- a -
- aantrekking
- van de Aarde, I, 264v (met 'hurtkens'); reikt niet ver, III, 171v;
papiertjes op water, II, 212, 331;
niet van vacuum, I, 39, II, 228v, IV, 44v (stelling);
zie ook: magneet, val, zwaarte.
- Aarde
- beweegt, I, 1; als een tol, III, 118v;
inwendige met spelonken, I, 76; inwendige is bewoond, II, 388;
grond rijst, III, 90; binnenste is harder, III, 220; zwaartepunt, III, 240v;
waarom dingen er niet afgeworpen worden, III, 140; z. o. aantrekking.
- aardrijkskunde
- uitzicht vanaf toren, I, 105; kaartgebruik, I, 236; meridionaal vinden, II, 151.
- academie
- voor een goede, III, 354.
- ademhaling
- onder water, I, 77; van een muis in een fles, II, 451.
- Almachtig
- voor zware lasten I, 38, 67; II, 287.
- ambacht
- jaren ervaring, II, 455; moeilijk zichzelf te leren, III, 403.
- Amersfoort
- toren, II, 154-5.
- Amsterdam
- I, 2, 217; aantal inwoners, II, 356. Z.o. lenzenslijpers.
- arbeid
- met een werktuig (met wrijving), II, 358, 389, 435, III, 3, 15-6, 91-4, 169-0, 306.
- Archimedes
- verhouding van zilver en goud in kroon, II, 3; z.o. schroef.
- architectuur
- I, 213, II,
154, 291, 297; vijf zuilen, II, 382, III, 22;
Stevins Huysbouw, II, 291-3, 296-7.
- Aristoteles
- Probl. music., II, 11, 15; ontkent atomen, II, 245v; en antiperistasis, II, 337n;
zijn werken lezen, III, 221; genoemd, I, 234n.
- Arminianen
- II, 327, 345.
- astrologie
- aspecten, III, 47, 140; z.o. bijgeloof.
- atmosfeer
- opbouw, II, 3v, 7, 157, 290, 307, III, 140, 265-6, 305; z.o. lucht wolken.
- atomen
- hoe klein (Anaxagoras), I, 17; van licht, I, 33v ('species');
van water, I, 117; z.o. lucht.
- automaten
- bierfontein, I, 68, 72; getijdenfontein, 74-6; waterorgel, 114;
in kastdeur, III, 23;
z.o. Drebbel, fonteinen.
- b -
- Bacon, Francis
- water wordt lucht, II, 276v; valbeweging, II, 330v;
Sylva Sylvarum, III, 51-7, 60-5.
- balans
- II, 150 (paradox),
- ballistiek
- I, 44, II, 227v, 233-4, 309-11, 427 (Stevin), 431-2, III, 61, 65, 239;
z.o. beweging, kanon, kogelbaan, pijl, projectiel, worp.
- bedrog
- eksterogen, II, 321; z.o. leugen.
- Beeckman (Isaac)
- studie te Leiden, IV, 16-9; te Saumur, III, 4; promotie te Caen, IV, 40v-49v;
conrector te Utrecht, II, 1, 4, 153; huwelijk, II, 37;
conrector te Rotterdam, II, 311; weigert rectoraat Brielle, II, 328;
ouderling van de kerk te Rotterdam, II, 329; rector te Dordrecht, III, 6;
houdt van vrijheid, II, 188v; karakter, II, 307, III, 215, 219; gebreken, III, 220v-1
hout valt op hoofd van B., III, 191-2, 194-5, 200-2. Biografie.
- behoud
- van hoeveelheid beweging, III, 129v;
van de snelheid verkregen bij het vallen, I, 44, 174, 261v, II, 80;
van beweging, water in leidingbuis, I, 176, slijk van schoenen, II, 277;
in lichaam, III, 237, 251; draaiing, I, 268.
- belastingen
- voor kaarsenmakers (pachten), II, 302, 356, 374.
