Home | Chr. Huygens | Oeuvres XXII | < Biografie - Noten >

Noten

bij de

Biografie van Christiaan Huygens



[ 461 ]

Reis naar Frankrijk, 1655

[ 463 ]

§ 1.   Het  JOURNAAL  van  LODEWIJK  enz.
1)  De reis ging door Duitsland en Zwitserland.
2)  T. II, p. 549.
3)  "De Vita Propria" II, r. 527 e.v. over Christiaan, die dan in Parijs is:

. . . Heu dilecte puer, nisi fata vetarent,
Tecum vivere amem tecum finire seniles
Hosce dies . . . .
. . . . [ego paresque mei] qui vilis humique
Repens turba sumus prae te per summa volanti.

[ Vertaling van A. Loosjes (1817) p. 106:]
Hoe, dierbaar jongeling! (kon dit het noodlot lijden)
Zou 't mijnen ouderdom verkwikken en verblijden,
Zoo 'k bij u leven mogt, zoolang de dood mij spaart:
Uw bijzijn was mijn vreugde in ieder oord der aard.
...
Maar wat zijn wij? Een hoop die, kruipende langs de aard;
Op uwe steile vlugt met scheemrende oogen staart.

[ Vertaling van Frans Blom in Constantijn Huygens. Mijn leven verteld aan mijn kinderen (Amst. 2003) I, 147: ]
... Mijn dierbare jongen, zou het lot het ons gunnen, dan zou ik zo graag met jou het leven delen en gezamenlijk mijn oude dagen doorbrengen ...
... [ik en mensen zoals ik], die onbetekenend over de grond kruipen vergeleken bij jouw vlucht door de hoogste hemelsferen.

4)  Zijn 89e verjaardag vierend schrijft hij:

En, kindren, wat denck ghij,
Die 'k in de kintsheit houw; daer ghij al zelver Oud'ren
En Over-oud'ren zijt? . . . De dagh staet voor de deur
Dat gh'u ontvaderd sult en vrije luijden sien.

5)  T. I, p. 83.
6)  T. II, p. 568.
7)  T. I, p. 106.

[ 464 ]

 8)  T. I, p. 109-110.
 9)  T. I, p. 111.
10)  Zie enkele brieven in dit deel en die van p. 113 van T. I.
11)  Zoals men kan zien in ons T. I (p. 180, 183, 191, 293), is Christiaan in 1652 en 1654 verscheidene malen in het buitenland geweest (Kleef, Antwerpen, Gent, Spa, vervolgens Duitsland), alleen of met zijn vader. We hebben het niet over uitstapjes naar Friesland, naar Zeeland enz.
12)  Zie ons T. VI, p. 565 [n. 4].
13)  T. I, p. 294, noot 7.
14)  Zie over hem p. 177 van T. I [n. 6].
15)  Het journaal dat lange tijd te Amsterdam bij de Koninklijke Academie van Wetenschappen berustte (Trippenhuis) bevindt zich thans in de Koninklijke Bibliotheek te den Haag (collectie-Huygens), waar het echter in de catalogus doorgaat voor een manuscript van Christiaan.  [2010 nog steeds: KA 55.]

[ 465 ]

16)  Faubourg St. Honoré No. 140; opgericht in 1859.
[ 'Chateaux et jardins de l'Ile de France d'après un journal de voyage de 1655'. Zie: Anna Frank-van Westrienen, De groote tour (1983) 354.]
17)  Philips Doublet, vader van de jonge reiziger van dezelfde naam die de broers Huygens vergezelde. Zie over de vader p. 341 van ons T. I.
18)  Het waren verwanten van André Rivet, de beroemde theoloog die al meermalen genoemd is in dit deel en die de jonge reizigers hadden gekend in Breda. Hij was daar in 1651 overleden. Uit zijn eerste huwelijk had hij vier zoons en drie dochters. In 1621 huwde hij voor de tweede maal met Maria du Moulin. Een zeer geleerde ongetrouwde nicht van dezelfde naam wordt genoemd in een [noot bij een] brief uit 1635 van D. de Leu Wilhelm (Worp, Briefwisseling, I [II], p. 89).
19)  Zie over Urbain Chevreau die Ph. Doublet noemt "ce bel esprit" p. 223 van T. III [n. 46].
20)  Charles d'Aumale, heer van Haucourt, diende in het Staatse leger. Hij werd in 1648 kolonel der kurassiers.
21)  Misschien Assuerus van den Boetselaer, heer van Leeuwen, die in 1637 kapitein werd, in 1673 kolonel.
22)  Al in 1644 genoemd bij Worp (Briefwisseling IV, p. 36) — als het dezelfde is — als kapitein van een oorlogsschip "behorende onder de visscherije".

[ 466 ]

23)  "Les Vies des hommes illustres grecs et romains" van Plutarchus, vertaling van J. Amyot, 1594, in "Marcus Cato le Censeur", T. I, p. 667: "zijn gehele leven heeft hij spijt gehad van drie dingen ... het tweede, dat hij ooit over water is gegaan waar hij over land kon gaan".
[ Plutarchus (vert. M. Everart), Tleven ende vrome daden vande doorluchtige Griecsche ende Romeynsche mannen (1601) 258: "Hy seyde dat hem drie saken leet waren ... het tweede/ dat hy somtijts t Schepe gevaren hadde/ daer hy hadde mogen te voet gaen".]

[ 467 ]

24)  De hertog van Mayenne. De slag had plaats in 1589.
25)  Het werd gebouwd omtrent 1443. We geven hier niet aan, zoals Brugmans doet in 1937, welke van de in het Journaal genoemde gebouwen nog bestaan.
26)  In 1550 op bevel van Henri IV.
27)  Deze protestantse kerk was gebouwd in 1607.

