- c -
- cadensen
- bij eenstemmig gezang, I, 338; besproken, II, 18, 19. Z.o. zang, stem.
- Calvijn (Johannes)
- I, 2, 4, II, 341, IV, 95.
- camera obscura
- I, 6, II, 12, III, 150-1, 157, 199n, 387, 397, 422 ("myn doncker kantoor"), 427 (lenstest), 430 ("doncker kamer tot Dr. Lansbergens").
- capillariteit
- I, 238, II, 106, III, 141, 204-5, 214, 241, 317.
- Cardano (Gerolamo)
- de Subtil., I, 3, 45, 47, 68, 72, 74-5, 81, 83 (lamp), 132, II, 227n, III, 88, 92n;
de Variet., I, 270; Comm. in Ptolemaeo de Astr. jud., II, 136, 139-1, 152;
cardanische ophanging, III, 252, 307; geciteerd, I, 102n, 147.
- catarre
- slijmvliesontsteking, III, 347, 356.
- Cats (Jacob)
- droogmaking, I, 39; gedichten, 208, III, 173, 317, IV, 219.
- ceremoniën
- van het Oude Testament, I, 223; ceremoniële wet, I, 8.
- chijl
- genoemd, I, 309, II, 142; door aderen, I, 159, II, 159, III, 268, 289 (Aselli).
- cirkel
- grote cirkel beschrijven, I, 34; ruimte tussen cirkels, I, 14, 278, III, 323;
kwadratuur, I, 27; kringen in water, II, 71.
- citer
- bespelen, I, 193; genoemd, I, 320 [Lat. 'cithara'].
- cohesie
- druppels en adhesie, I, 42, 139, 147, 281;
oorzaak, II, 30, 82, 255, III, 29, 126, 158-0, 216-7, 223, 239, 276-8;
niet in vacuum, II, 82, 256.
- consonanten
- wat het zijn, I, 160; in gedachten, I, 105;
aantal en verhouding, I, 56, III, 222; harmonisch en rekenkundig, I, 58;
perfecte niet parallel omhoog en omlaag, II, 62;
volgorde, I, 52-5, 89, 177, 259, II, 15, IV, 133n, 140, 142, 156, 158, 169, 175-7;
octaaf is beste, I, 52-3, IV, 206; grote terts, I, 55-6;
overgang van grote terts naar prime, IV, 162-3, 170;
perfecte moeten elkaar niet opvolgen, I, 278, II, 332;
eigen aan toonaarden, I, 115, 119; met zelfde naam verschillend, I, 120;
werking, III, 222; door Descartes aangegeven op een rechte lijn, I, 258;
vergeleken met kleuren, II, 251, 317, 330.
- Copernicus
- I, 1, 106n, 344, II, 107, III, 205, 225, 344n, 346, IV, 17, 153;
sferen van Cop., IV, 221. Z.o. Aarde (beweging van de), stelsel.
|