
Dootsenio.
Martinitz.
Coventre Anglo. [>]
Thuano, legato gallico.
Schotenio.
Bornio.
Vlitio.
Guisoni.
Chapelain.
Bigot.
Bouillaut.
Milon.
Carcavi.
Paschal.
Monmor.
Roberval.
Belair.
Huet.
Petit.
Gool.
Ball. 18 Aug.
Sherburn [>] ad Bullialdum
  [3 pour Monmor, Chapelain,
  Boulliaud]. 17 Aug.
Graef van Dhona.
Patri.
Brunoni.
Fratri Constantino.
Gool.
Friquet. 19 Aug.
Colvius. 29 Aug.
Paget.
Tacquet.
Biblioth. Antwerp. S. J.
P. Gregorius.
Ainscom.
Sarasa.
Gutschoven.
Sluse.
Kinner.
Wallis. ongebonden.
Nelius.     ,,
S. Wardus.  ,,
Wren.   ,,
Hevelius.
Des Noyers, Secr. de la
  Reine de Pologne.
Boddens.
De Bie.
Meiboom.
Langius.
Hodierna.
Kechelius.
Vossius.
Heinsius.
Van de Wal.
Joh. Joachimo Becker.
[ 454 ]
Ik verzoek u ze te bezorgen bij de personen die ik u ga opnoemen; want dezelfde heer Hanet die u het uurwerk zal brengen, zal u tegelijk deze boeken geven, en u zult mij uitermate verplichten door me deze dienst te bewijzen. Ik vind het jammer dat ik er niet nog enkele aan heb toegevoegd, voor personen aan wie ik daarna gedacht heb, hoewel het werkelijk wel genoeg last is die ik u in één keer geef.
Ik vraag u dus er 2 te doen toekomen aan meneer Chapelain met de hierbijgaande brief 2) waarvan er een voor meneer de Montmor is.
Aan meneer de Carcavy 4, met verzoek van mijn kant er een te sturen aan meneer Pascal, een ander aan meneer de Belair en het derde aan meneer abt Brunetti, als hij nog in Frankrijk is; anders aan meneer Auzout.
De twee resterende aan de heren de Roberval en Mylon; en allemaal alstublieft met mijn ootmoedige groeten en de vraag of ik hun oordeel mag vernemen.
Ik zie dat er hiervan nog twee in uw handen overblijven; geeft u er alstublieft een aan meneer Chapelain bij de twee andere, om te sturen aan meneer Huet 3), die ik allang ken als een zeer geleerd en belangstellend iemand, en in het bijzonder omdat hij onlangs aan meneer Vossius iets heeft tegengeworpen 4). Deze had vreemde dingen aangevoerd in zijn commentaren 5) op Pomponius Mela, aangaande de breking; hij heeft hem zeer gepast bekritiseerd, want onze Vossius is op deze plaats zeker totaal vreemd en absurd en, wat het ergste is, niet in staat beter onderricht te ontvangen.
Ik geloof bijna hetzelfde van meneer du Laurent 6), voor wat betreft zijn aanhoudende nieuws om een probleem over lichamen te veranderen in probleem een met vlakken, in strijd met de mening van alle Meetkundigen. Ik ben er wel zeker van dat hij er niets mee zal bereiken, maar ik zal niet woedend worden zoals die ander 7) die u noemt. Ik zou alleen willen dat hij ons iets liet zien van deze mooie vondst, want het is al lang geleden dat meneer Mylon ook heeft geschreven 8). Ik heb nog geen antwoord 9) ontvangen van meneer de Carcavi. Meneer Heinsius doet u de groeten en ik ben

Monsieur    
Vostre tres humble et tres obeissant serviteur  
Chr. Hugens de Z.    


2)  No. 649.
3)  Pierre Daniel Huet ... [1630-1721] ... was bij koningin Christina in Zweden [met Vossius].
4)  Deze kritiek van Huet is niet gevonden. [Zie F. J. Dijksterhuis, 'The development of Isaac Vossius' optics, 1658-1666' in Eric Jorink, Dirk van Miert (eds.), Isaac Vossius (1618-1689) Between Science and Scholarship (2012), p. 163-168 ("sunrise at moount Ida") en Vossius 1658, p. 90-97.]
5)  Het werk van No. 596, n.17.
6)  Dulaurens, zie No. 599, n.3 [en hierboven No. 645, n.2].     7)  Roberval.
8)  De laatst bekende brief van Cl. Mylon aan Chr. Huygens is No. 599, van 14 maart 1659.
9)  Zie No. 650, van 14 augustus.


[ 465 ]
No 654.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

15 augustus 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 648. Huygens' antwoord: No. 671.

A Paris le 15. Aoust 1659.  

    Monsieur

  Ik zal hier voor u mijn ootmoedige dankzeggingen herhalen die ik u doe voor de moeite en de zorg die u hebt genomen met zoveel zorg om een uurwerk te laten maken en naar mij te sturen. Ik zeg u ook dank voor het exemplaar dat u me stuurt

[ 466 ]
van uw hypothese van Saturnus 1); en voor het feit dat u mij de bezorger 2) maakt van de exemplaren die u aan uw vrienden stuurt, ik zal niet nalaten die af te leveren op hun adres en ik zal er slechts één voor mezelf behouden.

  Ik heb nog niet de Pomponius Mela gekocht van meneer Vossius 3), die ik wil zien om kennis te nemen van wat hij zegt aangannde brekingen. Hij had degenen moeten raadplegen die verstand hebben van het onderwerp, en schrijven volgens de mening van een wijs iemand die het begrijpt. Ik weet zeker dat hij de optica niet begrijpt; en hij heeft er ongelijk in te hebben vertrouwd op zijn gedachten.