[ 468 ]

[ *)  De term "esprit fort" wordt vaak genoemd in verband met Pierre Charron, De la sagesse (1601). Charron was een vriend van Montaigne. In 1637 was er een toneelstuk L'esprit fort van Jean Claveret; zie heruitgave, Intro p. 25.]
28)  Zie over Mattheus Hoeufft p. 235 van T. III.
29)  George d'Amboise (1460-1510), kardinaal-aartsbisschop, eerste minister van Lodewijk XII.
[ De klok wordt genoemd door Isack Beeckman: Journal, I, p. 10.]
30)  Gebouwd in 1418 onder Henry V van Engeland als residentie voor de Engelse heersers. [Gravure van Israel Sylvestre.]
31)  De Salle des Pas Perdus.
32)  De Salle des Assises.

[ 469 ]

33)  Gebouwd in het begin van de zestiende eeuw.
34)  De Vieux Marché.
35)  De Pont Mathilde, gebouwd onder keizerin Mathilde, kleindochter van Willem de Veroveraar.

[ 471 ]

36)  T. I, p. 342, brief aan zijn vader.
37)  T. I, p. 340.
38)  Zie over hem noot 6 van p. 110 van T. I.
38)  Noot 1 van p. 321 van T. I.
40)  De brief is correct gepubliceerd, volgens het handschrift, in het boek van C. de Waard van 1906: "De uitvinding der verrekijkers, een bijdrage tot de beschavingsgeschiedenis" (den Haag, opv. van H. L. Smits).
41)  Zonder zich de naam te herinneren, maar met aanwijzing van het huis.
42)  We hebben al op p. 450 hiervoor gesproken over de uitvinding van Jacob Metius.

[ 472 ]

43)  In onze delen wordt het boek van Borel voor de eerste maal genoemd in september 1656 door A. Colvius (T. I, p. 487).
44)  T. I, p. 5. Vergelijk de zevende alinea van p. 447 hiervoor.
45)  P. 425.
46)  T. I, p. 342: "Toch heb ik me er niet van kunnen weerhouden enz.".
47)  T. I, p. 351.
48)  T. XV, p. 229.
  {...}:  B.v. op blz 434 en 439 van T. XXI.
49)  Worp, Briefwisseling No. 3109.

[ 473 ]

50)  Ibidem, Nr. 3423.
[ J. van der Burgh noemt Gassendi, Disquisitio metaphysica ... adversus Renati Cartesii Metaphysicam & Responsa, 1642 [1644.]
51)  T. I, p. 230.
52)  Worp, Briefwisseling No. 1811, of Oeuvres de Descartes II (maart 1638).
[ Ismael Boulliau, De natura lucis, Paris 1638, "Achevé d'imprimer le 8 octobre 1637" — zie hier de tit. p. van het ex. voor Martinus Hortensius.]
53)  Eerste bisschop van Parijs (in de derde eeuw) en een van de Franse nationale heiligen. Hij onderging het martelaarschap in Parijs.

[ 474 ]

54)  Of Escouen.
55)  Gebouwd tussen 1540 en 1552 voor Anne de Montmorency, even verder in de tekst genoemd naar aanleiding van een ander kasteel. Sinds 1633 was het huis in bezit van Marie-Françoise de Valois, hertogin van Angoulême.
56)  Althans hij liet in 1525 de al bestaande woning wijzigen. Gebleken is dat Anne de Montmorency bij de slag van Saint-Denis in 1567 werd gedood.
57)  Het eigendom werd inderdaad verbeurd verklaard door Lodewijk XIV gedurende de Fronde. Het was in 1655 blijkbaar nog niet teruggegeven aan Condé.

[ 475 ]

58)  Van Saint-Denis.
59)  Metz.
60)  Gaston Henri, hertog van Verneuil, zoon van Catherine-Henriette de Balzac d'Entragues en Henri IV, geboren in 1601, wettig erkend in 1603, overleden in 1682.
61)  Philippe de Boulainvilliers, graaf van Dammartin en van Courtenai.

[ 476 ]

62)  De beroemde Franse graveur die leefde van 1621 tot 1691 (geboren te Nancy).
63)  Roger du Plessis, hertog van Liancourt en van la Roche-Guyon (1598-1674). Zie over hem noot 5 van p. 427 van ons T. I.

[ 477 ]

64)  Het kasteel dateerde uit de veertiende eeuw. Prins Thomas François de Carignan (1695-1656) was van het koninklijk huis van Savoye. Hij voerde oorlog in Italië. De gunst van Mazarin bezorgde hem in het ambt van grand-maître de France na het in ongenade vallen van Condé.
65)  Is het niet veeleer Karel VI (1368-1422), bijgenaamd de Waanzinnige, die Lodewijk bedoelt? Hij had de eerste aanval van waanzinnigheid in 1392.
66)  Henri de Guénégaud, markies van Planci, heer van Plessis en van Fresnes, overleden in 1676 te Parijs.
[ Architect Mansart wordt genoemd i.v.m. de kapel in Tableau historique et pittoresque de Paris, vol. 3 (1824), p. 475, noot.]

[ 478 ]

67)  Pierre Forget (1544-1610), heer van Frêne, beheerder van de gebouwen, staatssecretaris onder Henri III en Henri IV.
68)  François Marie de l'Hospital, hertog van Vitry, overleden in 1679, was gouverneur van Meaux zoals zijn vader en zijn grootvader voor hem geweest waren.