- beving
- van geluid (zweving), I, 310;
in het orgel (tremulant), I, 190;
op het klavecimbel (triller), II, 11; van noten (gebroken), II, 15;
z.o. snaar, trilling.
- beweging
- van grote en kleine dingen tegelijk (schudden), I, 283, 321;
van de grootste lichamen door de kleinste kracht, I, 212, III, 129v;
van grote lichamen houdt langer aan, I, 31, 61, 174, 175, 283, 303, III, 211v;
van zware lichamen moeilijker dan van lichte, I, 61, 303; z.o. traagheid;
cirkelvormig of roterend, I, 61, 167v, 256v, 303, III, 22;
eeuwig in vacuum, I, 256; tijdelijk in de lucht, I, 31, 256;
eenparig als een kracht ontbreekt, I, 44, 174; relatieve, III, 23, 132, 267, 333;
van water in leidingbuizen, I, 175, 177-9, 189;
of er een kleinste beweging bestaat, II, 245v.
Z.o. Aarde, ballistiek, behoud, hamer, handen, kracht, laveren, pijl, projectiel,
slinger, traagheid, val, weerstand, wrijving.
- bidden
- uit het hart, I, 199.
- bier
- Leuvens, I, 183; wordt soms taai, I, 187; verhouding tot schuim, II, 350;
bierdragers, III. 91; z.o. brouwerij.
- bijbel
- studie, I, 1v; interpretatie, 223.
- bijgeloof
- sympathie, II, 201, 389; pest, II, 307; maansverduistering e. d., III, 34, 215;
klikkertje, III, 64; z.o. astrologie, wonder.
- bijziend
- verder zien door een klein gaatje, II, 289, III, 319v; een vlam groter zien, II, 279; z.o. bril.
- Blaeu (Willem Jansz.)
- boekhandelaar te Amsterdam, II, 199, III, 86, 263-5;
brief van Robbert Robbertsz. aan hem, III, 434-8
zijn globes, IV, 153v.
- bloed
- neusbloeding, III, 195-6; bloedsomloop (Harvey), III, 292.
- boeken
- voor jongeren, II, 11; formaat II, 315; verkoop, II, 301; kalfsleer, III, 62.
- bomen
- jaarringen, 431-2.
- boter
- winterboter niet vet, I, 22.
- Brahe (Tycho)
- nauwkeurige klok, I, 33.
- breking
- van licht (wet), III, 97v; verklaring, III, 286; z.o. Nova-Zembla.
- breuk
- bot, I, 33; van stenen in lucht en op een kussen, III, 290;
weerstand van balk, II, 19-0, 299, 401, 412; draad, II, 149.
- bril
- bijziend en oudziend, III, 237
- brouwerij
- te Middelburg, I, 174, II, 44n; te Veere, II, 173, 179;
te Rotterdam, II, 354; te Haarlem, I, 77; z.o. bier.
- Brugs Liedboek
- I, 227, 229-0, 274.
- buizen
- om rook en warmte te leiden, I, 45, 60;
om te praten, zie telefoon;
vastmaken aan de muur, I, 62; zuigende werking, I, 73, 85;
wijde waterbuizen, II, 324, III, 304; verder genoemd: I, 63-82, 85-7;
z.o. waterleiding, lucht, beweging.
- buskruit
- 'buspoeyer', I, 22, 81, II, 19, 290; inwendig vuur, II, 243v, III, 142;
vervangen door veren, III, 325.
- c -
- camera obscura
- I, 6, III, 199, 387.
- capillariteit
- garnaal op glasrand, III.141; suikerklontje, 317.
- Cardano (Gerolamo)
- de Subtil., I, 45, 47, 68, 72, 74-5, 81, 83, II, 227v, III, 88, 92n;
cardanische ophanging, III, 252, 307.
- Cats (Jacob)
- droogmaking, I, 39; gedichten, 208, III, 173, 317.
- ceremoniën
- van het Oude Testament, I, 223.
- cirkel
- grote cirkel beschrijven, I, 34; z.o. draaikolken.
- citer
- bespelen, I, 193.
