G. A. Kinner von Löwenthurn 1) aan Christiaan Huygens. 30 november 1652.
Brief in Leiden, coll. Huygens.
Illustris ac Generose Domino, Domine ac Patrone colendissime. Degenen die zeggen "onbekend maakt onbemind" vergissen zich. Ik voel dit bij mezelf; u bent mij onbekend en ik heb u nooit gezien, geleerde jongeheer, en ik houd van u, en dat heb ik al gedaan sinds ik uw boekje heb gezien, 1) Gottfried Aloys Kinner von Löwenthurn, geboren ca. 1610 (Reichenbach, Silezië) werd doctor in de theologie, filosofie en recht. Door keizer Leopold I werd hij naar Wenen opgeroepen om zich bezig te houden met de opvoeding van aartshertog Karl Joseph. In 1653 [eind 1652, zie onderaan deze brief] ging Kinner naar Praag, waar hij later overste van het kapittel 'Zu aller Heiligen' werd (1670). Enige details over zijn leven staan in brief No. 175, p. 267 [G. van St-Vincent aan Chr. Huygens]. [ Vanaf sept. 1654 schrijft Kinner zijn naam zonder zijn adellijke titel 'von Löwenthurn', die hij bezat sinds 29 mei 1652, volgens Der Adel der Böhmischen Kronländer (Praag 1900), p. 134.] [ 28 brieven van Kinner aan Athanasius Kircher zijn (met Engelse vertaling) te vinden bij EMLO.] |
[ 193 ]
uw 'Theorema's over de kwadratuur van de hyperbool en gedeelten van de cirkel bij gegeven zwaartepunten van delen' [1651], heel scherpzinnig opgesteld. Als u vraagt wat ik hiervan vind, zal ik het eerlijk zeggen; ik heb meteen gezegd: als deze dingen worden gemaakt in jong hout, wat zal dat dan in droog hout worden? Want ook een meetkundige grijsaard leken me zulke Theorema's niet te misstaan, die u nog op jeugdige leeftijd succesvol hebt gevonden. Vandaar dat geweldige verlangen, waardoor ik tot nu toe werd geprikkeld, u iets in een brief aan te geven, opdat wij, die in leeftijd niet veel verschillen, en in dezelfde wiskundige studies plezier hebben, door wederzijdse briefwisseling meer bekend worden met elkaar.
Daarbij kwam de voor mij verbazende aanbeveling van u, van de uitstekende heer en zeer geleerde Meetkundige, de eerwaarde pater Gregorius van St-Vincent, wiens genegenheid u met uw oordeel over zijn eerste kwadratuur in hoge mate voor u hebt gewonnen. Ook mij bevalt dat geschrift van u voorzover het de kwadratuur betreft, maar (neemt u mij niet kwalijk dat ik het zeg) niet geheel; omdat ik zie dat u op een ander doel mikt dan waarop de schrijver zich richt.
Wanneer hij namelijk in de eerste kwadratuur 6 grootheden neemt, waarvan de vier eerste, A, B, en C, D, rechtlijnig zijn, de twee laatste, E, F, echter cirkelvormig, en laat zien dat de verhouding van het eerste paar, A, B, zoveel keer door vermenigvuldiging de verhouding bevat van het tweede, C, D, als deze verhouding van het tweede de verhouding bevat van het derde paar, E, F; wanneer de schrijver dit laat zien, zeg ik, is het niet zijn bedoeling echt een getal te geven, dat aanduidt hoeveel keer de verhouding van de eerste grootheden, A, B, door vermenigvuldiging de verhouding bevat van de tweede, C, D (dit blijkt immers onmogelijk te zijn volgens dezelfde uiteenzetting waarmee hij die propositie afleidt) om daaruit te weten te komen hoeveel keer de verhouding van het tweede paar, C, D, de verhouding bevat tussen het derde paar grootheden, E, F.
Dit is het doel van de eerste kwadratuur*), als ik de bedoeling van pater Gregorius goed begrepen heb uit een aan mij geadresseerde brief. De volgende lijken de zaak met een makkelijkere uiteenzetting tot stand te brengen; tot de uiteindelijke strekking ervan zal men echter niet gemakkelijk komen. Dit had ik, illustere en geleerde jongeheer, waarvan ik vond dat het in mijn eerste brief aan u geschreven moest worden. Als U, ster van de eerste grootte van deze tijd, vindt dat ik het verdien dat u ook van mij houdt, en dat u mij deelgenoot maakt van uw zaken en studies (naar ik begrijp meetkundige theorema's, ik hoor dat u heel scherpzinnige [ *) Deze eerste kwadratuur wordt besproken in T. 11, 'Voorbericht', p. 277-280. In het werk van Gregorius (1647), p. 891, 'Proportionalitatum geometricarum pars secunda': De similitudine proportionum inter rationes existentium; en p. 1114-1134: 'Prima circuli quadratura'.] |
[ 194 ]
gemaakt hebt), zult u me met een nieuwe Apotheose in de hemel plaatsen, en zult u merken dat ik van mijn kant heel bereid ben u op uw wenken te bedienen. Dabam Pragae Boëmorum 30 Novembris 1652.
Illustris et Generosae Dominationis Tuae Servus paratissimus Dno Christiano Hugenio etc. Mathematum eximio cultori. Dno ac Patrono mihi colendissimo, observandissimoque. Hagam Comitis. |
No 146. Christiaan Huygens aan G. A. Kinner von Löwenthurn. 29 december 1652.
Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.
Generosissimo Praestantissimoque Domino |
29 Dec. 1652. |
Zeldzaam voorbeeldig is de vriendelijkheid van pater Gregorius van St-Vincent, die zijn tegenstander met lof verheft boven wat hij verdient en die niet alleen zelf een vriend voor mij is geworden en een genadige, doordat hij eraan gewend is geraakt dat breekbare mensen van zijn leeftijd dan het meest bereiken, maar die met zijn lovende woorden ook nieuwe en nog wel zeer gewenste vriendschappen voor mij tot stand brengt.*) De uwe, weledele heer, schat ik boven andere van jonge mensen als een groot voordeel, u hebt die mij met uw zeer vriendelijke brief boven verwachting uit eigen beweging willen aanbieden. Daar ik namelijk allen waardeer die de Wiskunde tot aanzien brengen, en dan vooral degenen die, geboren van hogere afkomst, te midden van afleidingen van een bekoorlijker leven niettemin uitstekend werk doen in deze studies; aangezien er geen twijfel mogelijk is dat zij hiervoor van nature geschikt zijn. Weet dus dat ik geen grotere wens heb, dan dat u de onder gunstige omstandigheden aangevangen briefwisseling tussen ons op geen manier laat onderbreken. Over mezelf beloof ik het evenzo, niets kan me meer genoegen doen dan als er mensen zijn met wie ik over Meetkundige zaken, en ook over mijn vondsten, vertrouwelijk kan omgaan. Ik ben blij dat mijn Theoremata door uw oordeel wordt goedgekeurd. En hoewel de 'Exetasis' u niet geheel bevalt, toch heb ik de hoop dat u een keer naar mijn kant overgehaald gaat worden, omdat u zó midden tussen ons beiden in staat, dat ook de Cirkelmetingen van pater Gregorius u niet volledig voldoen. In elk geval heeft hij zich toen ik deze zomer bij hem was niet herinnerd, de verontschuldiging die u voor hem aanvoert zelf te gebruiken, en ook geen van de leerlingen aan wie [ *) Chr. Huygens had pater Gregorius in Gent bezocht, zie No. 128, n.2.] |
[ 212 ]
hij zijn verdediging lijkt te hebben toevertrouwd. En hoe zou dat gekund hebben? Want ik zie in niet waardoor het voor mij zou moeten vaststaan dat de eerste kwadratuur niet voor een kwadratuur gehouden moet worden, daar hij hierin veel duidelijker en nauwkeuriger de zaak tot een einde brengt dan in de andere drie. Ja zelfs, dat u beweert dat hij in die eerste de mogelijkheid van een kwadratuur heeft willen aantonen, wat is dit anders dan die kwadratuur zelf te hebben geleverd. Hij heeft namelijk niet alleen de mogelijkheid willen bewijzen, dat het zou vaststaan dat er een of andere evenredigheid bestaat van een cirkel tot een rechte lijn, want dit is onder Meetkundigen al vroeger buiten twijfel geweest. Maar hij heeft beweerd dat die evenredigheid bekend of gegeven is (zoals blijkt uit de laatste propositie), dat wil zeggen dat die door hem gevonden kon worden met behulp van wat hij in het vorige had bewezen. Een verhouding is immers gegeven, zoals Euclides zegt, voor wie we die kunnen vinden.
Maar het is niet mijn bedoeling u op te houden met een lang betoog; laat ik alleen zeggen dat geen Meetkundig axioma voor mij even evident is als dat onze Cirkelmeter in dwaling verkeert; zodat ik geheel onbezorgd alles afwacht dat wordt aangekondigd tegen mijn verhandeling binnenkort te zullen verschijnen.