Ik keur niet zijn mening af aangaande de Chronologie van de 70 die hij staande houdt*), want het heeft er niet de schijn van dat de tekst en de vertaling van de LXX kan worden verworpen of veroordeeld. Aangezien de Evangelisten, de Apostelen en de hele Oosterse Kerk nooit anders dan deze Griekse vertaling hebben gebruikt, die doorgaat onder de naam van de LXX, die zeker diverse keren gemaakt is, naar Hebreeuwse originelen die verschillende lezingen hadden, en door diverse personen.
En, alles welbeschouwd, de prediking van de Christelijke Religie, die in het begin door de Apostelen is gepreekt en geschreven in het Grieks, is niet gefundeerd op de Hebreeuwse tekst, die de gehelleniseerde Hebreeën gewoonlijk niet meer gebruikten en zelfs niet begrepen. U weet dat Philo, de meest geleerde en de meest rechtschapen man onder de Hebreeën van Alexandrië uit de tijd van Tiberius en van Caligula, het Hebreeuws niet begreep. En het moet zo zijn dat de Apostelen die preekten voor de Joden, die de Heilige schrift alleen in het Grieks lazen, deze Griekse vertaling hebben gebruikt die er toen was, en bijgevolg dat ze hebben geloofd dat deze waarheidsgetrouw was.

  Meneer Du Laurent is zo overtuigd van zijn vondst 4) om een Probleem met Lichamen te veranderen in een met een Vlak, dat hij zich evenmin van zijn dwaling zal laten afbrengen als meneer Vossius. Ik ben er net zoals u van overtuigd, dat een probleem met lichamen van nature niet kan worden omgezet in een probleem met vlakken, zoals dat van de twee continu gemiddelden, waarbij er vier in aantal zijn die drie intervallen omvatten, die niet in één vlak liggen, dat slechts lengte en breedte heeft; en bijgevolg is er nooit ruimte te vinden om daarop meer te vergelijken dan de verdubbelde verhouding, en nooit de verdriedubbelde.
Werktuigkundige uitvindingen met samengestelde bewegingen om ze te vinden verschaffen het interval in de hoogte van het lichaam; want deze beweging beschrijft een vlak, dat natuurlijk met het gegeven vlak het lichaam zou moeten samenstellen, welk vlak met een werktuig wordt aangebracht op het gegeven vlak; en het verandert de natuurlijke manier om het voorgestelde te vinden in een kunstmatige, maar onvolmaakte ten aanzien van de werking. Ik maak geen ruzie met hem zoals Roberval 5) heeft gedaan, die zeer onaardig is.

  Ik vind nog zeer veel aan te merken op meneer du Laurent, en op zijn manier, die zich niet wil beperken tot Meetkundige bewerking.


1)  Systema Saturnium, zie brief No. 640, n.2.     2)  Zie brief No. 648.
3)  Zie No. 648, n.5.
[ *)  Is. Vossius, Dissertatio de vera aetate mundi ..., 1659: de wereld is minstens 1440 jaar ouder dan gedacht, p. XI over de LXX;  Castigationes ad scriptum Georgii Hornii (mei 1659) en Auctuarium (6 juli 1659).
G. Hornius gaf kritiek in Dissertatio de vera aetate mundi ... (april 1659);  Defensio (juni 1659) en Auctarium defensionis (14 juli 1659).
Zie A. Grafton, 'Isaac Vossius, Chronologer', in het aangehaalde werk van Jorink & van Miert (eds.) 2012, p. 45: "refuted well-established views".]

4)  Zie No. 599, n.3 [en hierboen No. 645, n.2].     5)  Zie No. 645.

[ 467 ]
Daarbij kan ik hem zeker niet toejuichen; want wat heeft het voor nut te zeggen en te vinden dat AC = BD, dat wil zeggen de rechthoek van twee bekende grootheden, aan de rechthoek van twee onbekende, als ik die onbekenden niet vind met een of andere bewerking. Zodra ik vrije tijd zal hebben, wil ik die specieuse 6) ook toepassen om iets te vinden waarmee ik dan te maken heb, ik ken alle berekenings­regels. Ik ben van ganser harte

    Monsieur  
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

  Als u uw Saturnus aan meneer Hevelius stuurt, vraag ik u er een exemplaar bij te doen 7) voor meneer Des Noyers, secretaris van de Koningin van Polen, die een zeer rechtschapen man is.

  Ik groet meneer Heinsius ootmoedig.

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.


6)  Zo noemde men een algebraïsche redenering.
7)  Dit heeft Huygens gedaan, zie brief No, 648, n.1. [Zie over Pierre Des Noyers (Desnoyers) brief No. 448, n.4, hierboven.]


[ 488 ]

No 671.

Christiaan Huygens aan Ism. Boulliau.

25 september 1659.

Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 654. Boulliau's antwoord: No. 674.

Mr. Bouillaut le 25 Sept. 1659.

    Monsieur

  Behalve de 10 exemplaren van mijn Systeem 1) die ik bij de twee uurwerken heb laten doen in een baal boeken van meneer Elsevier, heb ik er sindsdien nog 3 aan u geadresseerd, die ik heb gegeven aan de heren Coventry 2) en Sherburne 3), Engelsen die de reis over land gingen maken. En ik geloof dat u deze eerder zult hebben ontvangen dan de eerste.
Ze waren voor u en voor de heren de Montmor en Chapelain, zoals ook in het andere pakket, en dus zult u de overblijvende ervan krijgen. Daarom, wanneer de 10 andere zullen aankomen, of als ze al zijn aangekomen en dit bericht niet te laat komt, vraag ik u één daarvan te sturen aan meneer Chanut, die ik de eer had te leren kennen toen hij hier Ambassadeur was, en een ander aan meneer Petit, aan wie u ook alstublieft zult laten weten dat ik geen antwoord van hem heb gekregen 4) sinds ik hem de nauwkeurige beschrijving gestuurd heb 5) van mijn uurwerk met de slinger van 3 voet.

  Ik heb gezien dat men hier in onze kranten*) heeft gezet dat men kort geleden in Rome een nieuwe ster 6) heeft opgemerkt, zonder te zeggen in welk teken of op welke plaats aan de hemel die staat. Als u er kennis van hebt zult u me zeer verplichten door het mee te delen aan mij, die ook van ganser harte ben


1Systema Saturnium. Zie brief No. 640, n.2.
2)  Sir John Coventry [c. 1636-1685] heeft van 1655 tot 1659 een reis op het continent gemaakt.
3)  Sir Edward Sherburne ... [1618-1702], dichter [en vertaler van Seneca en later (1675) Manilius] ... begeleidde John Coventry tijdens zijn reis... Sherburn [beiden komen voor in de lijst van No. 648, n.1 — orig. HUG 10, f.22v: "Sherburn" i.p.v. "Sorbiere"].
4)  De laatste brief van Petit is van 13 juni 1659. Zie No. 627.
5)  Deze brief is niet gevonden.
[ *)  Fr. "nos gazettes". Misschien: 'Post-tydingen uyt 'sGraven-hage' (1656-1662); ook al in gebruik was de naam 'courante'.]
6)  Zie No. 674 en 518 [n.10 en hierboven No. 519, n.4].