- cohesie
- druppels en adhesie, I, 42; metselspecie, I, 139.
- consonanten
- in gedachten, I, 105; volgorde, II, 15.
- Copernicus
- I, 1, 106n, IV, 153v; z.o. Aarde.
- d -
- dampen
- in de lucht, II, 3v, 16, 78, 451; z.o. lucht, water.
- dansen
- tragere beweging dan geluidstrilling, I, 287, 348; regelmaat, II, 300;
lichaamsoefening, II, 350; expressie, II, 374; en hinkelen, III, 251.
- dauw
- I, 251, 363.
- Descartes
- I, 242, 244v, 246, 257, 269; III, 94v-98v, 286, 354v, 356n;
valbeweging (1618), IV, 50v-52v;
hydrostatische paradox, IV, 52v-55v;
Parnassus, I, 360v; Compendium Musicae, I, 257, 269, III, 94v, IV, 56v-57v.
- deuren
- die aan twee kanten open gaan, I, 181; die klemmen, II, 36; z.o. sloten.
- dichtheid
- van de mens, II, 163, III, 40-1; z.o. gewicht (soortelijk).
- dieren
- verschil met planten en metalen, III, 64; kliktor, III, 64; vlooien, III, 361;
automaten? IV, 207v. Z.o. hond, vogels.
- dijk
- verbetering bij Westkapelle, III, 50, 239-0.
- dobbelen
- probleem van dobbelstenen, I, 40; loterij niet geoorloofd, I, 199.
- donder
- oorzaak, II, 12, 290; waar hij ontstaat, III, 54.
- draaikolken
- voor de haven van Veere, verklaring, I, 167v.
- Drebbel (Cornelis)
- duikboot, II, 25;
perpetuum mobile, II, 202, 344, 361, 366, 372, III, 203-4, 302-3, 358, 367, 440; automatisch klavecimbel, II, 363;
kijkerglazen, III, 440n; microscoop, III, 442;
Drebbeliaans instrument, III, 442, z.o. thermoscoop;
brief aan koning Jacobus, III, 203-4, 439-2; brieven, III, 302-4, 367n;
genoemd, II, 201, III, 3n, 250n.
- driehoeksmeting
- op de toren van Zierikzee, I, 105.
- dromen
- verklaring, I, 136v; sterkere verbeelding, I, 270, 281-2;
bang in het donker, I, 341; probleem opgelost, III, 88.
- druk
- luchtdruk is begrensd, I, 70, III, 123v; onbegrensd, I, 182; z.o. pompen;
lucht drukt twee vlakke plaatjes tegen elkaar, I, 281v;
probleem, II, 235v-236v; vering verklaard met luchtdruk, zie elasticiteit;
experimenten, II, 195v, III, 43, 64; verband tussen volume en druk, II, 203, 361;
in de onderste lagen van lucht of water, II, 7, 157, z.o. lucht;
in water, I, 66, 108, II, 203, 235, z.o. paradox (hydrostatische);
zijwaartse druk in vloeistof, I, 117, II, 236. Z.o. kaarsen, luchtledig.
- duiken
- ademhalen onder water, I, 77; duikboot van Drebbel, II, 25-7.
- duinen
- zoet water, II, 36.
- duivels
- hoe ze in ons kunnen werken, II, 241 cartesiaans duiveltje, II, 26-7.
- dynamica
- theorema van kracht en weg, I, 14; katrollen, I, 37; z.o. vliegwiel.
- e -
- eb en vloed
- zie getijden.
- echo
- I, 83, 132, II, 311, 430, III, 53.
- eclips
- van de Maan, III, 33; van de Zon, III, 153v-156v.
- Engelse taal
- in de kerk, I, 2.
- eeuwige beweging
- I, 39v, 67, II, 200-1, 204, 351-3, 363, 365-6, III, 3, 16, 20-2;
met het toestel van Heron, I, 74-6, 108, 112-3, II, 208, 353, 355;
met de getijden, 75-6, 108-9, II, 208, 353, 355-6; d.m.v. lucht, II, 344, III, 8-9;
van Drebbel, II, 202, III, 204, 302-4, 358; z.o. thermoscoop;
mogelijkheid verworpen, II, 358-9, III, 16, 306.