[ 479 ]

69d'Estrées.
70Karel II hertog van Elboeuf (1596-1657) was in 1619 gehuwd met Catherine-Henriette, gewettigde van Frankrijk, dochter van Henri IV en Gabrielle d'Estrées.
71)  Er moet ongetwijfeld gelezen worden "ormeaux" [i.p.v. "ormiers"].
72)  Of liever Coulommiers.
73)  Henri II van Orleans, hertog van Longueville (1595-1661) huwde voor de eerste maal met Louise de Bourbon, dochter van Karel, graaf van Soissons.
74Maria van Orleans, enige dochter van de hertog van Longueville en zijn eerste echtgenote, huwde met de hertog van Nemours in 1657. Deze (Hendrik II van Savoie, 1625-1659), aartsbisschop van Reims in 1651, was daarna teruggekeerd in de wereld. De "Mémoires de Mme de Nemours" zijn interessant; ze behandelen belangrijke personen van de Fronde.

[ 480 ]

75)  De hertog van Longueville was in 1642 voor de tweede maal gehuwd met Anne-Genevieve de Bourbon, zuster van de grote Condé. Hij was zelf een van de leiders van de Fronde.
76)  Charles Sorel, "Le berger extravagant", 1627.

[ 481 ]

77)  De Galerie de Diane.
78)  Ambroise Dubois (1543-1614).
79)  Cabinet de Clorinde.
80)  Leonardo da Vinci (1452-1519). De Jocunda is van 1503-1506.
81)  Moet men lezen: Lodewijk 13.?
82)  Salon Louis XIII of Salle Ovale.
83)  Charles de Gontaut, hertog van Biron (1562-1602) werd na een briljante carrière beschuldigd van verraad. Bij het verlaten van de kamer van koning Hendrik IV in Fontainebleau werd hij gearresteerd, in de Bastille gezet, en onthoofd.

[ 482 ]

84)  De tuin van Diana.
85)  Galerij van Hendrik II, gebouwd door Frans I.
86)  Kapel van Saint-Saturnin.
87)  Martin de Freminet, 1567-1619.
88)  De galerij van Ulysses.
89)  Lodewijk heeft deze naam onetwijfeld slecht genoteerd: het schijnt dat men moet lezen "van Nicolo" of liever "Nicolo". Nicolo dell'Abbate (1512?-1571) had ook gewerkt in Chantilly, het kasteel waarvan eerder sprake was.

[ 483 ]

[ *)  Le parterre du Tybre, nr. 20 op de plaat van Perelle.]
90)  Of Essones.
91)  Waarschijnlijk moet men lezen Hesselin. Een kasteel in deze streek met de naam Chantemerle behoorde toe aan Louis Cauchon, genoemd Hesselin, "hoofdopzichter van de genoegens van de koning".
92)  Louis Barbier, bijgenaamd abt de la Riviere, was godsdienstleraar van Gaston van Orleans voordat hij bisschop van Langres werd.

[ 484 ]

93)  Gaston Jean Baptiste de France, hertog van Orleans (1608-1660), broer van Lodewijk XIII.
94)  Of Bicêtre.

[ 485 ]

95)  Dit kasteel, zeer bekend in de achttiende eeuw, was een heel nieuw gebouw. Het was eigendom van René de Longueil die magistraat (parlementspresident) was geweest onder Richelieu. Hij had de bouw ervan in 1650 toevertrouwd aan Fr. Mansart. Men schrijft de tuinen toe aan Jacques de Menours, in die tijd beheerder van de koninklijke tuinen en huizen.

[ 486 ]

96)  Het kasteel van Saint-Germain-en-Laye. [Plattegrond 1709.]
97)  Of liever: begonnen door Hendrik II en voortgezet onder Hendrik IV. We merken op dat de waterwerken van de tuinen werden ingegeven door Thomas Francini.
98)  Lodewijk XIII overleed er in mei 1643.

[ 487 ]

 99)  Gebouwd in 1633.
100)  Het schijnt dat gelezen moet worden: oom (Brugmans geeft ten onrechte: vader). Een zuster van de kardinaal, Françoise Duplessis was naar men zegt getrouwd met Renéné de Vignerot en voor hun dochter, zijn nicht, Marie-Madeleine zou de kardinaal in 1638 het hertogdom d'Aiguillon gekocht hebben. Overigens, in de noten bij de uitgave van Worp van de Briefwisseling van vader Constantijn wordt deze nicht genoemd Marie Madeleine de Combalet: gezegd wordt dat ze in 1620 trouwde met een zekere de Combalet; maar dit huwelijk hield geen stand.
101)  Armand de Vignerot, een verwant van de kardinaal genoemd, erfde van hem de titel hertog van Richelieu en een groot deel van zijn fortuin, de andere erfgenaam (erfgename) was de hertogin van Aiguillon.

[ 488 ]

102)  Jean François Paul de Gondi (1614-1679), kardinaal van Retz van 1652 tot 1662. Hij was, heeft men gezegd, de geest die het lichaam van de Fronde deed bewegen.

[ 489 ]

103)  Michel le Tellier, kanselier van Frankrijk (1603-1685).
104)  Nicolas Bellièvre (1583-1650) was president van het parlement van Parijs.
105)  Lodewijk XIV voerde in 1653 zijn eerste campagne, tegen Condé, onder de orders van Turenne.
106Méréville of Mérouville?

[ 491 ]

107)  Of, als men wil, van Louis zoals zijn broers en kennissen hem noemden in hun brieven of in gesprekken in het Frans, evenals enkele officiële akten in het Nederlands (terwijl vader Constantijn in het Frans schreef Ludovicq). Aangezien we de gewoonte hebben aangenomen, vanaf p. X van ons T. I, te schrijven Lodewijk — en evenzo Christiaan — moeten we, lijkt ons, de Nederlandse vorm van de naam blijven gebruiken.
108)  T. I, p. 347.
109)  T. I, p. 349.
110)  T. I, p. 348.
111)  Aangehaald door Brugmans in "Le séjour de Chr. Huygens à Paris" etc. van 1935.
112)  P. 446, noot 21.
113)  P. 410.