[ 491 ]
No 674.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

10 oktober 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 671. Huygens' antwoord: No. 683.

A Paris le 10. Octobre 1659.  

    Monsieur

  Ik moet antwoorden op twee van uw brieven, waarvan de ene mij vorige week via de gewone post werd gebracht, van de 25e van afgelopen maand, de tweede 1) werd me twee dagen geleden gegeven door meneer Sherburne 2), die is zonder datum. Deze heer heeft mij pas gisteren de 3 exemplaren van uw Systeem van Saturnus gegeven, waarvan ik er twee zal geven aan de heren de Montmor en Chapelain. En wanneer ik de 10 exemplaren zal hebben ontvangen die u gestuurd hebt in de balen van meneer Elsevier, zal ik niet nalaten ze uit te delen volgens uw aanwijzingen, en de heren Chanut en Petit zullen worden bediend zoals u wenst.


1)  Deze brief is niet gevonden.     2)  Zie brief No. 671.

[ 492 ]
  De nieuwe ster, waarover de Krant van Rome spreekt, is zonder twijfel die van de Zwaan 3), die ik een beetje minder vind schitteren dan vorig jaar, maar wat de groote betreft schijnt hij me gelijk. Ik vraag u mij te laten weten of de heren van Leiden dit verschil erin opmerken.

  Ik heb uw boek van het Systeem doorgenomen, ik ben u zeer verplicht voor de eervolle vermelding die u er over mij maakt*). Ik ben ook de mening van meneer de Roberval°) tegengekomen, die zeer ongegrond is, evenals alle andere die hij op het gebied van de physica heeft; als hij niet een betere Meetkundige was zou hij de benaming die u hem geeft niet verdienen. Ik weet niet hoe iemand aan niet-blijvende oorzaken, die ongelijkmatig werken, bestendige en altijd overeenkomstige effecten kan toeschrijven; en bovendien aan een eenvoudige verschijning iets toeschrijven dat duidelijk een lichaam is.
Het zijn redeneringen van mensen die nooit hebben waargenomen, en die rekenschap willen geven van dingen die ze niet hebben gezien en die ze niet kennen. Als ik uw oprechtheid niet kende, zou ik geloven dat u met opzet zijn mening in uw boek had opgenomen om hem belachelijk te maken onder de filosofen; ik maak een uitzondering voor degenen die de physica behandelen op de wijze van Epicurus, die onwetend was van zowel de Wiskunde, als van alles aangaande de aard van beweging.

  Wanneer ik meer tijd zal hebben dan nu, zal ik uw boek heel nauwkeurig lezen, en ik zal het vergelijken met dat 4) van meneer Hevelius, die naar ik verneem werkt aan het verifiëren van de plaatsen van de vaste sterren, wat een bewonderens­waardig werk zal zijn.

  Ik vraag u mij te laten weten of men in Holland heeft waargenomen op de 11e van de afgelopen maand in de ochtend de conjunctie 5) van Jupiter [Jupiter] en Venus [Venus]. Ik heb deze hier als volgt waargenomen.

  Op 11 september 1659, des morgens 5 h, stond Jupiter 28' van Venus af, met de kijker bekeken; Venus zelf was hoger boven de horizon, en in azimuth 3' oostelijker dan Jupiter.
De Tabulae Philolaicae geven op dat tijdstip:
Sol [Zon] in Virgo [Maagd], op 18° 9' 56".
Jupiter in Leo [Leeuw], 29° 22', noordelijke breedte 0° 53'.
Venus in Leo, 29° 59', noordelijke breedte 1° 8'.
Hieruit wordt de afstand tussen de twee planeten verkregen als 27' en iets meer, zeer goed overeenkomend met de waarneming.
De Ephemeriden van Eichstadt stellen:
Jupiter in Leo, 29° 18' 45" of 29° 19', noordelijke breedte 0° 51'.
Venus in Leo op 29° 3', noordelijke breedte 1° 8'.
Waaruit een afstand tussen beide wordt verkregen van 21', welke berekening volgens de Rudolphinae 6) minder overeenkomt met de hemel dan die van de Tabulae Philolaicae.


3)  Zie over deze ster brief No. 518 [n.10 en hierboven No. 519, n.4: P Cygni].
[ *)  Op p. 21, 1657: "18 mei heeft Boulliau met mij de satelliet waargenomen". Zie ook No. 591.]
[ °)  Op p. 41: 'vapores', zie Ned. vertaling.]
4)  Zie het werk van brief No. 302, n.2. [Dissertatio de Nativa Saturni Facie, Gedani 1656.]
5)  Teken voor conjunctie.     6)  Joh. Kepler, Tabulae Rudolphinae ..., Ulm 1627.

[ 493 ]
  U zult mij grotelijks verplichten als u alstublieft mijn ootmoedige groeten doet aan de heren Heinsius, Vossius, Gronovius en van Schooten. Ik ben ook werkelijk

    Monsieur  
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.



[ 506 ]
No 681.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

7 november 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord
: No. 683.

A Paris le 7. Novembre 1659.  

    Monsieur

  Ik stuur u met deze brief de waarneming 1) die ik heb gedaan van de laatste Maans­verduistering 2), die niet zolang geduurd heeft als mijn Tabellen die voorstellen. Wat me noodzaakt de diameters van de Maan en de schaduw van de Aarde kleiner te stellen dan ik heb gedaan in mijn Astronomia Philolaica.

  U zult mij ook verplichten door me mee te delen wat u in Den Haag hebt waargenomen, of in Leiden en elders.