Deze brief zal ik u niet doen toekomen zonder enige lijn, hoewel ik nog niet weet in welk deel van de wiskunde u het meest behagen schept. Over dingen die in een vloeistof drijven heb ik drie boeken geschreven, waaruit ik niet weinig vondsten voor u te voorschijn zou kunnen halen, sommige zijn namelijk vrij elegant gevonden die ik over drijvende Cilinders en Kegels heb bewezen. Doch nu ben ik begonnen over Dioptrica te schrijven, en in geen enkel onderwerp heb ik een groter genoegen gevonden, of een grotere moeilijkheid. De brief van UEd. heb ik pas gisteren aangetroffen, toen ik uit Amsterdam naar huis was teruggekeerd°). [ *) Zie p. 238.] [ °) Zie brief No. 145 aan D. Seghers (eveneens van 29 dec. 1652): "Van Amsterdam weder te huijs komende, daer ick eenighe daghen vertoeft hebbe...". Op 26 dec. was Chr. Huygens nog in Den Haag, blijkens de datering van No. 144 aan Fr. van Schooten.] |
G. A. Kinner von Löwenthurn aan Christiaan Huygens. 18 juli 1653.
Brief in Leiden, coll. Huygens.
Perillustris, Generosissime, Clarissimeque Domine, Het wat langer wegblijven van uw brief heeft gemaakt, dat ik het aan mijn tegenspoed ging wijten, waarin ik meende te zijn terecht gekomen, hetzij door een besluit van u, een aangename briefwisseling met mij af te wijzen; hetzij door onachtzaamheid van koeriers, bij wie mijn brief 1) aan u verloren gegaan was, naar ik meende. Nu word ik echter gedwongen mezelf geluk te wensen met mijn lot, terwijl ik uw voor januari aan mij gestuurde brief eindelijk eindelijk op 13 juni bekijk. En als u nu van mij begrijpt dat die eerst met de ogen en daarna ook met kusjes*) is ontvangen, zult u misschien de ongewoonheid van het gebeurde verontschuldigen, waarbij ik heel dierbare gasten moest vereren die uit het buitenland naar mij toekwamen.
Ik ben blij dat de onder goede omstandigheden begonnen briefwisseling tussen ons u bevalt; die zal ik van mijn kant zo regelen, dat noch de zeldzaamheid van brieven hongerig maakt, noch de talrijkheid ervan doet walgen. Ik zal niet de fout begaan, dat deze brief zonder vermelding van de grote man Gregorius (aan wie we beiden de verwerving van onze vriendschap te danken hebben) onder uw ogen komt; over hem stelt u een al te gewaagd axioma vast, en naar mijn oordeel is het niet zo deugdelijk, namelijk dat hij ten aanzien van Meetkundige dingen in dwaling verkeert.
Overigens, dat u mijn oordeel vraagt over de werken van Viète, Galilei en Descartes, ofschoon ik aan zulke grote mannen veeleer verering verschuldigd ben dan kritiek, omdat u het zo wilt zal ik zeggen wat ik ervan vind. 1) Brief No. 136, van 30 november 1652. [ *) In het Latijn een woordspeling: "oculis ... osculis".] [ °) Gregorius (1647), p. 1135-1157: 'Secunda circuli quadratura', prop. 54-77.] 2) M. A. de Dominis, De radiis visus et lucis in vitris perspectivis et iride Tractatus, Ven. 1611. [ Figuur (p. 55): begin van een verklaring van de regenboog, Zon in A, druppel bij B, oog in D. In de tekst wordt geen (tweevoudige) breking in de druppel genoemd, alleen terugkaatsing.] |
[ 236 ]
de Dominis 3) lijkt te hebben ontleend. Ofschoon ik de geschriften van Galilei niet heb gezien, heb ik hem toch vrij vaak geprezen horen worden. Ik zou de brief beëindigen, maar uw welwillendheid jegens mij houd me ervan af, en draagt me op een paar lijnen toe te voegen. Ik zeg u de grootst mogelijke dank voor het heel elegante theorema dat u stuurde, waarvan ik een bewijs zal zoeken als er tijd voor is; als u evenwel het uwe wilt bijsluiten, zult u iets doen dat mij niet onwelkom is. En opdat u mij niet beticht van karigheid, ziehier, ik voeg een ander Theorema toe dat dient voor de driedeling van elke boog (dit onderwerp heb ik tot dusver enigszins verkend), wel heel verschillend van het uwe wat elegantie betreft, maar wegens de eenvoud van de constructie misschien niet te versmaden.
Gegeven een cirkel met boog ABC, die in drieën gedeeld moet worden. Laar een liniaal langs het middelpunt D van de cirkel de koorde AC snijden in E, en de boog ABC in F, op zo'n manier dat de getrokken koorde CF gelijk is aan de rechte CE.
Perillustris ac Generosissimae Dominationis Tuae servus paratissimus
3) Marco Antonio de Dominis ... [1560-1624] was eerst Jezuïet, en bisschop in Dalmatië. Steunde de Venetianen tegen de Paus, kreeg te maken met de Inquisitie, en ging naar Engeland (1616), waar hij protestant werd en prior in Windsor onder James I. In 1622 keerde hij terug naar Italië en werd gevangen gezet door Urbanus VIII. Hij liet verscheiden geschriften na, vooral polemische over de kerk. [En: Euripus seu de fluxu et refluxu maris, Rome 1624 (Euripus is een zeeëngte).] 4) Toegevoegd is een kopie van de goed bewaarde afdruk van het wapen op de brieven van Kinner von Löwenthurn. |
Christiaan Huygens aan G. A. Kinner von Löwenthurn. 9 augustus 1653.
Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.
Generosissimo Clarissimoque Domino D.
Dat na het eindelijk ontvangen van mijn brief bij u elke verkeerde mening over mij is weggenomen, heb ik met veel genoegen vernomen; doch waar die zich zo lang heeft verscholen kan ik echt niet bedenken, want pater Gregorius, aan wie ik hem had toevertrouwd, zou ik van zoveel onachtzaamheid niet durven beschuldigen.
Overigens, dat Viète door u in schittering van vondsten wordt achtergesteld bij onze Cirkelmeter, is niet verbazend zolang u een legitiem bewijs van de kwadratuur onder zijn vondsten rekent; als dit echter opzij wordt gelegd en u blijft erbij, laat mij dan met u van mening mogen verschillen. 1) Lees: G. [? Vergelijk No. 146; en Kinner zet zelf een 'M'.] 2) R. Descares, Specimina philosophiae seu dissertatio de Methodo ...Dioptrice, et Meteora, Amst. 1644. Men zegt dat Estienne de Courcelles de vertaler is. 3) Zie brief No. 5, n.7 [Discours de la Methode pour bien conduire sa raison, & chercher la verité dans les sciences. Plus la Dioptrique. les Meteores. et la Geometrie. Qui sont des essais de cete Methode, Leiden 1637. in-4o]. 4) Zie brief No. 150, n.1 [Geometria ..., Leiden 1649]. 5) Marino Ghetaldi ... [1566 of 1568 - 1626 of 1627] geboren in Ragusa [Dubrovnik], van Italiaanse afkomst ... heeft verscheiden geschriften nagelaten over wiskundigen uit de Oudheid. |
[ 238 ]
van deze mannen met verdiende lof prijzen. De optica heeft het alleen aan Descartes te danken dat ze bij de aard van de breking echt is verrijkt met het principe zonder hetwelk het wonder van de regenboog niet is te verklaren, en men moet niet menen dat Marco Antonio de Dominis of iemand anders hem de lof voor deze zeer mooie beschouwing heeft ontnomen. In mijn Dioptrica-verhandeling heb ik de regels gegeven waarmee de theorie van de regenboog tot stand wordt gebracht*). Eén die bij gegeven brekingsverhouding (u weet van welke sinussen ik de verhouding bedoel) gemakkelijk de hoek laat berekenen, waaronder de regenboog moet worden gezien. Een andere die, als deze hoek is gegeven, de genoemde verhouding levert, en die ik wel als de meest nuttige heb bevonden om bij glas en elke andere doorzichtige stof heel nauwkeurig de mate van breking te vinden; als hiertoe cilindertjes of bolletjes van elke stof worden gemaakt, en aan de zon blootgesteld, en als zo de hoek wordt genoteerd waaronder een regenboog in glasregens of andere regens te zien zou moeten zijn. Maar ik hoop dat u dit te zijner tijd duidelijker zult inzien uit de verhandeling zelf; laat ik nu hier het bewijs opschrijven van de constructie van twee middelevenredigen dat u verlangt 6).