- ei
- ongekookt lichter, I, 22; kip of ei, II, 40v; gewicht van delen, III, 361.
- eksterogen
- II, 321, III, 242, 309, 364.
- elasticiteit
- van lucht, I, 86, 178; van bal, snaar, lemmet, I, 85, 117, 122, 178;
verklaring, III, 127v.
- Euclides
- belastingvrijdom voor wie de Elementen beheerst, I, 1v.
- experimenten
- van Beeckman zelf, I, 7, 15, 22, 38, 58, 60, 77, 107, III, 247, 331, 336, 342-3.
- Eyck (Jacob van)
- bespeelde in Utrecht het carillon, III, 310 z.o. klokken.
- f -
- filosofie
- verschil met theologie, II, 375.
- fluit
- gaten (met tekening), I, 278v.
- fonteinen
- bronnen, I, 15v; kunstmatige, I, 289, 292-3 [met vuur met lopende mensen],
II, 353, 355-6, III, 236, 238, 243;
met getijden, I, 74-6, 108, II, 208, 353, 355, III, 8, 38;
aan de andere kant van een berg maken, I, 182;
genoemd, I, 37-8, 68, 72-6, 78, 113-4, 187-8.
- fouten
- oorzaak, II, 35.
- g -
- Galenus
- uitdrukkingen in het Nederlands vertaald, II, 53; genoemd, II, 208.
- Galileï
- principe van virtuele snelheden, III, 16n, 92n; Dialogo, III, 356v
Sidereus nuncius, II, 294, 299; de Fluxu et refluxu maris, III, 171v;
genoemd, I, 44n, 233n, II, 202n, 256n, III, 230n (manen van Jupiter).
- gas
- onverwachte steekvlam, II, 8, 19.
- Gassendi (Pierre)
- bezoek, Beeckman zet zijn ideeën uiteen, III, 123v;
andere ontmoetingen in de Republiek, IV, 152v-153v.
- geest (spiritus)
- uit hersenen komend, I, 121, II, 129; dromen, I, 270; beweegt botten, II, 175v;
'geesten', II, 337, bij "animale actien", II, 325;
bij planten en mineralen, III, 64; 'vlammeken' uit magneet, II, 339;
drank, III, 237.
- geld
- waarde verandert, I, 18; valuta omrekenen, II, 174; boekhouding, II, 159;
munten, I, 40; vals geld herkennen II, 330.
- gelijkheidspunt
- waarna de valsnelheid constant is, I, 174, 263v ... 268v.
- geluid
- materie, I, 28v, 92v, II, 301, 450, III, 52-6, 58v, 61, IV, 44v;
door balk, II, 430, III, 75;
niet in luchtledig, III, 146; door buizen, zie telefoon;
horizontaal en verticaal, II, 430; deelbaar in verschillende slagen, I, 53v-, 269;
snelheid, III, 287; akoestiek in kerk, I, 132, 321, II, 311;
zweving ('wywauwen'), I, 310, III, 51; z.o. snaar.
- geneesmiddelen
- inhaleren met tabakspijp, III, 174.
- geselen
- thuis, op school, voor 't stadhuis, III, 32.
- getallen
- zie rekenkunde.
- getijden
- I, 6, 113, 208, II, 167, 203, 288, 363v, III, 11, 38, 86, 121, 350;
getijdenfontein, I, 108, III, 8.
- gewicht
- eenheden bij apothekers, II, 164; in Middelburg en Zierikzee, I, 7;
deel van voorwerp, I, 107, II, 163-4, 257, III, 40;
onder water, II, 3, 330, III, 166;
soortelijk gewicht, I, 21-2, 35, 40, 107, II, 3, III, 166-7, 196; z.o. dichtheid;
gewicht van water, I, 58, 66, 75; te tillen door een mens, II, 150.
ontstaat door vuurdeeltjes uit de achtste hemel, II, 107v.