  Ik zal hier toevoegen de waarneming die ik heb gedaan van Mars [Mars].*)

  Op 28 oktober, 11 h werd Mars gezien op eenzelfde reche lijn met de hoorns van de Taurus [Stier]. De Tabulae Philolaicae geven dan de plaats van Mars in Gemini [Tweelingen], 19° 12', noordelijke breedte 19'. Als de breedte uit de Tabellen wordt toegepast en Mars wordt gesteld op de rechte lijn van de vaste sterren, valt de waargenomen lengte ervan in Gemini 19° 17', wat 5' meer is dan die van de Tabellen.°)

  Ik ben begonnen uw Systeem van Saturnus te lezen; wanneer ik alles gelezen heb zal ik u eerlijk zeggen wat ik ervan denk.

  Ik wacht met ongeduld op het uurwerk en de exemplaren van uw Systeem om uit te delen volgens uw aanwijzingen. Ik ben heel werkelijk

    Monsieur  
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

  Als het vandaag over 8 dagen mooi weer is zal ik de Zonsverduistering waarnemen 3).

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.


1)  Zie Aanhangsel No. 682.
2)  Deze maansverduistering was op 29 okt. 1659.
[ *)  Op dezelfde dag, 7 nov. 1659, werd deze waarneming ook meegedeeld aan Carlo Rinaldini (Renaldini), zie diens Commercium epistolicum (Pat. 1682), p. 17, met een figuur; op p. 16 de Eclips van Aanhangsel No. 682; op p. 23 die van No. 685.]
[ °)  Zie ook p. 509 hierna, Huygens zocht het op in Eichstadt 1644: Long.Gemini 18° 29', Lat. 0° 16' S (Septentrionalis, noordelijk).]
3)  Deze zonsverduistering was op 14 nov. 1659. Zie No. 684 en 685.


[ 507 ]
No 682.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

[1659.]

Aanhangsel bij No. 681.

Het stuk is in Leiden, coll. Huygens.

Octobris 29.*)

  De hemel was niet helemaal helder, want voor het midden van de verduistering verdween de hele Maan achter wolken. Aanvankelijk verschenen er geen sterren, maar de Maan werd voldoende duidelijk onderscheiden achter dunne wolken. Vaste sterren werden gezien vanaf V en minder vingers.

Hoogte onder-
rand van Luna
Hoogte centrum na
correctie
Tijd°)
gr. '. gr. '. ". H. '. ".
47. 32. 48. 26. 42. 13. 48. 12. Begin bijschaduw
46. 24. 47. 19. 29. 13. 57. 40. ware begin.
46. 12. 47.  7. 38. 13. 59. 32. Begin voorbij
43. 32. 44. 29. 32. 14. 23.  0. III½ vingers #)
41. 28. 42. 101) 53. 14. 43.  0. V vingers
Hoogte van Procyon naar het oosten
44.  0. 15. 45. V vingers
Hoogte van Cor Leo +) naar het oosten
34. 21. 16.  3. III en meer vingers
36. 15. 16. 16. III vingers ongeveer
37. 38. 16. 26. I vinger en meer
39.  7. 16. 37. Ware einde
40.  7. 16. 43. Einde bijschaduw

  Uit de waarneming wordt een totale duur verkregen van 2 uur 39' 20" en het midden, of de maximale verduistering om 15 h. 17' 20" kwam nabij VII vingers. De Tabulae Philolaicae geven echter het volgende.


[ *)  Deze waarneming werd op 7 nov. 1659 ook meegedeeld aan Carlo Renaldini, zie diens Commercium epistolicum (Pat. 1682), p. 16, met erboven: 1659, 30 okt. in de ochtend.]
[ °)  Tijd in uren gerekend vanaf het middaguur.]
[ #)  Een totale verduistering was bij 12 vingerbreedten, zie David Origanus, Novae motuum coelestium Ephemerides Brandenburgicae, Stettin 1609, p. 266:]
Aangezien namelijk de schijnbare diameter van de Zon of de Maan wordt herleid tot een span, wat drie palm is, of 12 vingers, en anderzijds het getal 12 voor Astronomen heilig is ... wordt gezegd dat de Eclips van één vinger is wanneer een twaalfde deel van Zon of Maan verduisterd wordt ...
1)  Lees: 26.     [ +)  Cor Leonis, dat is de ster Regulus.]

[ 508 ]
Tabulae Philolaicae
H. '. ". Breedte van Luna
Begin  13.   55.   53.   Aan het begin   43'.   34". 
Ware Oppositie 2) 15. 16. 51.  Aan het einde 35'. 23".
Maximale verduistering  15. 23. 51.
Einde 16. 51. 50.
Totale duur  2. 55. 57.

  De tijdsduur verschilt van de hemel 16' 37", waarmee de berekening van de Tabellen groter uitvalt. Het tijdstip van maximale verduistering geven de Tabellen 6' 31" later.

  Agarratus 3) heeft te Parijs het Einde waargenomen:
  Cor Leo #) had een hoogte van van 39° 20'. Dat wil zeggen om 16 h 38'.

  Antonius Marchais 4), geleerde Astronoom van de doorluchtige hertog van Orléans 5), heeft te Blois het begin waargenomen:
  de bovenrand van de Luna had een hoogte van 48° 15', dat wil zeggen het centrum had een hoogte na correctie van 48° 38' 9". Dat wil zeggen om 13 h 51' 24".
  Dit tijdstip is overeenkomsig, want het kasteel van Blois ligt ongeveer 6' westelijker dan Parijs.*)


2)  Teken voor oppositie [stand tegenover de Zon].
3)  Antoine Agarrat, geboren te Saint Maxime (Provence), was secretaris van Gassendi; na diens dood [1655] woonde hij te Lyon.
4)  Antoine Marchais, geboren te Blois, was astronoom van de hertog van Orléans. Hij heeft een beschrijving van Frankrijk gepubliceerd [1654].
5Gaston Jean Baptiste de France, duc d'Orléans. Zie brief No. 477, n.5.
[ *)  De Aarde draait 360° in 24 h, dus 1° in 4 min.: 6' westelijker is het dus 24 sec. vroeger.]


[ 509 ]

No 683.

Christiaan Huygens aan Ism. Boulliau.