[ 492 ]

114)  P. 57 van dit deel.
115)  Hoewel Mylon, genoemd in § 3 hierna, rechtsgeleerde was; maar blijkbaar werd er toen Huygens hem bezocht tussen de twee geleerden of liefhebbers alleen gesproken over wetenschap (brief van M. van februari 1656, T. I, p. 376).

[ 493-4 ]

§ 2.   Het  GENOTS-CRITERIUM.
[ *)  T. II, p. 330: "Want ic distinguere de moeyelycke van de elegantia".]
1)  T. XXI, p. 568.
2)  Toch is geen enkel woord onzeker.
3)  Zie evenwel wat hij in 1660 aan broer Lodewijk zal schrijven, die dan verbonden is aan de ambassade van Madrid (T. III, p. 210 [eind]). Men kan vergelijken de aansporing tot deugd, ongetwijfeld meer noodzakelijk, die vader Constantijn in 1670 richt aan zijn neef Maurits le Leu de Wilhelm die naar Italië vertrekt (Worp Nr. 6763:) "Je was op een weg die alle eerbare mensen hebben goedgekeurd, en moedwillig heb je alles de rug toegekeerd, onder voorwendsel van ik weet niet welke ongesteldheid ... ik hoop dat de goede God ... je terugbrengt in volmaakte gezondheid, om je toe te leggen niet zozeer op het vrolijke als wel op het eervolle en nuttige, zoals je goede vader altijd heeft gedaan ... Ik denk dat ik niets anders kan doen dan je aan te sporen alles goed waar te nemen wat er overal aan opmerkelijks is. Dat moet je plan zijn, en ik ben ervan verzekerd dat je er zin in hebt, om niet zo zonder kennis terug te keren, als ik zie dat heel veel jonge mensen zijn, die er meer zorg voor hadden zich op de hoogte te stellen van de goede wijnen van Italië dan van regeringen van staten en de belangen van prinsen ..."


[ 495 ]

§ 3.   SERIEUZE  CONVERSATIE  in  PARIJS.
1)  Zie deze uitdrukking in de eerste regel van p. 335 van T. I (brief aan Kinner a Löwenthurn van juni 1655).
2)  Zelfde brief. Vergelijk p. 453 hiervoor.
3)  T. I, p. 345.
4)  T. I, p. 356.
5)  T. I, p. 398.
6)  T. I, p. 352.
7)  T. I, p. 400 en 463.
8)  T. I, p. 357.
9)  T. I, p. 463.

[ 496 ]

10)  T. I, p. 370, 376 en 391. We hebben ten onrechte gezegd (T. XXI, p. 9, noot 11) dat Huygens in 1655 Auzout ontmoette; hij maakte pas kennis met hem in 1660, op 9 november, volgens het Reisjournaal.
11)  Brief van Christiaan aan Chapelain van maart 1656, T. I, p. 390.
12)  Worp, Briefwisseling, Nr. 6099.
13)  Zoals blijkt in brieven van ons deel I.
14)  De brief van Huygens aan Mylon van 6 juli 1656 [<] is op zo'n manier opgesteld dat men er wel uit moet concluderen dat hij in 1655 nog niet met Mylon over deze regels had gesproken.
15)  T. I, p. 396.
16)  T. I, p. 428.
17)  Volgens zijn brief aan Mocchi van februari 1656, T. I, p. 383.
18)  T. I, p. 369-370.


[ 499 ]

Verblijf en werk in den Haag van dec. 1655 tot okt. 1660.


1)  Dit deel, p. 57.
2)  T. I, p. 356.
3)  T. XV, p. 173-177[Ned.]
4)  T. I, p. 483, augustus 1656.
5)  T. I, p. 495.

[ 500 ]

 6)  Zie p. 443 hiervoor.
 7)  Vertaald uit het Nederlands [<].
 8)  Zie over de sterrenkundige waarnemingen (waarbij er ook zijn die dateren uit 1655) p. 7 van T. XV.
 9)  [T. XVI] P. 137-155.
10)  T. XVII, p. 278 en 281. Huygens spreekt (T. V, p. 150) over "de vaste verhouding van de groei der snelheden". [Uitkomst: val van 491 cm in 1 s.]
11)  T. I, p. 470, juli 1656.
12)  P. 402. Vader Constantijn heeft het over de twee oudste broers.

[ 501 ]

13)  T. XVII, p. 307.
[ "Videndum an non ad volatum ... Canali desuper alae accommodandae.": Te bezien of het niet voor vliegen dient ... Aan de buis van boven vleugels aanpassen.]
14)  Zie Aanhangsel II op p. 451-456 van T. XVII.
15)  Zie de kubische parabool, volgens een andere bladzijde van Manuscript A, op p. 395 van T. XIV in de verzameling "Verschillende wiskundige werken van 1655 tot 1659".
[ Over de 'kromme van Heuraet'; verwezen wordt naar diens 'Epistola de transmutatione curvarum linearum in rectas' in Geometria (1659), 517-520.]
16)  We hebben deze figuur weergegeven op p. 74 van T. XVII.
[ Vgl. de figuur in II, 160-1. Voor de naam 'vork' zie XVII, 58, noot 4.]
17)  Zie voor latere bladzijden van Manuscript A over de tijdvereffening p. 534 e.v. van T. XV.
18)  Vergelijk p. 3-7 van T. XV.
19)  Deze samenstelling had op verschillende manieren kunnen gebeuren. Men kan naslaan ons artikel "Deux pages consécutives du Manuscrit G de Chr. Huygens" (T. XX, p. 594) [en 504: in Janus, 1940].