De cirkel wordt voltooid als ALCK en GE wordt doorgetrokken tot aan de omtrek in K; en A wordt met K verbonden, en daarmee evenwijdig wordt BO getrokken. De driehoeken AEK en BHO zijn dus gelijkvormig; en omdat AE gelijk is aan EK, zijn ook gelijk BH en HO; maar ook HG en HD zijn aan elkaar gelijk, volgens constructie, dus de hele OG is gelijk aan BD, dat wil zeggen aan diameter AC of LK. En als de gemeenschappelijke LO wordt afgetrokken blijven over de aan elkaar gelijke GL en OK. De constructie die u mij stuurde van de driedeling van een hoek heeft een redenering die duidelijk is voor wie de Geometria°) van Descartes heeft gelezen, waarin tegelijk wordt geleerd hoe nuttig een beschouwing van de genoemde deling is voor het samenstellen van ruimtelijke problemen. Ze kan inderdaad voor het samenstellen ook toegepast worden, zoals u uit het volgende voorbeeld zult begrijpen, en ik kan namelijk ook niet anders dan bij deze gelegenheid voor u de heel mooie constructie opschrijven van een Probleem van Archimedes, waarvan ik me herinner dat ik heel blij was toen ik deze had gevonden. Het Probleem is: een voorgestelde bol te snijden volgens een gegeven verhouding. En de samenstelling van Archimedes is weliswaar verloren gegaan, tenzij het die is, welke Eutocius getuigt in een of ander oud boek te hebben gevonden. Dionysodorus heeft dan toch een andere gevonden en Diocles nog een andere. Maar pater Gregorius [<] gaf boven deze de voorkeur aan de mijne, die ik hem eerder had gestuurd met bewijs, omdat het met een parabool en een cirkel werd gedaan. Overigens heb ik de nu volgende daarna gevonden. [ *) Zie T. 13, p. 146, 22 Dec. 1652: "Data proportione refractionis invenire angulum sub quo Iris primaria spectari debeat, Et contra", Bij gegeven brekingsverhouding de hoek te vinden waaronder de eerste regenboog moet worden gezien, en andersom. Resultaat van dit laatste: bij een hoek van 41° 30' is de verhouding 133689 tot 100000, iets groter dan 4/3 zoals Descartes vond.] 6) Zie brief No. 146 7) Lees: GL [i.p.v. BL]. [ °) Ed. 1649, p. 102.] |
[ 239 ]
Stel u voor een bol, met als grootste cirkel daarop AKCL*), diameter AC, het middelpunt M, en de gegeven verhouding is die van de grotere S tot de kleinere T. AC wordt in E zodanig verdeeld dat geldt: zoals S tot T, zo is AE tot EC; en in de cirkel ABCD wordt een rechte AR aangebracht die gelijk is aan het verschil van AE en EC. En aan de koorde die een derde deel van boog AR onderspant wordt gelijk genomen MN. Als dan door N een vlak KL wordt getrokken dat loodrecht staat op diameter AC; dan zeg ik dat dit de bol zodanig verdeelt, dat het gedeelte KAL tot het gedeelte KCL is als S tot T. Het bewijs [>] met wat erop betrekking heeft is bijna zo lang als deze brief, en het leek me niet dat u met een verdere beschouwing lastig gevallen moest worden. Laat ik dus hier eindigen, na u dit ene te hebben verzekerd dat, of u nu zelf iets nieuws hebt opgespoord of iemand van de Meetkundigen met wie u daar omgaat, u mij niet het genoegen moet ontzeggen van zulke dingen volop te genieten. Het ga u goed. 9 Aug. 1653.
Do M. Godefr. Aloysio Kinnero a Löwenthurn. Pragam. [ *) In het origineel stond hier eerst "ABCD", KL blijkt het gevraagde snijvlak te zijn.] 8) Lees: epistolam [i.p.v. epistola]. |
G. A. Kinner von Löwenthurn aan Christiaan Huygens. 28 augustus 1653.
Brief in Leiden, coll. Huygens. a)
Perillustris, Generosissime, Clarissimeque Domine, Nee toch, laat het niet zo zijn dat een kwaadaardig koortsje uw werkzaamheden, die u tot groot nut hebt ondernomen zoals ik nu langzamerhand begrijp, verder heeft durven belemmeren! In elk geval betreurde ik in hoge mate, nadat ik het uit uw laatste brief had vernomen, dat de krachten van uw gezonde toestand door een koortsige onbestendigheid waren verminderd. Toch liet dezelfde brief iets beters hopen, want zowel de geregelde gang van het a) Rc. 11 Sept. [Chr. Huygens]. |
[ 240 ]
goed aan zichzelf gelijkblijvende handschrift daarin, als vooral de vermelding van wiskundige onderwerpen, die anders gewoonlijk heel onwelkome begeleiders zijn van een aangetaste gezondheid, zijn al een vrijwel overtuigend bewijs, dat u hersteld bent in uw voormalige gezonde toestand en uw heel dierbare studies.
Dat door pater Aynscom een verdediging van de kwadraturen wordt voorbereid, heb ik al lang geleden uit een brief van hem aan mij begrepen 1); maar tegen uw geschrift moet u niets bijzonders verwachten; hoogstens zult u dit als antwoord krijgen, dat u op een ander doel hebt gemikt dan waarop pater Gregorius zich richt in zijn eerste kwadratuur. Wat mij betreft, ik oordeel over de ontdekkingen van pater Gregorius als volgt: al zou succes van de vondst van een Vierkantmaking afwezig zijn, ik schat dat van de waarde daarvan bij mij weinig verloren zal gaan.
En toch ben ik de zaken van pater Gregorius niet zozeer toegedaan, dat ik Viète en anderen iets te kort zou willen doen. De Meetkundige zaken van Viète maken een grote indruk op me, wegens de nette methode van construeren, ofschoon ik in de bewijzen wel wat helderheid mis. Met de Analyse heb ik (om het u eerlijk te bekennen) geen ervaring, aangezien van onderdelen ervan het ongelukkige is, dat bijzondere kennis ervan weinigen bekoort. Ik verlang er in elk geval al lang naar, maar misschien hebt u door ondervinding geleerd, hoe weinig vorderingen te hopen zijn bij hen, die niet een geschikte leermeester hebben 2).
Hierbij kan ik niet anders dan nieuwe principes bij de breking aanbevelen; en als u die op het spoor bent, twijfel ik er niet aan dat van uw Dioptrica, waarmee u bezig bent, een grote volmaaktheid in deze materie verwacht kan worden. Doch ik zou u wel vooral willen vragen, dat u niet nalaat uit uw theorema's een geschikte redenering te voorschijn te halen, met behulp waarvan we beter kunnen begrijpen dat wonderlijke onstaan van kleuren, die gewoonlijk in de regenboog en elders met breking verbonden zijn. 1) Lees: intellexerim [i.p.v. intellerim]. 2) Hier is de brief beschadigd. [ *) Zie Descartes 1637, p. 259: "tournoyement des parties de la matiere subtile", met de figuur op p. 258, deeltjes van subtiele materie bij breking van licht aan een wateroppervlak: een schuin invallend deeltje gaat draaien ten gevolge van verschillende snelheden van omringende deeltjes.] 3) Propositiones physico-mathematicae de flamma iridi ..., Olomutii, apud Nicolaum Ilradeczki, 1634 [Hradeczki, 1639]. De schrijver is B. Conradus; het boek werd aangevallen in: Marcus Marci, Dissertatio in propositiones Physicomathematicas. De natura iridos R. P. Balthasaris Conradi ..., Praag 1650. |
[ 241 ]
Balthasar Conradus 4) had voorgesteld, waarin hij dezelfde opvatting had uitgedrukt als Descartes, over wiens gepubliceerde Dioptrica we daar echter nog niets hadden gehoord. Aangezien toen dus werd bewezen dat de regenboog ontstaat door werking van de breking van zonnestralen, gemaakt in bolvormige druppeltjes, werd de vraag opgeworpen of ook stralen van de zon die tegen een druppel zijn aangegleden, deze rakend, evenzo gebroken worden als stralen die er doorheen gaan. Alle toen aanwezigen ontkenden vinnig, op dat ogenblik ook velen van degenen die dezelfde pater Conradus per brief had geraadpleegd. Hij was zelf de enige die het bevestigde, en zijn redenering, waarop hij steunde om dit te bewijzen, zal ik hieraan vastknopen, om te vernemen wat uw oordeel is over deze zaak.
Laat een of ander punt van de zon zijn A, waar vandaan op het bolletje BCDE de stralen AB en AC vallen die dit raken in de punten B en C; AD en AE echter snijden het.
Dit was wat ik voor het ogenblik voldoende vond. Ondertussen bedank ik u ten zeerste voor het zenden van het theorema over het snijden van een bol, waarvan de wonderlijk schone vorm mij heeft getroffen, en nog meer zou het me bevallen zijn, als u de waarheid ervan met een toegevoegd bewijs had bevestigd, en als u het me vervolgens niet wilt onthouden, weet dan dat er niets is wat u van mijn kant kan worden geweigerd. 4) Balthasar Conradus, geboren 1599 te Neiss (Silezië), overleden te Gratz op 17 mei 1660, werd Jezuïet in 1615, en later benoemd tot professor in de wiskundige vakken te Olmutz, Praag en Gratz. 5) Het was midden in de eerste zee-oorlog van de Nederlanden met Engeland. |
[ 242 ]
in het kort toevoegt aan uw brief, zult u mij opnieuw tot veel gehoorzaamheid verplichten; nu leef ik en sterf ik in de eerste plaats als
Perillustris ac Generosissimae Dominationis Tuae servus promptissimus
|
G. A. Kinner von Löwenthurn aan Christiaan Huygens. 29 november 1653.
Brief in Leiden, coll. Huygens.
Perillustris, Generosissimeque Domine,
Laat ik met uw goedvinden de herinnering aan de voorgaande brief 1) weer opwekken of, als deze wellicht bij geval niet bij u is aangekomen, uw gedachten vóór zijn, waarmee u misschien bij uzelf zonder woorden mijn stilte afkeurt. Na ontvangs van uw laatste brief heb ik volgens mijn gewoonte terstond geantwoord, en in die brief heb ik een optisch Theorema voorgelegd, dat enkele jaren geleden bij ons in tegenspraak werd gebracht, daarover uw oordeel vragend. 1) Brief No. 162. |
[ 252 ]
opening geeft van de stand van uw zaken en gezondheid. In mijn voorlaatste brief 2) aan u had ik geschreven, dat ik de kwadratuur volgens de geleerde Meetkundige Gregorius van St-Vincent op volgorde had gezet, en omdat ik zag dat dit onze Meetkundigen niet mishaagde, heb ik op hun verzoek besloten het te publiceren; en dit werkje 3) is nu ter perse; ik hoop dat het zo spoedig mogelijk wordt voltooid. Ik zou u graag een exemplaar sturen, maar ik weet niet goed langs welke weg; als u een manier voorkomt die geschikt is, zeg het, en u zult me heel bereid vinden u te dienen.