20 november 1659.


Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.  [Orig. BNF Ms. Fr. 13029, f. 206a.]
Antwoord op No. 674, 681. Boulliau's antwoord: No. 694.

A la Haye le 20 Nov. 1659.  

    Monsieur

  Ik zeg u ervoor dank dat u mijn exemplaren hebt doen toekomen aan de heren de Montmor en Chapelain. Als ik had vermoed dat de tien andere zo lang onderweg zouden blijven, had ik meneer Sherburne gevraagd er nog enkele mee te nemen. Toch hoop ik dat ze niet verloren zullen zijn, en als u meneer de Carcavi of Mylon ontmoet, zegt u hun dan alstublieft dat het niet komt door nalatigheid van mij dat ze er nog geen hebben ontvangen.
Ik heb voor de tweede keer Exemplaren naar meneer Hevelius gestuurd, daar ik geen nieuws had gekregen dat de eerste hem geleverd zijn, en ik heb er één aan toegevoegd voor meneer Des Noyers, volgens uw aanwijzing.

  Ik vind geen verandering in de ster van de Zwaan; wat betreft de heren in Leiden, ik weet niet of ze er op letten. Het is een schande dat daar niemand is die waarnemingen doet, van een Eclips of van wat dan ook, behalve een enkele Duitser genaamd Kechel 1), met wie ik geen briefwisseling heb. Ik zal toch trachten van hem de waarnemingen te krijgen van de twee laatste eclipsen, om ze u te doen toekomen. Want wat mij betreft, ik ben een heel slechte waarnemer, ik heb zelfs geen instrument om de hoogte van een hemellichaam op te nemen.
Ik ben om 3 uur opgestaan om te zien of de maans­verduistering 2) zodanig was als Eichstadt*) voorspeld had, en toen ik dit gevonden had heb ik er niet meer bij stilgestaan.
Die van de Zon op de 14e november begon iets voor half drie, wat ook heel goed overeenstemt met de berekening van Eichstadt°), zoals ook de grootte van het verduisterde gedeelte; de zon werd daarna met wolken bedekt, zodat we hem niet konden zien ondergaan.
Ik heb ook juist zoals u [<] de plaats van Mars opgetekend op een rechte lijn tussen de hoorns van Taurus op 28 oktober om 11 uur, welke lijn hij zo verdeelde dat het gedeelte in de richting van de noordelijke hoorn anderhalf keer de rest was. Er ontbreken dus in de getallen van Eichstadt #) 50' volgens de bepaling die u doet van deze schijnbare plaats. De eerste keer dat het mooi weer is zal ik de diameter van Mars meten met mijn kijker.

  U zult mij zeer verplichten door me uw oordeel over mijn Systeem te laten weten, en ik zal het des te meer oprecht vinden als u mij meer fouten zult doen opmerken.


1)  Samuel Carolus Kechelius a Hollenstein. Zie brief No. 201, n.2.
2)  Die van 29 oktober 1659.
[ *)  Eichstadt 1644, p. 234, ware conjunctie te Uraniborg: 15 h 55' 20". Op p. 414 hierboven stelt Boulliau het tijdsverschil Parijs - Uraniborg op 40 min., wat geeft 15 h 15' te Parijs.]
zon-eclips[ °)  Eichstadt 1644, p. 235, ware oppositie te Uraniborg: 3 h 32' 9"; op p. 236, Pars deficiens: 19' 23", digiti Ecliptici: 7 D. 32' 38", met figuur.]
[ #)  Eichstadt 1644, p. 256: Long. 18° 29', Lat. 0° 16' S (Septentrionalis, noordelijk). De conceptbrief in OC heeft 59' i.p.v. 50' en mist het laatste gedeelte van de zin.]

[ 510 ]
Wendelinus 3), Langrenius 4), pater Gregorius à Sto Vincentio en vele anderen betuigen veel instemming met mijn hypothese, en hebben me nog niets van belang tegengeworpen. Ik wacht met ongeduld op wat men er in Italië van zal zeggen, en vooral op het antwoord van Prins Leopoldo 5), die aan meneer Heinsius heeft laten schrijven, die mijn boek had opgestuurd, dat ik van hem zou horen zodra hij het gelezen had, en dat het hem heel welkom was; zodat ik verbaasd ben over deze lange stilte. Ik ben geheel

Monsieur    
Vostre tres humble et tres obeissant serviteur  
Chr. Hugens de Zulichem.    

A Monsieur    
Monsieur Bouillaut &c.
      A Paris.


3)  Zie brief No. 680. [Govaert Wendelen, 1580-1667.]
4)  Michael Florentius à Langeren. Zie brief No. 24, n.8. [Michael van Langren (Langrenus), 1598-1675.]
5)  In de correspondentie van 1660 is te zien waarom de prins niet had geantwoord. [Add. p. 637.]



No 684.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

21 november 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Huygens' antwoord
: No. 692.

A Paris le 21. Novembre 1659.  

    Monsieur

  Ik stuur u de waarneming 1) die ik heb gedaan van de laatste Zonsverduistering, waarbij ik enig verschil heb opgemerkt met mijn Tabulae Philolaicae, maar met dit alles benaderen ze toch de hemel beter dan de andere. Ik wacht op wat u zult hebben waargenomen in Den Haag, en wat men ook in Leiden zal hebben gezien.

  Ik heb uw Systeem van Saturnus twee keer gelezen. U staaft uw hypothese zeer goed, en ze komt volgens de regels naar voren, mits u overtuigend kunt aantonen dat deze cirkel onzichtbaar kan worden wegens de geringe consistentie in dikte die hij van zichzelf heeft.
Ik weet dat de natuur een cirkel heeft kunnen maken rondom dat lichaam, en dat, om de reden die maakt dat de aarde is opgehangen in de vrije lucht, ook een ring erin opgehangen kan zijn; niettemin hebt u nog enige ondervindingen nodig om volkomen te bewijzen wat u stelt. Wat ik bij u heb gezien door uw Kijkers, en u doet mij eer aan dit te noemen*), kan me ertoe brengen


1)  Zie Aanhangsel No. 685.
[ *)  18 mei 1657, Systema Saturnium (1659) p. 21, Ned.]