[ 502 ]

20)  Zie over dit onderwerp ons Voorbericht van p. 353 e.v. van T. XVII. Met name noot 3 op p. 354 en die waarnaar deze noot verwijst.
[ Zie XVII, 381: verschijnsel van Rome, 1629.] 
21)  T. XVI, p. 150.

[ 503 ]

22)  Brief aan Boulliau van juni 1658, T. II, p. 183.
23)  We weten overigens niet of de octrooien, of althans sommige ervan, hem aanzienlijke bedragen hebben opgeleverd.
  {...}:  waarover men kan naslaan p. 82-83 van ons deel XVII.
  {...}:  zie p. 385 e.v. van T. XVII [XVI], uit Manuscript A.

[ 504 ]

  {...}:  Vergelijk noot 2 van p. 246 van T. XVII.
24)  T. I, p. 485.
  {...}:  op p. 44 e.v. van T. XVII.
25)  Elke bezoeker van Holland kent het standbeeld van Laurens Jansz. Koster dat oprijst op de Grote Markt van Haarlem. Zie over hem noot 1 van p. 48 van T. XVII.
26)  Volgens het Journal van Beeckman, aangehaald door C. de Waard, had Zacharias Jansen*) van Middelburg echter gezegd dat de eerste telescoop in deze stad door zijn vader werd gebouwd naar die van een Italiaan. Er was in Middelburg een half-Italiaanse glas- of kristalfabriek. Men heeft niet kunnen vaststellen wie de Italiaan in kwestie zou zijn geweest; de Waard heeft weldra erkend dat hij zich heeft vergist toen hij de hypothese gaf dat waarschijnlijk een telescoop meegebracht was door een Italiaanse soldaat: zijn mening dat de telescoop in die tijd aan heel wat Italiaanse militairen bekend was, berustte op een vertaalfout (te weten die van de uitrukking "per benefizio" in een brief van Gualterotti op p. 101 van "De uitvinding der verrekijkers enz." [1906]).
Wanneer een instrument overgaat van de handen van een bekwame bouwer in die van een andere, komt het er in het algemeen verbeterd uit, en tenslotte wordt het een praktisch instrument; de bouwer die erin slaagt het instrument in algemeen gebruik te brengen kan in zekere zin de uitvinder ervan worden genoemd. Zo heeft men kunnen volhouden dat Galileï en niet Zacharias Jansen — of Lipperhey — de uitvinder van de telescoop was ("Le questioni di priorità e dei precursori" door A. Mieli, in No. 1 van oktober 1947 van "Archives internationales d'Histoire des Sciences").
[ *)  Zoon Johannes Sacharias, zie Journal, III, 376.] 
27a)  [ We citeren Huygens volgens onze [ed. O.C.: Franse] vertaling, T. XVII, p. 46.]
27)  [ 2e in tekst, na noot 28:]  We citeren Huygens volgens onze [ed. O.C.: Franse] vertaling, T. XV, p. 216 [Ned.].
28)  Zie p. 438 hiervoor [noot 2].

[ 505 ]

  {...}:  Aristoteles die hij later zal citeren29) geeft ook de uitdrukking

Grieks
[ dat dezelfde meningen bij de mensen oneindig vaak terugkeren, Meteorologica 1.3.]

29)  T. XXI, p. 564.
30)  p. 398.
31)  Hamlet, Act V, Scene II.
32)  In de Opdracht van Systema Saturnium aan Leopoldo de Medicis, T, XV, p. 214-215 [Ned.].
33)  T. XXI, p. 736 [Cosmotheoros, Ned., p. 83].
  {...}:  om zonder meting de zonneparallax [>] te kunnen bepalen (deze meting leek hem onmogelijk; zie in T. XXI p. 308 of de Table des Matières Traitées bij "Parallaxe du soleil").

[ 506 ]

34)  Worp geeft maar een deel van deze brief [No. 3715]. De passage die ons interesseert is gepubliceerd in de "Aanteekeningen en bijlagen" bij het artikel van 1876 [in Med.Ver.Gesch.'s-Gr.] van D. Veegens "De Stichting der Oranjezaal" [in Historische Studien 1884. p. 226-288, Aantek. 294-5].
[ Veegens (p. 295): "Men ziet, dat de geleerde Wilhelm wel zelf aan de uitspraken der sterrewigchelarij geen gewigt hecht, maar niet vreemd is van het denkbeeld, dat de Prins daarin vertrouwen mogt stellen."]
35)  Brieven aan Boulliau, die zich ermee inliet, van december 1659 en januari 1660, T. II, p. 523, T. III, p. 16 en 34[^]
36)  P. 208-406 (enkele korte stukken van later tijd zijn er als aanhangsels tussen gezet).
37)  P. 183-207.
38)  Voorzien van talrijke aanhangsels die van veel later dateren.
39)  Hiervoor hebben we, bij het spreken over de relaties tussen Huygens en van Schooten voorafgaand aan de reis van 1655, nog niet de aandacht gevestigd op deze bijdragen [XIV, 416 e.v.].

[ 507 ]

40)  P. 499. Met Huygens en veel anderen schrijven we in dit deel: Montmor.
41)  Zie p. 619 van T. XX. Mersenne had in 1648 zijn aandacht op logaritmen gevestigd (p. 426 hiervoor).
42)  T. I, p. 404.
43)  In zijn brief van juli 1656, T. I, p. 449.
44)  T. I, p. 464, 27 juli 1656: "Na uw opmerkingen over Descartes onderzocht te hebben vind ik ze heel mooi en waar enz."
45)  Brief van 6 december 1656, T. I, p. 519.
46)  In zijn antwoord van 12 december [I, p. 526].
47)  T. XIV, p. 414.
48)  Over de historie van het probleem van Pappus dat Golius had voorgelegd aan Mydorge alvorens het voor te leggen aan Descartes, en dat Mersenne, na van de laatste de oplossing de oplossing te hebben ontvangen, voorlegde aan Beaugrand en aan Roberval, kan men raadplegen p. 261 en 294 van Vol. III van de Correspondance de Mersenne, gepubliceerd door Mme. P. Tannery, uitgegeven en geannoteerd door C. de Waard, Presses universitaires de France, Paris, 1946.