- gewoonte
- opstaan, I, 22; pissen, I, 272; lopen, I, 279, II, 173; wat mooi is, I, 213, 240.
- golven
- in zee, en ribbels in het zand, II, 37; in water (glasrand wrijven), III, 247.
- God
- almacht, I, 138; beschikking, I, 228; voorzienigheid, I, 230;
beweegt ons tot goede werken, I, 336v; rechtvaardig, III, 148.
- h -
- hamer
- spijker inslaan, I, 341.
- handen
- bewegende handen worden koud, I, 183; leren bewegen, II, 173.
- haven
- verzonken ankers komen omhoog, I, 283; verbetering (Middelburg), II, 38-0;
waterschuring, II, 81, III, 54.
- heien
- palen verzwaren, II, 80.
- hemel
- beweging, II, 35, 151.
- Heron
- apparaat (machine), I, 74-7, 108-9, 112-4, II, 200, 208, 353, 355;
toegepast op lampen, I, 109; Spiritalium Liber, II, 200, 204.
- hersenen
- effect van draaiing, II, 261; werking, III, 199.
- hevel
- in de bergen, I, 76; garnaal op glasrand, III, 141; vuil water uit bak, III, 341.
- homogenea
- een soort moleculen, I, 130v, II, 347, 386, III, 127v, 176, 248.
- hond
- of hij bij nacht kan zien, I, 236 (kat wel, III, 63); reuk, III, 46; neus, III, 329.
- hoofd
- vorm, II, 179v; hout op hoofd gevallen, III, 191.
- Hortensius (Martinus), leerling van de auteur
- waarnemingen met B., III, 153v (n); leest diens aantekeningen, III, 354v;
ontvangt de Dialogo van Galileï en leent hem aan Beeckman, III, 356;
zijn glazen voor kijkers, III, 383n.
- hydrostatica
- haven afsluiten, II, 38-0; z.o. paradox.
- i -
- igniculi
- kleinste vuurdeeltjes, III, 286; zie materie (subtiele).
- ijs
- neemt meer ruimte in dan water, I, 60, 181, II, 293; in de regenton, II, 24, 193v;
gladheid, II, 149; grondijs, II, 160.
- ijzer
- en magneet II, 339; hard maken, III, 248; roest, II, 78, III, 56.
- instrumenten
- mechanische, zie balans, toestel;
astronomische, zie kwadrant, telescoop, zonnewijzer;
muziek-, zie citer, fluit, klavecimbel, klokken, luit, muziek, orgel.
- j -
- Jansen (Sacharias)
- lenzenslijper te Middelburg, II, 295n, III, 376.
- Journal
- niet publiceren, II, 377v; drie lezers, III, 354v.
- k -
- kaarsen
- doven vanzelf in gesloten glas, I, 39, II, 195v, 227v-, 305, III, 64;
in een bierton, III, 325; in een put, II, 382, 450; hoe ver te zien, III, 321;
maken, I, 7, 22, 83-6, 227, 234, 239-243, 279, II, 130, 148, 218, III, 181, 335;
vlam altijd op zelfde hoogte, II, 334; pit met juist gewicht, II, 2;
druppen, II, 293.
- kandelaber
- cirkelbeweging in lucht, I, 256v; eeuwig in het luchtledig, I, 257; z.o. slinger.
- kanon
- schieten met lange buis, II, 227v; vertikaal schieten, III, 171v; z.o. ballistiek.
- karbonkel
- zichtbaar in het donker, I, 106, 271, III, 57.
- katrol
- I, 14, 38, III, 15, 91-3, 338.
- Kepler (Johannes)
- III, 63, 68, 118v, 122, 123v, 143v, 233.
- kerkdienst
- en logica, II, 188v; gebaren van predikant, III, 306v.
- kersen
- prijs, I, 21.
- kettinglijn
- vorm van hangende ketting, I, 43, 45.