De eerwaarde pater Gregorius belooft in zijn laatste brief aan mij iets nieuws, of het nu zal zijn ter verklaring van het voorgaande werk, of veeleer wat voor nieuws dan ook dat dienstig zal zijn voor de constructie van het Delisch probleem 4). Moge GOD geven dat niet een ontijdige dood van de goede man aan de onderneming een eind maakt, en het bedachte werk aan het nageslacht onthoudt, niet zonder heel groot verlies voor de Meetkunde. 2) Brief No. 160. 3) Elucidatio geometrica Problematis Austriaci sive Quadratura Circuli ..., Praag 1653. Dit werk is een uittreksel van dat van Gregorius van St-Vincent. Zie brief No. 27. 4) Het bekende probleem van verdubbeling van de kubus. 5) Johannes Marcus Marci de Cronland ... [1595-1667] ... was medicus, taalkundige (Arabisch en Grieks), astronoom en astroloog; vanaf 1620 professor in de wiskundige vakken te Praag ... [In 1662 rector van de Universitas Carolo Ferdinandea; zie film (Tsjechisch). Adellijke titel 'von Kronlandt' sinds 19 okt. 1634, zie Der Adel der Böhmischen Kronländer (Praag 1900), 104.] 6) Labyrinthus in quo via ad circuli quadraturam pluribus modis exhibetur, Praag 1654. 7) De proportione motus ..., Praag 1639. De proportione motus figurarum rectilinearum et circuli quadratura ex motu, Praag 1648, met de 'raaklijnmethode'. 8) Thaumantias: liber de arcu coelesti deque colorum ... causis, 1648. 9) Idearum operatricium Idea ... virtutis, quae semina faecundat ..., Praag 1635. |
[ 253 ]
Niet eerder heeft aan mij geschreven de eerwaarde pater Theodorus Moretus 10), heel bekend in de Meetkunde en de overige Wiskunde, aan veel Duitse academies emeritus professor in de wiskunde, en hij heeft gevraagd door mij in het bijzonder aan u te worden aanbevolen; ik heb gemeend zijn, wel onbekende maar misschien toch niet onwelkome, heel vriendelijke groet hierbij te moeten schrijven. De Republiek der Meetkunde zou al eerder niet weinig te danken hebben aan zijn vondsten, als er niet in deze streken de tegenspoed zou zijn, dat het voor mensen die overigens heel geleerd zijn alleen mogelijk is thuis en privé 11) te genieten van de voortbrengselen van hun verstand, ik weet niet welke noodlots-Genius misgunt hun het licht in het openbaar. Maar misschien wordt u van het lezen van de ongelegen komende brief afgeleid van iets anders? Vergeef me als ik u te lang heb lastig gevallen; ik ben ertoe gebracht door de fout te geloven, dat ook anderen graag meer uitgebreide brieven krijgen, die mij bijzonder blij maken. Leef ondertussen, en het ga u goed, niet zonder aan mij te denken, weledele jongeheer, en houd niet voor de wereld verborgen uw Dioptrica en in vloeistof drijvende dingen; heb er alle vertrouwen in dat u met een theorie van Breking en van Vloeistoffen een vaste en onverbrekelijke roem zult verkrijgen.
Perillustris ac Generosissimae Dominationis Tuae servus paratissimus
10) Theodorus Moretus ... [1602-1667] werd Jezuïet in 1620, professor in de filosofie, theologie en wiskunde te Praag en te Breslau ... 11) Opgemerkt kan worden dat Th. Moretus vanaf 1633 veel werken publiceerde [zie No. 171, n.2]. |
Christiaan Huygens aan G. A. Kinner von Löwenthurn. 16 december 1653.
Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.
Nobilissimo Generosissimoque Viro Do. Aloisio Kinner
Aangezien u over mijn gezondheidstoestand zekerheid verlangt, weledele Kinner, moet u weten dat ik hersteld ben in mijn voormalige gezondheid, en dat er nu niets kwaads is van lichaam of geest, behalve dat ik uw verloren gegane brief 1) betreur waarmee ook een optisch theorema is kwijtgeraakt, naar ik begrijp, van de soort waarmee ik me nu inderdaad zeer vermaak.
Over beweging en over de regenboog meldt u me aparte verhandelingen van J. M. Marci; geen van beide heb ik onder ogen gehad. Wilt u mij dan tenminste dit aangeven, als u het wel hebt gelezen: of hij over de regenboog instemt met Descartes. En over beweging dit: of hij ook de stootwetten heeft besproken; bij het opstellen daarvan hebben de meesten zich tot nu toe danig vergist, en het meest van allen Descartes, zoals ik eens zal aantonen, naar ik vertrouw. Wat u hiervan denkt, scherpzinnige heer, of wat de voortreffelijke heer M. Marci ervan denkt, zou ik graag willen weten. Ondertussen voel ik de behoefte door uw bemiddeling aan hem te worden aanbevolen, en wanneer een gelegenheid zich voordoet aan de eerwaarde pater Theodorus Moretus, zo nauwkeurig mogelijk. Doch wie ben ik, dat ik aan emeritus-hoogleraren, zelfs in de wiskunde, door zo'n grote afstand gescheiden, bekend zou raken. Overigens, zoals 1) Huygens schijnt hier te vergeten de brief van Kinner van 28 aug., No. 162, waarop hij zelf had gezet "Rc. 11 Sept." [Kan het zijn omdat hij zijn kennis over het optica-probleem van p. 241 nog niet wilde prijsgeven? Zie hierna, p. 262, noot a.] |
[ 261 ]
ik een hoge verwachting heb van de werken 2) van de genoemde geleerde heren, vertrouwend op uw oordeel alleen, zo is niets mij even welkom, als wanneer het mij door uw medewerking ten deel valt, van hen een Probleempje of iets dergelijks te lezen; en daaraan dan als het ware aan de klauw (zoals men zegt) oudgediende leeuwen van de Meetkundige wetenschap te leren kennen.
Mijn verhandeling over lichtbreking en Telescopen is nu ten einde gebracht. En al wordt die door zeer velen dringend verlangd, ik twijfel of die niet pas over een jaar moet worden gedrukt, allengs zal er wat bijkomen. Zeer onlangs heb ik die ook verrijkt met dit Theorema, dat niet een van de minste is: "Als door een willekeurig aantal lenzen etc." [>] Hagae 16 Dec. 1653. Het verwondert me dat er nog steeds niets is uitgegeven door pater Aynscom, en ik begrijp niet wat de oorzaak van het uitstel is.
Kinnero a Löwenthurn. Pragam.
2) De werken van M Marci zijn al aangehaald [Cf. p. 290: Huygens ontving er zeven; p. 307: kritiek erop). Jiri Marek, 'Un physicien tchèque du XVIIe siècle', in Revue d'histoire des sciences, 21 (1968) 109-130.] Theodorus Moretus had gepubliceerd: Tractatus in octo Libros Physicorum ex praelectionibus Theod. Moreti a Paulo Schrabone Canon. Strahov. descriptus. Olomucii. 1633. in-4o. Propositiones Mathematicae de Celeri et Tardo naturae et armorum demonstrandae in Caesarea Regiaque Universitate Pragensi a D. Gasparo Alexio Francq. Nobili Silesio Wartembergensi. Praeside R.P. Theodoro Moreto Societatis Iesu. Art. et Phil. Mag. ac Matheseos in eadem Universitate Professore. Anno 1635. in-4o. Mathematici Tractatus de fontibus artificialibus. Auct. Th. Moreto. Pragae. 1641. in-4o. |
G. A. Kinner von Löwenthurn aan Christiaan Huygens. 3 januari 1654.
Brief in Leiden, coll. Huygens.
Illustris ac Generosissime Domine,
Salutem â Domino et felicissimum ineuntis Novi anni auspicium Niet ten onrechte, naar ik zie, had ik uit het langdurig uitblijven van uw brief een voorgevoel dat de mijne verloren was gegaan; dat u dit betreurt, weledele Huygens, is stellig onverdiend; misschien heeft die namelijk |
[ 262 ]
wel daarom dat ongunstige lotgeval ondergaan, omdat hij het niet waard was door u te worden bekeken. Ik had daarin een optisch Theorema ingelast aangaande de breking, dat enige jaren geleden bij ons veel besproken is naar aanleiding van bepaalde theses over de Regenboog, die de professor in de wiskunde Balthasar Conradus had voorgesteld. Toen dus overlegd werd over de breking, die bij het ontstaan van de regenboog een rol speelt, werd de vraag opgeworpen, of ook stralen die raken aan de regendruppels waarin de regenboog gevormd wordt, worden gebroken evenals de overige die ze snijden. Hij bewees zelf, terwijl de anderen het ontkenden, de breking van rakende stralen met de volgende uiteenzetting, die ik aan uw oordeel onderworpen wil hebben.