[ 508 ]

49)  T. I, p. 428.
50)  Vergelijk noot 3 van p. 390 [389] van T. XX waar we de "Arithmetica infinitorum" van Wallis uit 1655 citeren.
51)  T. I, p. 441.
  {...}:  Vergelijk p. 308-309 en 370-374 van T. XX.
52)  T. II, p. 417.
53)  Vergelijk noot 4 van p. 233 van T. XX, al aangehaald op p. 204 hiervoor.
54)  Noot 1 van p. 304.
55)  T. I, 457, 20 juli 1656.
56)  Het manuscript, waarover men kan raadplegen noot 1 van p. 137 van T. XVI, was — hoewel Huygens zijn werk voltooid noemt — vol doorhalingen en komt verward voor. T. XVI bevat er slechts een uittreksel van gepubliceerd als Aanhangsel bij een beter opgemaakte tekst van de hand van een kopiïst, waarvan het verloren origineel van een onbekende datum na 1670 is, volgens de aangehaalde noot. In de bundel "De Motu ex Percussione" is bovendien een vrij groot aantal afzonderlijke bladen waarvan in het genoemde deel is gebruik gemaakt.

[ 509 ]

57)  In het handschrift van 1656 is het precies zo geformuleerd als in de tekst die was bestemd voor publicatie, zie p. 57 en 146, noot 4 van T. XVI.
58)  P. 441.
  {...}:  Zie ook over dit axioma regel 9 van p. 459 hiervoor [eerste alinea, laatste zin: noot 42 verwijst naar het Voorbericht van T. XVI, p. 7 en 21-33].
59)  P. 453 en 502.
  {...}:  we hebben het ook gezegd op p. 254 van T. XVII.
60)  T. I, p. 384.
61)  P. 288-292.

[ 510 ]

62)  T. I, p. 441.
63)  Vergelijk p. 15-16 van T. XV, en de figuur van p. 162 [362] van T. II.
64)  T. I, p. 463. Brief aan Hevelius. Vergelijk p. 197 van T. XV; de armen van de planeet kwamen pas in oktober terug.
  In het Systeem van Saturnus, in het begin, spreekt Huygens uitgebreider over zijn kijkers [Ned.].
65)  Daarvan verschilt niet veel de figuur op p. 363 van T. II (jaar 1659) [figuur rechts bij tekst].
66)  P. 55-69. Verscheidene andere waarnemingen waren opgenomen in een "klein boekje" dat niet tot ons is gekomen.
67)  T. XV, p. 190 en 233-237 [Systema Saturnium, Ned.].
68)  T. XV, p. 343 [Ned.].

[ 511 ]

69)  Zie in een brief van Huygens de uitdrukking "de verschijnselen redden"  Grieks  T. V, p. 29, waar echter het woord "sauver" niet goed gelezen is.
70)  T. XV, p. 182-183 [met verwijzing naar T. I, 431].
71)  T. XVII, p. 3, begin van het Voorbericht.
  {...}:  (men kan zich daarvan overtuigen door te de noten lezen die we hebben gevoegd bij het eerste Voorbericht van T. XVII).

[ 512 ]

72)  G. Sarton "The history of science and the new humanism" (p. 22-23), Cambridge, Mass. Harvard Univ. Press, 1937.
73)  T. XV, p. 300. [1659, p. 48Ned.]
[ Behalve de genoemde toespeling (eerste op p. 510) wordt er ook expliciet gesproken over de "maand van de Saturnusbewoners", zie origineel p. 30.]
  {...}:  vergelijk p. 438 van T. XXI, waar we onbeslist laten in welke tijd hij de theorie van Descartes in deze zin meende te moeten verbeteren. ... (vergelijk de noot op de genoemde pagina).
  {...}:  zie p. 561 en 585 van T. XIX.
74)  T. XXI, p. 439.
75)  Zie, behalve de genoemde p. 439, noot 45 van p. 438 van T. XXI.
76)  Na deze bladzijden geschreven te hebben, maar voordat ze gedrukt werden, ontvingen we van de heer A. E. Bell zijn boek "Christian Huygens and the development of science in the seventeenth century" (London, E. Arnold & Co. 1947) waarin de schrijver terecht opmerkt (p. 33): "To this day no-one seems to have recognized the importance of Huygens's theory ... He did not state that the gravitational force kept the ring in rotational stability but he did suggest that Saturn's gravity extended to the ring".
  Zie over de rotatie van de ring van Saturnus de brief van Chapelain van 4 maart 1660 [<] en het antwoord van Huygens van 28 april [<] (T. III).

[ 513 ]

  {...}:  we hebben het uitgelegd in noot 8 van p. 277 van T. XVII en noot 8 van p. 303 van T. XVI.
77)  T. XI, p. 304.
78)  g is de versnelling van de zwaartekracht.

[ 514 ]

79)  T. XVI, p. 326 noot 4. Later, toen hij de grootte van de aarde beter had leren kennen, vond hij 1/289 [<] (zelfde noot).
80)  T. XVII, p. 88. De tekst is ontleend aan Manuscript A.
[ Joella Yoder, Catalogue of the Manuscripts (2013), HUG 10, 88r: "Date very probably should read 5 Nov."]
[ Afbeelding met datum en figuren in 'Huygens in Leiden' (2018), 4.2.]