[ 511 ]
te denken dat deze aanhangsels van Saturnus niet geheel en al een sferoïdische vorm hebben, waarvan de basis een cirkel is, wanneer u ze snijdt bij de spits waar het altijd lichtgevend is; en ik geloof dat men naar het voorkomen ervan niet anders kan oordelen dan dat deze basis een Ellips is.
Om nog meer bevestigd te worden in wat u hebt gesteld over deze ring die Saturnus omgordt, moet u wachten tot hij aan het eind van Sagittarius [Schutter] is, om te zien of zijn armen eindigen volgens de hellingshoek die u eraan geeft*), en of de uiteinden de schijf van Saturnus niet zullen raken. Want als het gebeurde dat ze hem raken, moet het zo zijn dat de ring elliptisch is en dat hij een zwenkende beweging heeft om zijn lange as. Als de uiteinden van deze armen de schijf van Saturnus niet raken, maar voortdurend zouden snijden, zal dat nog in uw voordeel zijn, maar ik twijfel er aan dat dit gebeurt.
Ik heb Saturnus aan het eind van Gemini [Tweelingen] zó gezien, dat de einden van de ring, zich verenigend met Saturnus, hem raakten en met de planeet een perfecte ovaal maakten; en dit met een Kijker van XI voet lengte die meneer de Groothertog 2) mij bijna 9 jaar geleden heeft gegeven. In de physica zult u weinig personen krijgen die uw mening delen. Totdat me iets anders invalt houd ik me bij de twijfel die ik heb. Maar het is zonder aarzelen dat ik wil zijn

    Monsieur  
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

  excuses voor de doorhalingen in mijn brief.


[ *)  Zie de figuur in Systema Saurnium op p. 55.]
2Fernando de Medicis. Zie brief No. 236, n.2.


[ 512 ]
No 685.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

[November 1659.]

Aanhangsel bij No. 684.

Het stuk is in Leiden, coll. Huygens.

Observatio Eclipsis Sol facta Parisiis anno 1659 Novembris 14.
ab Ismaele Bullialdo.
*)

Hoogte Sol
waar-
genomen.
Hoogte centrum
Sol gecorr.
Tijd
opge-
nomen.
Fasen. Deel van Sol
bedekt.
Centr.
°
Sol
'

°

'

H.

'
Punt van intrede tot vertikaal op Horizon door Sol ca. 124 delen westelijk.
Zon moeilijk te zien.
17. 54. 17. 50. 1. 58. Begin
17. 30. 17. 26. 2.  3. Dig.°) I 
16. 30. 16. 26. 2. 14. Dig. II½
Rand onder
15. 33. 15. 45. 2. 22. Dig. III 84. van
omtrek
15.  0. 15. 12. 2. 28. Dig. c. IV
Rand boven
14. 45. 14. 31. 2. 34. Dig. V
Centrum Halve diam. Luna dus iets groter dan halve diam. Zon. Hierna Zon achter wolken.
13. 25. 13. 19. 2. 46. Dig. VI 121.
11. 48. 11. 41. 3.  1. Dig. VII 135.
 5. 41.  5. 30. 3. 51. Dig. IV Zon is er weer; beeld op papier achter buis.
Eindpunt ca. 77 delen oostelijk van vertikaal.
 4. 30.  4. 18. 4.  0. Dig. II½
 2. 17.  2.  0. 4. 16. Einde.

[ *)  Deze waarneming werd op 25 dec. 1659 meegedeeld aan Carlo Renaldini, zie diens Commercium epistolicum (Pat. 1682), p. 23.]
[ °)  Dig. van digitus (vinger). Het maximum was 12 vingerbreedten, bij een totale verduistering, zie de verklaring van David Origanus in een noot bij p. 507.]

[ 513 ]
  De fasen van begin en einde, zoals ook van Dig. 3 en 6, eveneens die van de het afnemen bij IV en II½, zijn zeker.

  Voordat de verduistering Dig. VII½ had bereikt, werd de zon afgewisseld door overtrekkende wolken, vervolgens verdween hij achter heel dichte wolken; zodat we het midden en de maximale verduistering niet hebben kunnen optekenen op een papier achter de buis. Maar door enige openingen in de wolken was met een kleine kijker te oordelen dat deze niet ver boven Dig. VIII is gekomen.

  Vanaf het Begin tot Dig. VII werd rondom de rand van de Maan een vurige kleur gezien, waarop volgde een saffraankleur, een duifachtige kleur rond de Zon.
Voor het einde, bij Dig. IV en minder, werd rondom de rand van de Maan geen kleur onderscheiden, zoals ook niet om de rand van de Zon.

De Tabulae Philolaicae*) stellen deze als volgt voor, met de Meridiaan van Parijs 40' westelijk van die van Uraniborg: De waarneming echter:
H.  '.  ".   H.  '.
Begin  2.  17.  22.   1.  58. 
conjunctie te zien  3.  28.  50.  Dig. IX. XXI.'  1)  0.   0. 
Einde  4.  30.   6.   4.  16. 

  Dus óf er is in de beweging van de Maan een vierde ongelijkmatigheid, óf de tijdsvereffening moet anders worden toegepast, dan ze tot nu toe door iedereen gewoonlijk werd toegepast; misschien ook zijn de parallaxen van de Sol kleiner dan ze in de Tabulae Philolaicae door mij zijn bepaald.

Illustrissimo Viro Christiano Hugenio Zulichemio.


[ *)  Astronomia Philolaica (Par. 1645), p. 191: 'Liber IV ... Eclipsium doctrina' (Boek IV ... theorie van verduisteringen); p. 199: 'De Solis Eclipsis, seu potius terrae, explicatione generali.' (Over de algemene uitleg van Zonsverduisteringen, of liever die van de aarde), met als eerste zin:
In tota Astronomia non est unus aut alter calculus, qui taedium magis creet quam Eclipsium Solis ...
In de hele Astronomie is er geen berekening die meer last geeft dan die van Zonsverduisteringen ...
Op p. 204: 'Exemplum calculi Eclipseos Solaris ...' (Voorbeeld van berekening van een Zonsverduistering).]
1)  Deze XXI zijn minuten, waarvan een digitus er 60 omvat. [Symbool conjunctie: conjunctie.]