Laat een of ander punt van de Zon zijn A, waar vandaan op het bolletje BCDE de stralen AB en AC vallen die dit raken in de punten B en C; AD en AE echter snijden het. Nog meer verheugt u mij, omdat u zegt dat uw optische verhandeling ten einde is gebracht; maar u bedroeft me omdat u wilt dat deze pas over een jaar gedrukt wordt. Hoe kunt u immers een zo edel voortbrengsel het licht misgunnen, en vrienden de vreugde en het feliciteren van u? Maar ik verzoek u daarbij niet na te laten een of andere geschikte redenering uit uw Theorema's te voorschijn te halen, met behulp waarvan te verklaren is hoe dat wonderlijke onstaan van kleuren gewoonlijk met de regenboog vergezeld gaat. Want als ik me niet vergis is dat meer verborgen dan Descartes het heeft besproken met zijn, ik weet niet welke, denkbeeldige draaiing van lichtende deeltjes [<]; Mijns inziens is dat (als ik het mag zeggen met goedvinden van zo'n grote man en van u) meer verzinnen dan filosoferen.
Van hem neemt u ook zelf terecht af datgene, van een andere aard, wat hij beweert in het geval waarin een bolletje A, gelijk aan een bolletje B, met vier delen snelheid botst tegen het bolletje B:
a) Ik heb bewezen dat de grens niet komt van de rakende straal, maar van een andere [Chr. Huygens] 2). 2) Zie brief No. 176. |
[ 263 ]
dat het een deel van de snelheid aan die B geeft, en met de drie overige delen terugspringt. Ik meen namelijk met u dat dit tegen de rede is, en in strijd met duidelijke ondervinding. Waar komt namelijk voor bolletje A de kracht [Lat.: 'vis'] vandaan om terug te springen? Aangezien dezelfde kracht, die bolletje A beweegt, ook toereikend is voor bolletje B (immers gelijk aan die A) en dus eerder dit naar voren zal drijven, dan erdoor te worden teruggedreven. Bolletje B zal dus, een impetus krijgend van A, naar de andere kant gaan, en A tot stilstand dwingen, het heeft dit immers tegengehouden door de impetus ervan in de weg te staan.
Dezelfde mening heeft de heer doctor Marci, die in zijn boek over de verhouding van beweging ook dit geeft: Bij zijn Regenboog wijkt hij veel af van Descartes; maar zijn verklaring voldoet voor mij voldtrekt niet, om eerlijk te zeggen dring ik er ook nog niet voldoende in door. Niettemin schat ik de scherpzinnige man heel hoog, en schrijf ik de duisterheid toe aan talent; degenen die voortreffelijk zijn van verstand hebben namelijk deze eigenschap, dat ze de verstanden van alle anderen aan dat van henzelf willen afmeten; en het blijkt ook dat voor anderen alles helder zal zijn, waarover zij niet onzeker zijn.
U had aan mij in uw voorlaatste brief uw constructie gestuurd waarmee u het probleem oplost van het snijden van een bol in een gegeven verhouding; omdat de constructie ervan me geweldig bevalt, zou u in elk geval voor mij iets doen dat heel welkom is, als u het bewijs niet zou weigeren te geven. Perillustris ac Generosissimae Dominationis Tuae Servus paratissimus
b) En C moet niet groter zijn dan B of A [Chr. Huygens]. 1) Zie brief No. 167, n.3. |
G. A. Kinner von Löwenthurn aan Christiaan Huygens. 7 januari 1654. a)
Brief in Leiden, coll. Huygens.
Illustris ac Generosissime Domine, Bij deze gelegenheid stuur ik u mijn beloofde boekje; ik hoop dat u, zodra u het op uw gemak hebt doorgenomen, volgens het eerdere vertrouwen en uw geneigdheid, mij niet uw oordeel erover zult onthouden, dat ik met verlangen tegemoet zie. Want of u het nu mijn kant steunt, of ertegen is, in a) Rc. 9 Mart [Chr. Huygens]. |
[ 266 ]
beide gevallen zult u me voorbereid vinden; en ik ben namelijk mijn zaken niet zozeer toegedaan, dat ik niet aan het oprechte oordeel van wie dan ook blootgesteld zou willen worden; of zo zelfvoldaan met mijn geringe verstand, dat ik niet zou geloven dat anderen mijlenver voor mij uitlopen. Meer schrijven laat de haastige gelegenheid niet toe, waarbij dit makkelijk naar de eerwaarde pater Gregorius kan worden gebracht; en ik heb vier dagen geleden 1) uitgebreider aan u geschreven met de gewone koerier. Het ga u goed en leef met mij in gedachten Illustris ac Generosissimae Dominationis Tuae Dabam Pragae 7 Januarij Anno 1654. 1) Zie brief No. 172. |
Christiaan Huygens aan G. A. Kinner von Löwenthurn. [januari 1654.]
Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens. Kinnero.
Uw boekje heeft mij nog niet bereikt, weledele Kinner, en toch heb ik u niet langer een antwoord schuldig willen blijven. Wat dus het Optische theorema betreft, ik ben van mening dat de heer Balthasar Conradus zeker een ander bewijs ervan moet zoeken. Want wat hij meent, dat de grenzen van de belichting op het gedeelte OK van het bolvormige oppervlak, van de rakende stralen AC komen, is niet waar; omdat ze van snijdende stralen komen, zoals AE. Nu heb ik in mijn Dioptrica niets Natuurkundigs willen behandelen, en slechts één Principe van Descartes heb ik overgenomen, te weten dat de Sinussen van de hoeken die de invallende en de gebroken straal maken met de loodlijn, met elkaar steeds dezelfde verhouding aanhouden; wat niet alleen overeenkomt met onze experimenten, maar ook heel nauwkeurig met die van degenen die het niet wisten, zoals Kepler*). Van de verhandeling van de heer M. Marci over beweging zal ik nagaan of ik die misschien kan verkrijgen. Doch ik zou hem aansporen ook uit te geven wat hij heeft bedacht over de Kwadratuur van de cirkel. Ik heb me sinds enige dagen geleden inderdaad hierop gericht, en de Theorema's die ik heb gevonden bevallen me meer dan alle [ *) Zie Joh. Kepler, Ad Vitellionem Paralipomena (1604), p. 85 e.v., gemeten waarden vanaf p. 97, tabel op p. 115.] |
[ 269 ]
andere die ik tot dusver heb geschreven. Als ik hier wat kort zal zijn, geloof me dat dit nergens anders vandaan komt, dan dat ik aanhoudend moeite heb besteed aan het op papier zetten daarvan, zodat ik me er nauwelijks van laat afleiden totdat ik het klaar heb. Maar toch, omdat u het bewijs verlangt van de Constructie waarmee ik heb laten zien hoe een Bol wordt verdeeld in een gegeven verhouding, zal ik dat voor u opschrijven. Het gaat als volgt, enz. 1)
1) In de kopie staat "zal ik op een ander tijdstip overschrijven." |
G. A. Kinner von Löwenthurn aan Christiaan Huygens. 28 februari 1654.
Brief in Leiden, coll. Huygens.
Perillustris ac Generosissime Domine Colendissime.
Met een sneller antwoord heb ik de samenhang van uw studies niet willen onderbreken, waarvan ik uit uw laatste brief met blijdschap heb vernomen dat u ze hebt gewijd aan een wel moeilijk, maar toch roemrijk plan, de opsporing van een kwadratuur van de cirkel. Ik feliciteer u met uw stoutmoedigheid, die uw gedachten op dat doel doet richten, dat men het in de Oudheid zo vaak heeft willen treffen, eindelijk inziend dat hun werken mislukt waren. Is mijn boekje u eindelijk in handen gekomen? In elk geval is het meer dan een maand geleden, sedert ik het aan twee jonge heren heb overhandigd, die van hier naar Leuven zouden vertrekken om het naar pater Grgorius te brengen, van wie ik tot nu toe geen antwoord heb gekregen; ik ben bang dat de troepen van Lotharingen een vertraging voor hen hebben veroorzaakt toen ze door Keuls gebied trokken 2). 1) Balthasar Moretus (II) ... [1615-1674] ... De grootmoeder van zijn vrouw Anna Goos was Martine Plantin, van wie alle Moretussen afstamden die elkaar opvolgden als drukker-uitgevers te Antwerpen [Plantijn] ... 2) De hertog van Lotharingen [Charles IV] had met 5000 man de Rijnoevers en Oost-België onveilig gemaakt sinds de vrede van 1648. Hij streed tegen Frankrijk, samen met Condé, maar werd op 25 febr. 1654 gevangen gezet in Brussel; zijn leger bleef die streken verwoesten. |
[ 270 ]
De snijding van een Bol in een gegeven verhouding volgens uw methode bevalt mij zeer, en ik geef eraan de voorkeur boven alle die ik tot dusver heb gezien, wegens de eenvoud van de constructie. Ga ermee door, scherpzinnige Huygens, de meetkunde op te helderen met uw inspanningen, zoals u die zeker met veel voordeel ondernomen hebt; en behandelt u vooral met toewijding datgene wat de optica betreft, aangezien we in deze stof zeer weinig te danken hebben aan de Oudheid, en alleen door Descartes hebben we (wat ik zelfs gaarne beken) kort geleden het licht gezien. En ik zou niet aanraden de bekendmaking uit te stellen van wat u onder handen hebt; ik hoor namelijk dat van een of andere Romein 3) eerstdaags een nieuwe Optica te verwachten is; ik zou in elk geval niet willen dat door hem iets aan u ontnomen zou worden van de roem van eerste vinder.