81)  Losse bladen.
82)  T. VII, p. 391 en T. XVII [XVI], p. 242, noot 7.
83)  Zie b.v. op p. 266 [Ned. 267] van T. XVI de zin: "deze [centrifugale] neiging waarvan we hebben gesproken is geheel gelijkend op die waardoor aan een draad hangende zware dingen omlaag trachten te gaan"*). Vergelijk noot 87.
[ *)  267: "Is autem quem diximus planè similis conatus est ei quo gravia ex filo pendentia deorsum pergere nituntur."]
84)  T. XVI, p. 247, noot 4.
85)  P. 459.
86)  T. XVI, p. 249; T. XVIII, p. 659.

[ 515 ]

87)  Althans even reëel als elke andere kracht. Men kan nazien de laatste alinea van p. 16 hiervoor [magnetische kracht]. — Maar de lezer zal er ongetwijfeld goed aan doen geen rekening te houden met deze passage waar een toespeling gemaakt wordt op theorieën over drukkingen en bewegingen van subtiele materie waaraan Huygens niet dacht bij het schrijven van zijn verhandeling over de centrifugale kracht — vergelijk p. 9 van T. XIX — evenmin als toen hij zijn "De iis quae liquido supernatant" schreef (zie de tweede alinea van p. 441).
88)  Zie deze regel op p. 410 van T. XVI, laatste alinea.
89)  Steeds noemen we een mathematische slinger een slinger die bestaat uit een gewchtloze draad met aan het onderste uiteinde een enkel punt met gewicht.
  {...}:  een ontdekking waarover gehandeld wordt op p. 344-349 van een Voorbericht van T. XVI.
[ Op p. 345: In Horologium oscillatorium noemt Huygens de ontdekking "de meest begeerde vrucht, en als het ware de hoogste top" van de theorie over de valbeweging die te danken is aan Galileï.]
90)  T. XVII, p. 93.
91)  T. XVII, p. 95, noot 1, verwijzend naar p. 87.
92)  Of "tautochronisme" [dezelfde tijd hebben] (genoemd Voorbericht van T. XVII).
93)  Mathematische slinger, anders gezegd: enkelvoudige slinger.
94)  In die tijd conoïde geheten.
95)  T. XVI, p. 344-345.

[ 516 ]

 96)  T. XVI, p. 405.
 97)  T. XVII, p. 117.
 98)  T. XVI, p. 412.
  {...}:  Zie de samenvatting van 1660 op p. 120 van T. XVII.
 99)  § 15 van p. 309 van T. XVI.
100)  Hij maakt eveneens gebruik van algebraïsche formules in een berekening van dezelfde maand december 1659 waar hij een eerste poging doet om de periode te berekenen van een enkelvoudige slinger zonder cycloïdale boogjes die slingeringen van 180° uitvoert (T. XVIII, p. 374).
101)  Vergelijk over dit onderwerp p. 459 hiervoor.
102)  Zie op p. 384 van T. XVI het stuk over de val van bollen in een medium dat weerstand biedt. Zoals we daar hebben opgemerkt geeft het woord "gravitas" nu eens aan het soortelijk gewicht en dan weer het gewicht zelf.
103)  T. XVI, p. 245.
104)  T. XVI, p. 267.
105)  T. XIV, p. 336.

[ 517 ]

106)  Anders gezegd: parabolen en hyperbolen van verschillende graad.
107)  T. XIV, p. 190-191.
108)  Zie ook over dit onderwerp p. 187 van T. II.
109)  T. II, p. 36.
110)  T. II, p. 45.
111)  T. II, p. 144.
112)  Zie o.a. p. 309-312 van T. XIV.
113Heuraet's artikel van 1659 "De transmutatione curvarum linearum in rectas" [^] wordt genoemd op p. 189 van T. XIV.
  {...}:  (Posterior tractatus in quo agitur de Cissoide, et Corporibus inde genitis: et de Curvarum, tum Linearum 'euthunsei' tum superficierum 'platusmôi') met het Tractatus Prior, de Cycloide enz.
[ NB.  Gedrukt werd niet de brief van 1 jan. 1659 (No. 560), maar een antwoord op Huygens' brief van 9 juni (No. 625). Zie Wallis, No. 690.]
114)  Vergelijk p. 199-200 van T. XIV.

[ 518 ]

115)  T. XIV, p. 189 en 195.
[ Add. 920: "quadrature du cercle" (1e regel) lees "quadrature de l'hyperbole".]
116)  Geboren Margaret Lucas, echtgenote van William Cavendish, hertog van Newcastle (1592-1672). Ze waren gehuisvest in Antwerpen.
117)  Of liever: hij zet in de brieven het gesprek voort dat hij met haar over dit onderwerp had gehad.
118)  Niet alleen dat van 30 maart, maar ook een eerste en langer antwoord van 20 maart, dat eveneens bij Worp is te vinden [No. 5535].
119)  Bij Worp draagt deze brief het no. 5535 [5534, 2e: 5537].

[ 519 ]

120)  P. 502 hiervoor.
121)  Oliver Cromwell was in september 1658 overleden. Na hem had zijn zoon Richard enige tijd de titel van Protector.
122)  T. IV, p. 92; T. XV, p. 16, waar men de namen van andere personen ziet die telescopen ontvingen, o.a. Boulliau [n. 5]. De naam Colvius kan toegevoegd worden (T. I, p. 470).
123)  T. III, p. 255.
[ *)  T. XXII, 172, iii: Constantijn sr, Londen 5/15 juni 1663, "Bij mijn eerste audiëntie liet de Koning je broer binnenkomen, die ik in de antichambre had gelaten, en zo duurde het gesprek lang, over muziek en mechanica. Evenzo zijn we vandaag bij de Duke of York geweest. Kortom de ontwerper van het slingeruurwerk, en van de verrekijkers naar onze manier, is hier even bekend als in Parijs."]
124)  T. II, p. 117.
125)  T. II, p. 511.
126)  T. II, p. 7.

