- o -
- observatorium
- van Beeckman te Dordrecht (torentje), III, 85-6, 112, IV, 263.
- octaaf
- meest volmaakte samenklank in de muziek, I, 53, 251;
tweemaal zoveel trillingen, I, 53, 160; lijkt zelfde toon, I, 181, 190;
makkelijker omhoog dan omlaag (zang), I, 324.
- olie
- hoe ze stijgt in de pit, I, 102, II, 48, III, 214, z.o. capillariteit;
brandt alleen in pitten, II, 6; bevochtigt meer dan water, I, 136;
vuurvoedsel, I, 147, 187, II, 68, 96, 99, 195, 198, III, 66, 125, 175, 234;
in beweging is het vuur, III, 190, 234; levensvlam, III, 175;
is vuur in rust, III, 125, 175, 225n, 234, 285.
- onderwijs
- wiskunde, II, 249; fysica, III, 61; logica, II, 265, 274-5;
algemeen, II, 373, III, 2, 38.
- oneindig
- ruimte en tijd, I, 131, III, 324; en eindig, I, 27, 151.
- oog
- geholpen door spiegels, II, 142, 316;
in de verte beter zien dan dichtbij, III, 10;
afstanden schatten met één oog, I, 315-8, II, 213, 234, 239, 376;
kleine dingen in het oog, II, 252; vuur bij slag op het oog, III, 189.
Z.o. eksterogen, bijziend, iris, zien.
- oor
- zie gehoor.
- oorzaak
- van de dingen vinden, I, 129; duidelijke, I, 151; verschilt van reden, I, 215, 220.
- opstijgen
- makkelijker in dichte lucht, II, 23; water boven zeeniveau, I, 8, 15, 74-7, 104;
olie in lampen, I, 102, II, 48, z.o. lamp;
lichte dingen, I, 85; bol in lucht, I, 285, II, 238, 250, III, 13, 24, 226, 253.
Z.o. capillariteit, lucht, worp (verticaal), zwaarte.
- optica
- pilaren op schilderij, I, 29; twee spiegels, I, 30; ver en dichtbij, III, 10.
Z.o. architectuur, perspectief, telescoop.
- orgel
- met gesloten pijpen, I, 306; met langere pijpen, I, 305-6;
met wijde pijpen moeilijk te intoneren, I, 319;
vergeleken met de stem, I, 307-8, 329; met het klavecimbel, I, 310;
automaten van Drebbel, II, 363n; koekoek imiteren, III, 347;
stemmen, III, 51, IV, 32-3; tremulant, I, 150, 190, 192, II, 53; blaasbalg, II, 130.
- ornamenten
- waaruit ze bestaan, I, 242.
- Ouden
- hun geschriften, I, 135; hun subtiliteit, II, 303; hun muziek, III, 287.
- p -
- paradox
- hydrostatische, I, 73n, 75-6, 108, 305, II, 235; Descartes, I, 364, IV, 52-5;
van Aristotes, zie wiel.
- paroxisme
- bij ziekte, I, 137-8, 140-1, 161, III, 72-3, 201-2; z.o. kritieke dagen.
- peper
- droogt minder dan zout, II, 25.
- perpetuum mobile
- III, 16; z.o. eeuwige beweging.
- perspectief
- I, 29, 35, 172, 315, II, 234, 239, 248, 265, 289, 360. Z.o. optica.
- phthisis
- zie: tering.
- pijl
- beweging, II, 431-2, III, 1, 61, 65, 239; z.o. ballistiek.
- pijn
- oorsprong, I, 124-6, 143, III, 186; komt van het weer, I, 126;
trekt vloeibare stoffen aan, I, 128, 179, II, 346;
neemt meer kracht weg dan werk, I, 197; groter in extremiteiten, I, 308.
- planeten
- hun licht, I, 101;
hun beweging, I, 10, 104, II, 138;
hoe bewogen door de Zon, III, 100-2, 106-7, 280;
aangetrokken door Zon, III, 103;
waarom ze niet op de Zon vallen, III, 100-2, 106-7, 115, 217, 276-7, 325;
bewogen door de straling van de sterren, III, 103, 218;
ruimte er tussen is gevuld met uitwasemingen, III, 103, 116-7, 120-1;
worden niet belemmerd, I, 104, III, 101;
afstanden tot de Zon, III, 100-2, 115-6, 120-1, 206-7, 218, 350;
hoe ze hun afstanden houden, III, 75, 100-2, 165, 206-7, 218, 277, 350;
hun grootte, III, 225, 252, IV, 211-2, 217;
de grootste zijn het verst van de Zon, III, 100-2, 115-6, 120-1;
hoe de Zon ons hun werking brengt, III, 50; waarvandaan die is, III, 207-8;
kunnen bewoond zijn, III, 114, 160.
Z.o. materie (subtiele), Zon, sterren, aspecten.
- planten
- groei, I, 284, 314, II, 341, 431-2.
- pleister
- zie kompres.
- pokken
- III, 177; varioli, III, 352.
- polsslag
- I, 34, 58-9, 364; tijdmeting, I, 34, III, 54, 145, 202, 287.
teller, I, 162, 196, III, 174, 183-5, 192-4, 198, 212, 337, 341; z.o. slinger.