[ 523 ]

No 692.

Christiaan Huygens aan Ism. Boulliau.

11 december 1659.


Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.  [Orig. BNF Ms. Fr. 13029, f. 207.]
Antwoord op No. 684. Boulliau's antwoord: No. 708.
[Gepubliceerd door Ch. Henry in 'Huygens et Roberval', 1880.]

A la Haye le 11 Dec. 1659.  

    Monsieur

  Ik heb nagelaten u te schrijven met de gewone post van vorige week wegens een vreselijke hoofdpijn die 2 dagen achtereen duurde en die me nog een beetje ziek maakt.
Ik bedank u zeer voor de nauwkeurige waarneming van de laatste Eclips, en ik vind het jammer dat ik hier geen dergelijke vind om ze u mee te delen. Het verschil dat u vindt tussen de hemel en de berekening volgens uw tabellen is werkelijk een beetje groot. Ik vraag u mij te zeggen of u de tijdsvereffening hebt gebruikt volgens beide oorzaken, en zoals die gewoonlijk door iedereen is toegepast 1), want het lijkt me dat het zo moet. Wat betreft de parallaxen van de zon geloof ik wel dat ze kleiner zijn dan u ze veronderstelt, maar dat kan maar weinig helpen. Het laatste middel zou zijn een vierde ongelijkmatigheid in de beweging van de maan te bedenken, zoals u zegt 1), en inderdaad geloof ik dat er niet alleen een vierde is, maar nog verscheidene andere ongelijkmatigheden en zelfs dat de beweging ervan nooit precies hetzelfde terugkomt na bepaalde perioden.
De vergissing van de goede man Wendelinus was grappig, bij deze zelfde eclips, want hij verwachtte deze een dag eerder dan hij moest komen en dat met alle nodige voorbereiding, en in gezelschap van verscheidenen die hij ervoor had uitgenodigd, tot wie onder anderen behoorden degenen die het mij hebben verteld.

  Ik kom tot uw beschouwingen over mijn Systeem. U zegt dat mijn hypothese volgens de regels naar voren komt, mits ik overtuigend kan aantonen dat deze ring onzichtbaar kan worden wegens de geringe consistentie in dikte die hij van zichzelf heeft. Als u evenwel goed let op de oorzaken waarom ik zeg dat hij onzichtbaar wordt, zult u zien dat het niet de geringe dikte is waaraan ik het toeschrijf, maar aan de materie die de buitenomtrek van de ring omzoomt, waarvan ik zeg dat die het zonlicht niet weerkaatst. En het is duidelijk uit het feit dat in alle fasen altijd deze donkere lijn is op te merken; zodat deze dikte zichtbaar is op de plaats van de ring die voor de lichtende schijf van Saturnus komt.

  Wat betreft de ondervindingen die u zegt dat ik nodig zou hebben om te bewijzen dat er een ring kan zijn opgehangen in de lucht rondom de bol van een planeet,


1)  Zie brief No. 685.

[ 524 ]
welk middel zou er zijn om die te krijgen of te doen? Het lijkt me voldoende dat allen het eens zijn over het gewelf dat men rondom de aarde zou bouwen, te weten dat het zou blijven zweven. Want met de veronderstelling dat de aard van de zwaarte op Saturnus net zo is als op aarde, wat die wel lijkt te zijn, is het zeker dat de ring niet de neiging heeft dichter bij de ene kant van de bol in het midden te komen dan bij de andere.

Uw derde twijfel begrijp ik niet goed, want ik heb niet gesteld dat de aanhangsels van Saturnus een sferoïdische vorm hebben, en ik weet niet over welke paragraaf u het wilt hebben. Ik stel gewoon de ring en zijn verschillende standen ten opzichte van wat wij zien. Om te weten of de hellingshoek die ik eraan geef de werkelijke is: het is zeker dat men deze beter zal zien wanneer Saturnus [Saturnus] aan het eind van Sagittarius [Schutter] zal zijn.
In elk geval, aangezien het zo weinig zal schelen dat de ovaal van de ring de schijf van de planeet raakt, zal het niet makkelijk zijn het te onderscheiden, zelfs met onze grote kijkers, of er een klein gedeelte van de schijf buiten de ellips blijft, zoals ik heb aangegeven op p. 55, of niet. Want we zien de uiteinden niet zo duidelijk en begrensd als ik ze heb weergegeven, maar zo zouden we ze zien als we nog grotere en betere kijkers hadden.
Wanneer men toch zou vinden dat de ring werkelijk de schijf dan schijnbaar zou raken, zoals volgens u en verscheidene anderen zou gebeuren, zou ik alleen de helling een klein beetje groter moeten stellen dan ik gedaan heb, wat de rest van de hypothese in het geheel niet zou veranderen. Want een zwenkende beweging te bedenken om de grote as van Saturnus, dat laten de verschijnselen niet toe, en ik geloof dat u veeleer een libratie bedoelt; maar zoals ik heb gezegd, het zal nooit nodig zijn die erbij te halen.

Ik weet niet waarom u niet wilt dat ik goedkeuring verwacht van de Physici. Werpt u mij alstublieft tegen wat zij er, naar u gelooft, weinig waarschijnlijk in zullen vinden, opdat ik kan zien of ze gelijk hebben. Het sterkste bewijs voor de waarheid van mijn hypothese zal zijn, wanneer men zal vinden dat mijn voorspellingen aangaande de ronde fase zullen overeenstemmen met de waarnemingen in het jaar 1671 en 72, en ik hoop dat wij genoeg tijd van leven zullen hebben om die te doen.

  Verder heb ik u een gunst te vragen in een zaak die u nooit zou raden. Er is hier een dame 2) van hoge stand die mij zeer dringend en serieus verzocht heeft haar horoscoop op te stellen, menend dat ik daar veel verstand van heb. Ik heb grote moeite gehad haar van het tegendeel te overtuigen, te weten dat ik me er nooit mee heb ingelaten*), en dat ik er zelfs helemaal geen geloof aan hecht. Maar toen me ontsnapte dat ik een vriend in Frankrijk had die de kunst ervan verstond, liet ze me beloven hem ernaar te vragen. U zult zich herinneren meneer, dat wij een keer spraken over die voorspellingen toen ik de eer had u hier te ontmoeten, en ik vernam toen dat u ze niet voor geheel nutteloos houdt.