Doch dat u zegt bij uw Regenboog geen aandacht te hebben besteed aan de kleuren, ik weet niet of u dat een juiste keuze is. Neem immers de boog en de kleuren, wat is er in 's hemelsnaam waardoor gezegd kan worden dat het een wonder is? Het is een Filosofische zaak, dat beken ik, maar ik oordeel toch niet dat het onmogelijk is die, met bepaalde veronderstellingen, in Meetkundige uiteenzettingen in te lassen. Perillustris ac Generosissimae Dominationis Tuae Servus promptissimus
3) Niccolo Zucchi ... [1586 - 1670], professor in Rome en Ravenna, reisde naar Oostenrijk [in 1623, ontmoette Kepler], en had het idee voor een spiegeltelescoop [vgl. Isack Beeckman, 'Journal' II, p. 357, 1626]; in 1630 ontdekte hij de gordels op Jupiter. 4) Optica philosophia : experimentis et ratione a fundamentis constituta, Pars 1: De Visibilibus, & eorum Repraesentativis, Lugd. 1652. [idee voor een spiegeltelescoop (1616): p. 126.] Pars altera: De naturali Oculorum Constitutione & Usu, Apparentiarum visûs per veras causas determinatione ..., Lugd. 1656. [ Zucchi had eerder gepubliceerd Nova de machinis philosophia, Rome 1649, waarin ook experimenten met een kwikbuis beschreven staan (>).] |
Christiaan Huygens aan G. A. Kinner von Löwenthurn. 23 maart 1654.
Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens. Kinnero Pragam.
|
23 Mart. 1654. |
Uw brief die u had afgegeven op 28 februari heb ik ontvangen op 16 maart, nadat pas enige dagen eerder uw boekje*) was gebracht, dat op 7 januari van u is weggegaan. Toch is het goed dat een exemplaar ervan voor mij is bestemd. Weet dus dat het heel welkom is gekomen, en dadelijk door mij is doorgenomen en goedgekeurd, vooral waar u bewijst de meest ingewikkelde gedachten van pater Gregorius helder te hebben begrepen. U hebt alles inderdaad kort en duidelijk behandeld en ik feliciteer u met een zo uitstekende vaardigheid in Meetkundige zaken. Overigens meen ik dat pater Gregorius veel aan u te danken heeft, niet om de reden dat u hem de eer van een gevonden kwadratuur hebt toegekend, maar omdat u die zo duidelijk te begrijpen aan hem voorlegt, dat hij binnenkort samen met u de waarheid zal omarmen, tenzij hij bij helder licht nog blind wil blijven.
Wat is immers gemakkelijker te doorgronden dan dat uw 30e propositie onwaar is. Ik heb weliswaar niet gezien met welke redeneringen 1) Alexius Sylvius 2) deze bestrijdt. En het lijkt me dat u de redenering van Archimedes niet slecht navolgt en overbrengt naar een evenredigheid van verhoudingen. En daarom is het hele bewijs van de genoemde propositie juist, behalve op pag. 45, 8e regel van het eind, waar u als volgt besluit: "Dit is, de verhouding die er is tussen de samenvoeging van ..." enz. [ *) Elucidatio geometrica Problematis Austriaci ...; zie hierboven p. 252.] 1) Alexii Sylvii, Lunae circulares periodi seu Cycli quorum beneficio, Novi-Plenilunia cum civiliter tum Astronomice facili negotio & exacte reperiuntur. ...Adjunctum quoque est Examen quarundam praepositionum Quadraturae Circuli R.P. Gregorii a Sto Vincentio [p. 374] ... Lesnae 1651. 2) Alexius Sylvius ... [1593-c.1653, Pools Jezuïet, maker van astronomische instrumenten]. |
[ 279 ]
zult u vaak opmerken dat het op iets absurds neerkomt. Ik meen dat u nu begrijpt, dat dit ene "Dit is" maakt, dat uw Kwadratuur niet door alle Meetkundigen kan worden goedgekeurd. Maar als u het niet wilt begrijpen, zal ik er van mijn kant geen woord meer over zeggen en dan zal er tussen ons een meningsverschil zijn over een tweevoudig "Dit is" (u kent immers dat andere Theologische*)) en toch werpen ze geen smet op de wederzijdse vriendschap.
Ik betwijfel zeer of de heer Marcus Marci het met u eens is, van wie u schrijft dat hij over de Cirkelmeting iets nieuws heeft geschreven. Wat hij eerder heeft uitgegeven heb ik in Antwerpen besteld. En wat hij belooft wil ik heel graag zien; want ook ik heb afgemaakt wat ik onlangs had ondernomen, doch allerminst de meting van de cirkel. Ik ben bezig met wat groter en kleiner is, en misschien zal dat van ons gelijk zijn aan wat bij u te voorschijn wordt gebracht. Dus wilt u alstublieft namens mij een hartelijke groet doen aan de Schrijver, en hem vragen het volgende Theorema of liever raadsel te verklaren; "De onbekende is kleiner dan de kleinere"°). [ *) Lat.: "Hoc est enim corpus meum" (verbasterd tot 'Hocus pocus'), Want dit is mijn lichaam.] [ °) Lat.: "Minor minore incognita", zie T. 12, p. 97.] |
G. A. Kinner von Löwenthurn aan Christiaan Huygens. 11 april 1654.
Brief in Leiden, coll. Huygens.
Perillustris ac Generosissime Domine Dne colendissime. Zeker heel begerig had ik uw brief verwacht en wel vooral om de reden, dat ik uw oordeel zou vernemen over mijn boekje; ergens anders vandaan was ik te weten gekomen dat het al naar u was gebracht. |
[ 283 ]
Heel beleefd zeg ik u veel dank, als u in ernst en niet veeleer ter wille van de vriendschap mijn poging goedkeurt. Toch mag er bij mij geen sprake zijn van zo'n onkunde, dat (zoals u leek te zeggen) pater Gregorius mij dank verschuldigd moet zijn, omdat voor het eerst met mij als schrijver zijn eigen kwadratuur begrepen wordt door een zo groot Meetkundige, van wie ik niet waard ben een leerling te worden genoemd. En nog veel meer mogen hogere machten verhoeden, dat de kwadratuur op zo zwakke fundamenten berust, dat uw tegenwerping haar verzwakt, laat staan haar geheel omver werpt. Na alles te hebben overwogen zie ik inderdaad helemaal niet, om welke reden propositie 30 fout kan zijn, aangenomen dat de uiteenzetting van Archimedes op legitieme wijze wordt toegepast op verhoudingen (wat u uit eigen beweging toegeeft). En ik kan me er niet genoeg over verbazen, dat u erkent dat de hele uiteenzetting van de genoemde propositie waar is, behalve in wat volgt na het "Dat is", aangezien ditzelfde "Dat is" niets anders is dan een gevolg van Archimedes, dat ook door u op verhoudingen kan worden toegepast. Opdat u dit duidelijker doorziet, laten we bezien wat het verschil is tussen de uiteenzetting van Archimedes en die van mij.
Archimedes neemt een aantal grootheden, onderscheiden in vier rijen, die in een bepaalde evenredigheid met elkaar gebracht worden, zoals u weet van Archimedes zelf*). Laat zulke grootheden zijn: A, B, C; en D, E, F; en G, H, I; en K, L, M; ik neem hierna evenveel verhoudingen (in elk geval zult u niet ontkennen dat dit grootheden zijn, die onderling elkaar te boven kunnen gaan, en die voor elkaar kunnen onderdoen, en die dus een evenredigheid met elkaar kunnen hebben) die geheel van dezelfde aard zijn als Archimedes vereist in zijn grootheden, en die benoem ik met dezelfde letters A, B, C, enz. [ *) Zie The Works Of Archimedes (ed. T. L. Heath), 1897, 'On conoids and spheroids', prop. 1, p. 105-106; Archimedis opera nonnulla (ed. Commandino), Ven. 1558, f. 49r; Archimedis opera quae extant (ed. Rivault), Par. 1615, p. 249.] 1) Lees: porportionem [i.p.v. proportionum]. |
[ 284 ]
gemakkelijker te doorgronden is, dan dat uw tegenwerping tegen mijn "Dit is" geen stand houdt. Maar als u het Meetkundig verder kunt omver werpen, zult u gemakkelijk zien, dat ook de uiteenzetting van Archimedes door u in gevaar wordt gebracht. Over het andere "Dit is" (ik bedoel het Theologische) zal ik het met u niet hebben, het valt ook niet onder het meetkundige bewijs, alhoewel het de aanwezigheid van Christus in de gedaante van brood voldoende bewijst voor degenen, zoals de Emmaüsgangers, wier ogen geopend worden uit medelijden met hem, die zijn aanwezigheid meer door verbijstering, dan door onderzoek van het wonder, aan de menselijke stem en wil heeft onderworpen. In dat "Dit is" zal ik het dus altijd met u oneens zijn, zolang ik leef, een scheiding met u zal ik echter niet voltrekken; alhoewel bijna alleen dat ene "Dit is" heel Europa in zichzelf verdeeld heeft gemaakt, zodat het nauwelijks ooit tot eendracht is terug te brengen, behalve wanneer er volgens een tweede evangelische profetie van Christus zal zijn: Eén Schaapskooi, Eén Herder.
Maar misschien komt dit niet van pas, en gaat het teveel in tegen het "Een goede verstaander heeft aan een half woord genoeg". U zult het toeschrijven aan de wederzijdse vriendschap, hierdoor onbesmet, die leek toe te staan dat ik dit aan u durfde te schrijven, alsof u erin toestemde. Perillustris ac Generosissimae Dominationis Tuae servus paratissimus Pragae 11 Aprilis 1654.
|
Christiaan Huygens aan G. A. Kinner von Löwenthurn. 4 juli 1654.
Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens.
Generoso Clarissimoque Domino Aloisio Kinnero a Löwenthurn Al eerder had ik behoren terug te schrijven op uw brief, weledele heer, en als u gerechtelijk met mij wilt handelen word ik zeker vastgezet, maar ik bepleit verontschuldiging, en met de woorden van de dichter Bilbilicus 1): 1) De Latijnse dichter Marcus Valerius Martialis had de bijnaam Bilbilicus, naar kasteel Bilbilis, bij Calatayud (Spanje). |
[ 290 ]
Ik zweer bij alle goden: ook als ik niet gedienstig ben, heb ik lief 2). Ik heb namelijk willen afwachten totdat ik u een exemplaar zou kunnen sturen van onze 'Vondsten over de grootte van de cirkel' [>], waarbij ook nogal wat tijd besteed moest worden aan het verzorgen van de uitgave ervan. En nu ben ik zo druk bezig met zowel de verspreiding ervan onder vrienden, als met de aanstaande reis naar de Bronnen van Spa*), dat er nauwelijks ruimte is te maken om ook dit te schrijven. Overigens hoopte ik dat een exemplaar van het boekje langs dezelfde weg naar u gebracht kon worden, als waarlangs het uwe ook naar mij is gekomen. Dus heb ik dat aan pater Gregorius toevertrouwd [<]. Maar als zich aan hem geen gelegenheid voordoet, zullen we een andere proberen zodra ik teruggekeerd ben van die reis. Mij zijn nu pas werken van Marcus Marci gestuurd uit Antwerpen, een aantal van zeven verhandelingen 3), waarvan ik vluchtig bekeken heb die welke gaan over stoot, en ik heb opgemerkt dat ze heel veel van mijn opvatting in verschillendde richtingen afwijken. Van het raadsel dat ik onlangs aan u had geschreven om hem voor te leggen, is de betekenis als volgt. Dat de omtrek van een cirkel kleiner is dan de kleinste van de twee middelevenredigen tussen de omtrekken van gelijkvormige veelhoeken, waarvan de ene bij de cirkel is ingeschreven, de andere omgeschreven. Onder andere dit bewezene zal ons boekje u namelijk tonen 4). 4 Jul. 1654. 2) Val. Martialis, Epigrammata, Lib. X, Ep. LVIII. [ *) Chr. Huygens vertrok op 4 juli 1654 met zijn vader naar Spa; daar was hij van 19 juli tot 21 aug.; daarna gingen ze naar Keulen; op 22 sept. kwamen ze terug in Den Haag.] 3) Behalve de werken aangehaald in No. 162 en No. 167 waren er: Observationes Exactico-Philosophicae, Praag 1647. De longitudine seu differentia inter duos meridianos una cum motu vero lunae inveniendo, Praag 1650. [ De caussis naturalibus pluviae purpureae Bruxellensis, Praag 1647.] 4) Uit de 'Adversaria' van Chr. Huygens blijkt dat hij van zijn De circuli magnitudine inventa ook exemplaren heeft gestuurd met de volgende opschriften: [meer in T. 12, p. 99] a) Mijnheer, Mijnheer de Bie, Professor der Mathematycke tot Amsterdam. b) Clarissimo Viro Subtilissimoque Geometrae Domino Andreae Tacquet, dono mittit Autor Chr. H. c) Clarissimo Viro Praestantissimoque Geometrae Domino G. Gutschovio l.m. q.d. Christianus Hug. |
G. A. Kinner von Löwenthurn aan Christiaan Huygens. 16 september 1654.
Brief in Leiden, coll. Huygens.
Illustris ac Generosissime Domine Colendissime.
Een bijzonder spiegelbeeld van Astrologische ijdelheid hebben we afgelopen augustus bijna midden op de dag op de Zon gezien, weledele Huygens, waarbij de Zon een opmerkelijke verduistering heeft ondergaan, maar een veel grotere de Astronomen, wier berekening nogal deerlijk afweek.
Uit Rome schrijft mij de bekende wiskundige Athanasius Kircher°), dat hij de Eclips heeft waargenomen en hij heeft bevonden dat het begin volgens de astronomische tijd was op 11 augustus, 21 h 15' [12 aug. 9 h 15']; de duur was 2¼ uur; de grootte 7½ vingers [van 12]. Terwijl echter met een astronomische berekening voor de horizon van Rome is voorspeld: begin op 22 h 30', duur 3 uur, grootte 10. 47' vingers. Ik schrijf u dit niet alsof ik denk dat u er zeer mee ingenomen bent, ik weet immers dat Meetkundige zekerheid uw verstand meer behaagt, maar opdat u iets hebt om aan vrienden te laten zien, als er misschien zijn die zoeken naar elders gedane waarnemingen; en op uw beurt kunt u enige waarnemingen opsturen die in uw streken zijn verkregen, waarmee ik, ofschoon ook ik er niet veel waarde aan hecht, gewoonlijk toch de weetgierigheid van vrienden niet zonder genoegen steun. Meer welkom zal het zijn, als uw vernuftige boekje, waarnaar u mij al eerder in een brief hebt doen verlangen, zo spoedig mogelijk mij zal bereiken; meer hoop daarop gaf me ook een brief van de grote man Gregorius van St-Vincent, waarin hij het ook in hoge mate aanbeveelt, en te kennen geeft dat het door hem al op weg naar mij is gestuurd; toch denk ik niet dat het me voor het eind van de Frankfurter Buchmesse 1) zal bereiken. [ *) Lat.: "infinitâ malorum Jliade", vgl. 'Ilias malorum', in Erasmus, Adagiorum chiliades tres, Basel 1536, f.34v, ccxxiiii, "quod in Iliade Homerica nullum mali genus non recensetur", omdat in de Ilias van Homerus geen soort kwaad niet wordt besproken.] [ °) Kinner's antwoord aan Kircher (16 sept. 1654) is te zien bij EMLO.] [ #) Lat.: "proprios suos patitur manes", zie L & S, 'Manes: "Punishments inflicted in the Lower World", met verwijzing naar Verglius, Aen. 6, 743: "quisque suos patimur Manes". T. C. Williams: "Each man receives His ghostly portion in the world of dark".] 1) De Frankfurter Buchmesse was op 29 september en met Pasen. ... [Chr. Huygens in ed. 1654]. |
[ 298 ]
Doch wanneer het eenmaal gekomen is, weet dan dat het heel dierbaar zal zijn en wel daarom, omdat ik weet dat het afkomstig is van een talent, waarop de wereld zich eenmaal met reden zal beroemen. Onze heer Marcus verblijft al voor de derde maand bij de keizer 2) wegens staatszaken, dat belet hem het uitbrengen van zijn boekje; als u zijn werkjes die u vermeldde onlangs te hebben ontvangen, ondertussen hebt doorgenomen, schrijf dan in het kort wat u ervan vindt, en houd onveranderlijk van mij, zoals u doet. Het ga u goed. Illustris ac Generosissimae Dominationis Tuae servus paratissimus Pragae 1654. die 16 Septembris. 2) Ferdinand III. Zie brief No. 156. [Marci was zijn lijfarts.] |
Christiaan Huygens aan G. A. Kinner von Löwenthurn. 26 november 1654.
Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens. Kinnero Pragam. 26 Nov. 1654. Als ik maar een of andere waarneming van de zonsverduistering had kunnen verkrijgen, had ik die aan u gestuurd, weledele Kinner, en wel dadelijk. Maar terwijl onze Leidse professoren mij toch lange tijd in onzekerheid hebben gelaten [<], over van anderen te ontvangen waarnemingen waarvoor ze zelf hadden nagelaten de tijd te nemen, hebben ze moeten bekennen, niet zonder oneer voor het zo bekende Lyceum, dat er in de hele stad volstrekt geen enkele was bekend gemaakt. Als u toch meent dat deze studie van de dingen aan de hemel ijdel is, zijn zij door u niet heel schuldig te achten.Ik bevond me toen echter bij de bronnen van Spa, waar wolken het zicht op de zon geheel hadden benomen. Het afnemen is door velen bericht, echter niet met een zo grote verduistering, als voorspeld was in een Calendarium, namelijk 11/12. Overigens zijn er in de tijdstippen geen grote fouten gemaakt. Aangezien ik het begin verwachtte op 11 augustus om 20 h 26' [12 aug. 8 h 26'], het mideen om 21 h 44', het einde om 23 h 6'. Met dit alles stemde de uitkomst vrij nauwkeurig overeen, te weten voorzover uit de samengeraapte waarneming kon worden opgemaakt. Ook al wordt bewezen dat de berekening van de wiskundigen in Rome fout was, toch is daarom de studie van de Astronomie zeker niet ijdel of te verachten. Wat is immers luisterrijker of meer passend voor de mens dan het beschouwen van het ware systeem? Maar ik zou ook geloven dat iedereen daarbij waanvoorstellngen heeft, omdat men probeert de perioden van de hemellichamen in betrouwbare wetten of doorlopende tabellen vast te leggen. Ik ben er namelijk ook niet van overtuigd dat ze die onveranderlijk volgen. Ook heb ik er niets op tegen dat u de Sterrenwichelarij beoordeelt als heel dwaas.