[ 520 ]

127)  Zie op p. 9 van T. II wat Mylon over het onderwerp zegt als hij Frenicle aanhaalt. In mei 1659 zal Huygens nog aan Boulliau schrijven dat zijn methode voor hem "een beetje verdacht" is, in februari 1660: "Ik kan er niet op hopen deze kwestie af te doen in brieven".
  Zie evenwel zijn lange brief van 1662 over dit onderwerp aan P. Petit (T. IV, p. 138-142) [Ned.].
  Men kan in T. XXI (p. 316-318) nagaan wat Huygens nog in 1680 zal schrijven over de effening der dagen; hij keurt nog altijd de methode van Ptolemaeus en van Copernicus goed en die gevolgd door o.a. Boulliau af, hoewel men ook kan spreken van een "fout van Ptolemaeus en van Copernicus" (T. XV, p. 547, T. XVII, p. 123).
  {...}:  Zie over dit onderwerp evenals over andere openbare uurwerken waarbij slingers werden aangebracht p. 32 e.v. van deel XVII.
128)  T. II, p. 442.
129)  {...}:  We hebben uitgeweid over de constructies van Florence in een Voorbericht van T. XVIII, p. 59-66 [Ned.].
130)  Door bemiddeling van abt Brunetti, een intieme kennis van Slusius (T. III [II], p. 71 en 361).
131)  Maart 1659, T. II, p. 361.
132)  T. III [II], p. 453 en 488.
133)  Zie over deze ster noot 10 van p. 225 van T. III [II].
[ De eerste keer ontdekt door W. J. Blaeu in 1600 (<), opnieuw in 1655 door Cassini. Zie ook T. II, p. 227.]

[ 521 ]

134)  T. III [II], p. 509.
135)  En het was Golius die de aandacht van Boulliau vestigde op de variabele ster in Cygnus (T. II, p. 227) [cf. III, 294].
136)  T. XVII, p. 472. Aanhangsel VII bij de verhandeling over kringen en bijzonnen.
137)  T. II, p. 228.
Gedurende het drukken van dit deel zendt men ons vanuit het Observatoire de Paris (collectie-Boulliau) de volgende samenvatting van de brief van Huygens van 9 januari 1659 die ons ontbreekt (volgens p. 318 van ons T. II):
  Den Haag. 9 Januari 1659.
  Opm. Almagest. Ricciol. part. 1er pag. 712. col. 1. aan het eind. Dat Saturnus van 2 januari 1650 tot de 3e zuidelijker was geworden aangezien hij met teruggaande beweging ging langs zijn baan. Weliswaar zou hij zuidelijker zijn uitgekomen als hij in zijn baan teruggelopen had; maar hij moest weten dat de schijnbare weg van de planeten niet in een enkele cirkel blijft die hun baan is. Merk daar nog op p. 723. Schol. 2.
[ Add. 920: De brief van 9 januari 1659 van Chr. Huygens aan Boulliau was al in extenso door ons gepubliceerd op p. 558 van T. VIII.]

[ 522 ]

138)  T. XIII, p. 786, uit Manuscript I.
139)  T. IV, p. 111.
140)  T. IV, p. 102.
141)  T. IV, p. 197.
142)  T. IV, p. 266 [268: "machine pour les Caues" (toestel voor kelders), met fig.]. De brief is niet van 1662, maar van 1664, volgens p. 601 van T. XIII. Dat blijkt uit het feit dat Huygens er op 11 december 1664 op antwoordde, T. V, p. 161.
143)  Deze aanduiding van de lantaarn ["lanterne de peur"] is te verklaren met het feit dat men soms toestellen voor lichtbeelden gebruikte om de mensen bang te maken. Zoals bij A. Kircher "Ars magna lucis et umbrae" (1646) — heel zijn boek X [p. 769] handelt over "Magia" ("Magia catoptrica" [840, fig.: 901, 912] enz.) — dat Huygens al lang kende en zijn vader eveneens: de brief aan Mersenne waarin Constantijn erover spreekt (T. II, p. 550) is al van november 1646. Zie ook p. 357 van T. I. Maar de eigenlijke toverlantaarn met doorzichtige figuren staat alleen in de tweede uitgave, van 1671 [fig. p. 768-9], van het boek van Kircher.
144)  Niet "estez" [maar "ostez"] (drukfout).

[ 523 ]

145)  Zie p. 420 en 449 hiervoor.
146)  Brief gepubliceerd o.a. door F. M. Jaeger in de brochure "Cornelis Drebbel en zijne tijdgenooten" van 1922. Jaeger zegt terecht, lijkt ons, (p. 69) dat er sprake is van een toverlantaarn.
147)  {...}:  zie p. 185 van T. XV. Met noot 19.
[ Riccioli, Astronomiae reformatae tomi duo (1665), Prolegomena, p. X: Huygens' werk genoemd, en zie Liber X, 362-3: figuur, 365-8: Chr. H.]
148)  T. XV, p. 392 [en T. III, p. 101].
149)  T. XV, p. 442-447.
[ Riccioli, 1665 (zie n. 147), p. 365: op 18 juli 1657 schreef Nicc. Zucchi de satelliet gezien te hebben.]
150)  T. II, p. 55.

[ 524 ]

151)  T. IV, p. 286.
152)  T. III, p. 129.
153)  T. XV, p. 418-419.
154)  T. XV, p. 462-463.



Home | Huygens | XXII | < Biografie, 1655-60, Noten (top) >