- klavecimbel
- stemming, I, 309, III, 36, 51, 338; verschil met orgel, I, 310; bespelen, II, 4;
triller, II, 11; stemmen, IV, 128-0; automaat van Drebbel, II, 363;
klavechord (beschrijving, opmeting), II, 5; clavicymbalum (bespelen), II, 17.
- kleren
- mode, I, 213; vuile kousen houden niet warm, II, 3;
wasgoed vriest droog, II, 334.
- kleuren
- gebroken licht, II, 299v.
- klok
- (zonne-)uurwijzer, I, 14; met kwik, I, 48, 107; met raderen, II, 297, III, 153v-156v;
uurglas op schip, I, 33v; eeuwige klok, II, 365, III, 76, 204, 302-4; z.o. slinger.
- klokken
- grote luidklok (Rouen), I, 10; klepel, I, 117; tonen, III, 310.
- kogelbaan
- baan van geworpen voorwerpen, I, 44, II, 233, 310-1.
- kopiëren
- figuur op papier, met zeep, I, 69.
- koude
- of ze werkelijk bestaat, II, 4v; conserveert, III, 57;
blijft lang in de huizen, II, 5; oorzaak van winterkou, III, 148; z.o. warmte.
- kracht
- wordt overgebracht door contact, II, 212;
in vacuüm kan de kleinste kracht het grootste voorwerp bewegen, I, 212;
lasten optillen met kleine kracht, II, 150; z.o. Almachtig;
spankracht, II, 149; zuigkracht van buizen, I, 85; centripetale, III, 22, 140;
z.o. Aarde, Maan, arbeid, beweging, magneet, traagheid.
- kuiperij
- bij vergeven van ambt, III, 80.
- kwadrant
- astronomisch, II, 151.
- kwik
- I, 33, 48; als geneesmiddel, III, 176.
- l -
- lamp
- van Cardanus, I, 83, III, 60, 88; vlam omlaag, I, 109v, II, 162.
- Lansbergen (Phil.)
- I, 99v (n), 106, II, 248, 294, IV, 153v;
Triangulorum geometriae Libri quatuor, I, 4v;
Verclaringhe van't gebruyck des astr. ende geom. quadrants, I, 106, II, 151.
- laveren
- en recht zeilen, I, 334, III, 91; kaagschuiten beter, II, 290.
- lengtebepaling
- op zee, I, 33, 48, 363 (Descartes), II, 219n, III, 229 (Jupitermanen).
- lenzen
- II, 209v, 367-0; z.o. telescoop.
moeten voor kijker in goede verhouding zijn, III, 46, 69;
goed brandpunt (bijna hyperbolisch), II, 210v, 295, 347v, 357, 367-0;
III, 46, 233, 247, 255, 257, 263, 375, 384n, 398;
slijpen, III, 45-7, 228, 233, 236-7, 242-264, 293-6, 299-1, 307-9, 371-431.
- lenzenslijper
- te Middelburg, II, 295; z.o. Jansen, Lipperhey, Sachariassen;
te Den Haag, II, 295; te Delft, III, 396; te Dordrecht, III, 69, 380n;
te Amsterdam, III, 308, 383, 388-9, 418; te Utrecht, III, 384.
- leugen
- geoorloofd, II, 206-8, 224; aard, II, 324; oplichting, II, 321-2.
- leven
- kip of ei, II, 40v; is een verbrandingsproces, II, 175v, III, 64, 66.
- lichamen
- drijvende (een studie), II, 256-1; z.o. ballistiek, beweging, cohesie, val;
menselijk lichaam, oefening, II, 350; z.o. geest, mens;
hemellichamen, zie sterren.
- licht
- vliegende beelden, I, 28v; deeltjes, III, 53, 57; breidt zich uit in cirkels, II, 209v-;
effect van weinig licht, I, 329; teveel licht, II, 304;
eindige snelheid, III, 54, 112v, 250v, 287, 349; uitstraling, III, 63;
primaire en secundaire stralen, III, 55; z.o. breking, Nova-Zembla.
- Liedboek
- Zie: Brugs Liedboek.
- lijm
- maken, I, 15.