Aangezien u verlangde te weten wat ik vond van de geschriften van de heer Marci, heb ik ze hier en daar wat aandachtiger doorgenomen. Doch wat zal ik zeggen, behalve dat ik ze alle vol verwarring en ingebeelde meningen heb bevonden. Als dit u verbaast ben ik op mijn beurt verbaasd over uw geduld. Maar als iemand gewend is geraakt aan echte Meetkundige bewijzen begrijp ik echt niet, hoe hij dan deze onechte kan goedkeuren, waarin de figuren hoe dan ook meetkundig zijn, de argumenten echter zonder enige evidentie. |
[ 308 ]
teruggedreven gaat worden. Wat ik inderdaad heb bewezen, en ook samen met alle andere gevallen. Maar die behandeling is nog niet ten einde gebracht. Ondertussen gaat het er niet om dat de heer Marci dit misschien al te vrije oordeel van ons te weten komt. Ik ben u ter wille geweest daar u mijn mening wilde vernemen, en ik zal het aan uw weetgierigheid toeschrijven als hij zonder reden mij vijandig gezind begint te worden. Het ga u goed en blijf mij steeds welgezind. Ik zal dit gebrek*) trachten te herstellen, en ik zal uitvoeriger bewijzen maken als ik kan. Het ga u goed. [ *) Deze regel staat na vier doorgestreepte regels die beginnen met "Ubi libellum meum de Circuli magnitudine acceperis ...", Zodra u mijn boekje over de grootte van de cirkel hebt ontvangen ...] |
G. A. Kinner von Löwenthurn aan Christiaan Huygens. 26 december 1654.
Brief in Leiden, coll. Huygens.
Perillustri, Generosissimo Clarissimoque
Ik zou niet willen dat u de voorgaande brief 1) zo hebt opgevat, alsof ik daarmee aan de oude waardigheid van de astronomische wetenschap ook maar iets heb willen afdoen, voortreffelijke Huygens. Mogen hogere machten die laster van mij afwenden! Wat is immers het burgerlijk leven zonder orde en omwenteling van tijden, zonder kennis van de periode van de Zon, en van de overige Planeten, wat we allemaal hebben geleerd van de Astronomie? Daar komt bij het ongelooflijke genot van het verstand bij het bouwen van een nauwkeurig systeem, of bij het kijken met Telescopen naar dingen aan de hemel die met het blote oog helemaal niet te zien zijn. 1) Brief No. 199. |
[ 315 ]
zo overeenstemde met de astronomische voorspellingen, had ik dan ook niet aan u gestuurd ter geringschatting van de astronomische wetenschap, maar opdat zou vaststaan dat die kunst nog niet tot de gewenste volmaaktheid is gekomen. Maar voor de ijdelheid van de Astrologie ben ik altijd ongevoelig geweest, beken ik; en ik denk niet daarvoor ruimte kan zijn bij iemand die de waarheid liefheeft.
Eindelijk heeft de eerwaarde pater Theodorus Moretus, een uitstekend Meetkundige, mij dezer dagen uw vernuftige boekje gestuurd, aan hem gezonden door de eerwaarde pater Gregorius van St-Vincent; hij is vol lof erover. En misschien heb ik het daarom later gezien, omdat hij wilde dat het niet eerder bij me zou aankomen, dan dat hij er zelf eerst terdege van had genoten; in hoge mate is hem bevallen de snijding van een bol in een gegeven verhouding, teruggebracht tot de driedeling van een gegeven boog [>].
Uw oordel over de werkjes van de heer Marci zou ik misschien ook zelf onderschrijven, als mijn eerbied voor hem me niet ermee tevreden liet zijn, te hebben gezegd, dat voor mij zijn verborgen betekenissen niet voldoende toegankelijk zijn, wegens mijn geringe verstand. Van u zullen we hierna dus iets over de aard van stoot en aangestoten voorwerpen verwachten dat meer zeker is. |
Gegeven een willekeurige boog ABC, en de koorde AC, doorgetrokken buiten de cirkel, hoe dan ook, uit punt A waarvan de loodlijn AD is opgericht. Trek DE die de cirkel raakt in B, en die de loodlijn AD 1) en de doorgetrokken AC snijdt in D en E, zodanig dat BD en BE gelijk zijn. Ik zeg dat boog BC een derde deel is van de hele ABC.
1) Lees: AD [i.p.v. BD]. a) Natuurlijk aan het complement van die ABC bij de twee rechten [Kinner von Löwenthurn]. |
[ 316 ]
en als de loodlijn DE is neergelaten uit D op de basis AC, moeten de twee EC en CD samen gelijk zijn aan AE. Ik zeg dat de hoek DBC het derde deel is van de hele ABC.*)
Vale Nobilissime Hugeni, et me amare porrò perge. Dabam Pragae 26 Decembris 1654.
[ *) In de originele figuur (HUG 45) ligt E niet precies op DB.] |
Christiaan Huygens aan G. A. Kinner von Löwenthurn. [juni 1655.]
Concept en kopie in Leiden, coll. Huygens. Kinnero. S. D. |
[ 335 ]
aan de astronomische wetenschap, en derhalve aan de hele Filosofie. Ik heb namelijk mijn best gedaan om Lenzen te slijpen, en ik heb telescopen vervaardigd [>], en wel met zo'n succes dat niet alleen de satellieten van Jupiter en de gehoornde Venus ermee kunnen worden bekeken, die ook door u gezien zijn zoals u schrijft, maar ook iets anders dat vermeldenswaard is, en dat noch door Fontana, noch door Hevelius is ontdekt.
Met Galilei als voorbeeld heb ik besloten deze waarneming met de letters in een andere volgorde toe te vertrouwen aan u, en aan andere hemel-aanschouwers. Opdat als ze iets nieuws hebben ontdekt, ze dat willen melden; zo niet, dan moeten ze daarna niet durven ontkennen dat ik scherper zie, en dan moeten ze iets dat van niemand was overlaten aan het volkenrecht dat het als het ware bezit.
Ik ben blij dat u in uw laatste brief een billijker oordeel geeft over de astronomische studie, dan uit de voorgaande leek te kunnen worden opgemaakt. Inderdaad moet immers erkend worden dat door de nauwgezetheid van de hemelwaarnemingen de mensen tenslotte de inrichting van dit heelal hebben geleerd, en op welke plaats ze door de natuur zijn neergezet, en dus ook of de hemel beweegt of de aarde. [ *) Het anagram werd o.a. aan John Wallis gestuurd: brief No. 224 van 13 juni 1655 (betekenis en oplossing daar). Het is ook ingegrift op een lens, 3 febr. 1655, nu in het Universiteitsmuseum te Utrecht (UMU), zie de afbeelding hieronder, en ook die bij: 'Huygens Discovers Luna Saturni'.] |
1) Op 28 juni ondernam Chr. Huygens deze reis naar Frankrijk, met zijn broer Lodewijk en zijn neef Philips Doublet. [Dagboek.] |
G. A. Kinner von Löwenthurn aan Christiaan Huygens. 12 november 1655.
Brief in Leiden, coll. Huygens.
Perillustri, Nobilissimo, Praestantissimoque Domino Christiano Hugenio Als u gewend bent vriendschap af te meten aan de frequentie van brieven, heb ik de zaak bij u allang verloren, weledele Huygens; u kunt mij niet alleen beschuldigen van onzorgvuldigheid, maar bijna van plichtsverzuim. Maar u zult met mij, meen ik, niet naar een zo streng recht te werk gaan; u weet maar al te goed, dat het niet altijd binnen onze macht ligt onze plicht te betrachten, maar dat we nu en dan ook tegen onze zin worden weggeroepen naar andere zaken.
Uw laatste brief heeft me veel genoegen gedaan, om uzelf en om de Wiskunde. En wel om uzelf, omdat u door het verder brengen van kijkers wat betreft volmaaktheid, een grote vermeerdering aan uw roem hebt toegevoegd; en om de Wiskunde, omdat u er een Lyncaeus-oog*) aan hebt gegeven, dat al vroeger nieuw was. Zal ik zeggen: geluk met dit succes, of: bravo voor uw ijver? Of beide? Want ik denk dat het resultaat niet minder hier, dan in de landbouw, te danken is aan het werk en aan de gelukkige afloop. Ik heb een heel beleefde groet aan u van de uitstekende wiskundige pater Balthasar Conradus, vroeger mijn professor, die ik dezer dagen in Wratislavia heb gesproken, en tot lof van u heb gebracht na hem uw werkje over de grootte van de cirkel te hebben getoond, dat hij heel goed vond. Ik verblijf nu niet in Praag, maar in Silezië, dientengevolge kunt u een brief die u voor mij afgeeft sturen naar Glacium in Bohemen, daar kan ik die makkelijk ophalen, zoals ik gewoenlijk ook met andere doe [ *) De Lynx stond bekend als scherpziend, evenals Lynceus. Galilei was een 'Lynceus', lid van de Accademia dei Lincei: Systema cosmicum ... authore Galilaeo Galilaei Lynceo ..., Leiden 1635.] [ °) Lat.: "hoc opus, hic labor", naar Vergilius, Aeneis 6, 129.] |
[ 366 ]
die overal vandaan naar mij komen. Het ga u goed, mijn Huygens, en wees zo welwillend de onzorgvuldigheid in het schrijven te excuseren met de bestendigheid van de onbedorven vriendschap (die bij mij nog altijd krachtig is). Wratislaviae 12 Novembris 1655. P.S. Als u van Chemie houdt, laat het dan weten, en we zullen daarna ook over die nobele wetenschap van gedachten wisselen.
|