- pompen
- verbeteren, I, 37, 64, 70; onderhoud, I, 60; herstel, I, 63;
werking verklaard met luchtdruk, I, 26, 46, 79, 200, IV, 44;
zuigende werking, I, 73 (n); zuigpomp, I, 65-73, 80-3;
medisch gebruik, III, 172, 211-3, 218-9; klisteerspuit, III, 177-9;
dubbele pomp, I, 111; perspomp, I, 298, III, 281; brouwerspompen, II, 391.
- poriën
- I, 23, 25, 158, 280, 287, II, 78, 98, 125, 144, 384, III, 25, 56, 127, 141, 188, 196-7, 204-5 (enkelvoud: 328, galporie, galgang); 'gaetjens', II, 339.
Z.o. spons, luchtledig.
- Porta (Giambattista della)
- zijn Magia naturalis, II, 14, 33-4, 339, III, 114; zijn Pneumatica, II, 255.
- practica
- I, 3, 6, 83, 280, II, 172, III, 210, 226, 335, 353-4, 358.
- predikaat en subject
- I, 214, II, 60, 172, 183, 211-2, 286.
- primordia
- I, 23, II, 57, 78, 124-5; z.o. atomen, homogenea, minima naturalia.
- principe
- van virtuele snelheden, I, 14, II, 358-9, 389, III, 3, 15-6, 91-4, 169-1, 306;
is infinitesimaal, III, 134, z.o. arbeid;
van de kortste weg, I, 279.
- projectiel
- zware bewegen langer (in lucht), I, 24, 283, II, 276, 309, III, 185; z.o. vliegwiel;
waar ze het grootste effect hebben, II, 381, IV, 147, 160, 178, 183-4.
Z.o. ballistiek, kogelbaan.
- psalmen
- zingen, III, 26; verbeterd door het volk, III, 35, 80-2, 137;
refrein (Marnix), I, 18;
bespreking, I, 56-8, 90-1, 95-6, 118-0, 127, 184, 208, 227, 229-3, 270, 278, 283, 290-4, 311, 328, 336, 338;
II, 1, 16, 18, 19, 129, 303-5, 333, 348;
III, 35, 81-3, 116, 137, 147-9, 180-1, 241, 243, 255, 288, 291, 332-3, 337, 339-0, 343, 345, 349, IV, 143, 158, 168-9.
Psalm 1, I, 230, 232, Ps. 2, III, 83, Ps. 3, III, 291, Ps. 5, III, 83, 339,
Ps. 7, III, 82, Ps. 9, I, 233, Ps. 11, II, 333, Ps. 14, III, 147,
Ps. 16, I, 227, 311, 336, II, 333, III, 137, 255, Ps. 18, I, 58, Ps. 19, III, 147,
Ps. 22, III, 340, Ps. 23, III, 81, 137, 345, Ps. 24, II, 305, Ps. 27, III, 82, 343,
Ps. 28, III, 81, 289, Ps. 32, I, 293, Ps. 33, II, 348, Ps. 35, II, 333,
Ps. 36, III, 255, Ps. 40, III, 81, 339, 345, Ps. 46, III, 82, 337, Ps. 48, I, 328,
Ps. 49, III, 149, Ps. 50, I, 119-0, 208,
Ps. 51, I, 91, 290, II, 18, 305, III, 35, 241, 289, 340, Ps. 55, I, 91, 118, 290,
Ps. 61, III, 82-3, Ps. 63, I, 57, III, 332, Ps. 66, III, 180-1,
Ps. 68, II, 1, III, 116, 149, 243, Ps. 71, II, 303,
Ps. 77, I, 56, 119-0, 230, 338, II, 19, III, 82, 288, 339-0, Ps. 78, I, 120,
Ps. 79, III, 83, Ps. 85, I, 95, 119, Ps. 89, I, 233, Ps. 90, I, 270, II, 19,
Ps. 91, I, 118, 294, III, 149, Ps. 100, I, 91, 336, Ps. 101, I, 328, Ps. 102, I, 91,
Ps. 103, I, 292, II, 304, Ps. 106, I, 91, Ps. 109, III, 81,
Ps. 110, I, 91, Ps. 116, I, 231-2, 278, Ps. 117, I, 229, III, 353, Ps. 119, I, 283,
Ps. 120, III, 81-2, Ps. 122, III, 149, Ps. 127, I, 96, 293,
Ps. 129, II, 19, III, 83, 339, Ps. 130, III, 333, 343, Ps. 133, III, 345, Ps. 137, II, 129,
Ps. 139, III, 349, Ps. 141, I, 96, Ps. 146, III, 82;
Canticum canticorum, I, 96, II, 1, Canticum Mariae, I, 119-0,
Canticum Zachariae, III, 86, IV, 158, Brugsche Lietboeck, I, 227, 229-2.
- psalter
- II, 348.
- Ptolemaeus
- I, 2, 97n, 344, III, 117, IV, 17-9, 301-2.
- pulsilogium
- zie polsslagteller
- punt
- wiskundig, I, 28, 237; z.o. gelijkheidspunt.
- purgaties
- II, 165, 168-9, III, 237, 322, IV, 23;
kritieke, de reden ervan, II, 29-30.
|