- Lipperhey (Hans)
- lenzenslijper, III, 375n.
- longitude
- zie lengtebepaling
- lucht
- dikke lucht en stijgende wolken, II, 3v; vochtige lucht is ijler, II, 255, 290;
kan samengeperst worden, I, 46, II, 157; meer of minder, I, 144, II, 205;
onderste lucht is dichter, II, 7, 307, III, 305; omlaag gedrukt, II, 340;
bovenlucht, III, 140; elasticiteit, I, 46, 86, 178, 189-0;
gaat niet door glas, II, 227v; onstaat niet uit heet water, III, 331, 336;
weerstand bij beweging, zie weerstand, val;
lucht in orgelpijpen, I, 310; in waterleidingen, I, 41, 45-7, 86-7, 177-9;
onderhoudt het vuur, hete lucht stijgt op I, 39; rookkanaal, luchtkoeling, I, 45;
hoe zich in de lucht te houden, I, 242, III, 253. Z.o. druk, thermoscoop, wind.
- luchtledig
- heeft geen aantrekkende kracht, II, 228v; geen geluid, III. 146, IV, 44v;
beweging in luchtledig, II, 227; deze is eeuwig, I, 257v;
verschijnselen, I, 83, 281, III, 43-4, 60, 64, 88, 141, 218, 252;
z.o. druk, pompen, vacuüm, valbeweging.
- Lucretius
- vliegende lichtbeelden, I, 28v (n); geluid als vliegende luchtdeeltjes, 92v (n);
kip of ei, II, 40v; zien en horen, III, 49v, 57v-; ontstaan van leven, IV, 186v, 207v.
- luit
- snaren stemmen, I, 246, IV, 130.
- m -
- Maan
- werking op de wateren, I, 113, II, 167, 203, z.o. getijden;
maanglas, II, 237; letters op de maan, III, 114v; model, III, 252.
- maat
- maat slaan in de muziek, I, 348; z.o. metronoom.
- magneet
- als kompas, I, 60; hoe hij ijzer aantrekt, II, 339, III, 26v.
- materie, subtiele
- vuurdeeltjes altijd in beweging, II, 198v, III, 66; levensvlam, III, 175v;
oorzaak van aantrekking, zoals van magneet, II, 339 ('vlammekens');
z.o. atomen, igniculi, vuur.
- meetkunde
- vraagstukken, I, 5, 18, 201; z.o. perspectief.
- mens
- oorzaak van schoonheid, I, 240; vrije wil, I, 230; ladder van geluk, I, 310;
duizeligheid na draaien, I, 268; z.o. gewoonte, lichaam.
- Mersenne
- snaar, III, 98v (n), 161v; brieven, IV, 133v-.
- meteorologie
- waarnemen, I, 15n, 20n, 30n, 58n, 59n, 60n, 62n, II, 24, 155, 168, 228v, 362,
III, 85v (torentje), 265
z.o. dauw, mist, rijp, thermoscoop, wind.
- metronoom
- slinger die op en neer gaat, III, 183.
- microscoop
- enkelvoudig, II, 33, 298, III, 347; samengesteld, III, 442.
- mist
- effect, I, 144, III, 234.
- moleculen
- homogenea, III, 127v.
- molen
- rosmolen, te Rotterdam, II, 351-2, 354-5, 357-9, III, 13, 169-1, 271;
als perpetuum mobile, te Amsterdam, III, 20-2;
met verticale as, II, 325, 432-7, 442, 444-7, III, 90;
rosmolen te Dordrecht (draaiende vloer), III, 14-5; voor droogmaking, III, 89-0;
watermolen, III, 341, genoemd, II, 455.
- muziek
- musici corrigeren zich, I, 139; notenvoorbeeld, I, 12, 50, 190, II, 11;
snel leren, II, 14; voorschriften, II, 14-6;
monochord, I, 84, III, 37; luit, I, 246;
trompe (mondharp), II, 223;
Z.o. klavecimbel, orgel, snaar, toonladder, zang.
|