2Albertina Agnes, 3e dochter van prins Frederik Hendrik; ze trouwde met graaf Willem Frederik van Nassau. Zie brief No. 126, n.2.
[ *)  Zie Rienk Vermij, 'The marginalization of astrology among Dutch astronomers in the first half of the 17th century', History of Science, 2014, Vol. 52(2) 153-177.]

[ 525 ]
Ik verzoek u dus, als het u niet teveel moeite is, er nog deze proef mee te doen en te zien wat de sterren deze vrouw aankondigen. Ze heeft me de tijd van haar geboorte aangegeven als zaterdag 29 april*) van het jaar 1634 tussen 8 en 9 uur in de avond. Ik zal u later zeggen wie het is, want ze heeft me verboden het u vooraf te zeggen, opdat u niet meer bijzondere gedachten zou hebben over haar persoon, maar de voorspelling buiten de regelen der kunst zou trekken. Wat er ook zij van de waarheid ervan, de verplichting die ik aan u zal hebben als u ze op mijn verzoek geraadpleegd hebt zal heel waar zijn en me meer dan ooit doen zijn

Monsieur    
Vostre treshumble et tresobeissant [serviteur]  
[Chr.] Hugens de Zulichem.    

A Monsieur    
Monsieur Bouillaut
      A Paris.


[ *)  Nu wordt meestal gevonden: 9 april 1634, maar dat was geen zaterdag.]


[ 527 ]
No 694.

Ism. Boulliau aan Christiaan Huygens.

12 december 1659.

Brief in Leiden, coll. Huygens.
Antwoord op
No. 683. Huygens' antwoord: No. 704.

A Paris le 12. Decembre 1659.  

    Monsieur

  Ik zal met deze brief de ontvangst bevestigen van twee van uw brieven, van de 20e en 27e 1) van de afgelopen maand. Ik bedank u van ganser harte en een miljoen keer voor de goedheid die u hebt gehad, één van uw boeken van het Systeem van Saturnus te sturen naar meneer Des Noyers, secretaris van de doorluchtige Koningin van Polen. Ik heb op de dag van gisteren eindelijk de exemplaren van uw boek ontvangen die u mij hebt gestuurd; ik zal niet nalaten ze uit te delen volgens wat u me hebt opgedragen.
In de baal waarin uw boekenpakket zat heeft men twee uurwerken gevonden, maar zonder adres aan wie dan ook, en nu weet de boekhandelaar niet aan wie ze te geven, en ook al heb ik hem gezegd dat er één voor mij is, hij heeft het me niet willen geven, en hij wil een order krijgen van meneer Elsevier. Ik verbaas me erover dat men het adres er niet op heeft gezet. De heer Hannet [Hanet] die ze moest ontvangen is niet hier, hij is weggegaan naar Rouen, en ik weet niet wanneer hij zal terugkomen. Ik vraag u dat de handelaar order geeft het aan mij te laten afleveren, het is er een met slagwerk. En ik zal het geld geven waar het moet volgens de prijs die u me eerder hebt laten weten.

  Ik heb de diameter van Mars [Mars] gemeten, vergeleken met de berg Sinai van de Luna volgens de beschrijving van meneer Hevelius*) en ik heb hem gevonden van 54" 57"'; kort voor zijn oppositie [oppositie]°) met de Sol.

  Het lijkt me dat de ster in de Zwaan niet zoveel schittert en blinkt als hij vorig jaar deed, ik vind hem bleker.

  Ik ben verbaasd dat er in Leiden zo weinig mensen zijn die de hemel bekijken en ik ben verbaasd dat u niet een kwadrant hebt gemaakt met een halve diameter van anderhalf of twee voet.


1)  Deze brief is niet gevonden.
[ *)  Joh. Hevelius. Selenographia, 1647, plaat: 'Palaestina' met Sinai Mons, nu Tycho.]
Mons Sinai Tycho-krater
[ °)  Skyview geeft: oppositie 2 dec. 1659, diameter 17". Daar is ook te zien (met 'Orbits'): Mars was niet op de kortste afstand tot de Aarde (vergelijk de oppositie van 7 okt. 1657, diameter 22").
Boulliau's uitkomst van bijna 55" is te groot, maar komt wel overeen met die van Martinus Hortensius in Dissertatio (1633), p. 61. Zie ook de tabel in G. B. Riccioli, Astronomia reformata (1665), p. 359, waarin de beste waarde voor Mars is: Perig. 30", van Chr. Huygens, zie No. 704.]

[ 528 ]
Meneer Hevelius heeft zich toegelegd op het waarnemen van de plaatsen van de vaste sterren, en het verbeteren van wat niet goed is bij Tycho Brahe.
  Ik ben van ganser harte en heel werkelijk

    Monsieur  
Vostre treshumble & tresobeissant serviteur  
Boulliau.    

A Monsieur    
Monsieur Christian Hugens de Zulichem.
      A la Haye.



[ 530 ]
No 696.

J. Chapelain aan [Christiaan Huygens].

19 december 1659.

Brief 1) in Leiden, coll. Huygens.

  Meneer Boulliau bericht me in zijn brief van 19 december 1659, te vragen aan meneer Christiaen Hugens van Zuylicem, dat hij de Poolshoogte nodig 2) heeft en de afstand van de Meridiaan ter plaatse tot die van Uraniborg, om te doen wat hij van hem wenst in zijn laatste brief 3), daar hij door enige bezigheid niet de tijd heeft gehad zich de eer te geven met deze gewone post te schrijven.


1)  Dit stuk is een kopie, van welke hand kon niet bepaald worden.
2)  Voeg toe; de [aan: besoin].
3)  Het gaat om de horoscoop van Albertina Agnes, Huygens had Boulliau gevraagd deze op te stellen. Zie brief No. 692 [n.2].




1660



Home | Christiaan Huygens | T. II | Ism. Boulliau (top) | vervolg